De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat landen de primaire verantwoordelijkheid hebben voor de veiligheid
van het eigen luchtruim, maar dat gebleken is dat op hun oordeel helaas niet altijd
vertrouwd kan worden;
constaterende dat luchtvaartmaatschappijen op hun beurt verantwoordelijk zijn voor
het bepalen van hun vliegroutes;
overwegende dat het wenselijk noch realistisch is dat aan bovengenoemde, internationaal
verankerde verantwoordelijkheidsverdeling getornd wordt;
overwegende dat tegelijkertijd van de overheid verwacht kan worden dat zij relevante
informatie over concrete risico's ten aanzien van de veiligheid van het luchtruim,
in het bijzonder voor vliegen boven conflictgebieden, met luchtvaartmaatschappijen
deelt;
overwegende dat de informatiedeling met andere personen of instanties, zoals luchtvaartmaatschappijen,
reeds geregeld is in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;
overwegende dat het van belang is dat op basis van dit wettelijk kader de informatievergaring,
-analyse en -uitwisseling tussen overheid en luchtvaartmaatschappijen, in lijn met
de OVV-aanbevelingen, structureel verankerd worden;
verzoekt de regering om, de afspraken met de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen
over de uitvoering van de geïntensiveerde informatiedeling inzake de veiligheid van
het luchtruim en het vliegen boven conflictgebieden verder te concretiseren en formeel
vast te leggen in een convenant,
en gaat over tot de orde van de dag.
Servaes
Ten Broeke
Sjoerdsma
Grashoff
Van Bommel
Voordewind