24 787
Nieuwe regeling inzake de sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening)

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 april 1997

Inleiding

Een gedeelte van mijn brief aan u d.d. 4 april 1997 over de nieuwe regeling inzake sociale werkvoorziening (wetsvoorstel 24 787) is weggevallen. Hiervoor bied ik u mijn excuses aan. Hierbij ontvangt u alsnog het ontbrekende gedeelte, ter toelichting op de derde nota van wijziging (24 787, nr. 18). Deze derde nota van wijziging biedt de twee provinciaal opererende dienstencentra die aparte bestuurlijke eenheden vormen de gelegenheid om, via een overgangsmaatregel, op de nWsw in te spelen.

2. De toekomst van de hoofdarbeiderscentra

De nieuwe Wet sociale werkvoorziening benoemt «de gemeente» als de instantie die de wet uitvoert en die de rijkssubsidie ontvangt. Daarin verschilt het voorstel niet van de huidige wet. In toelichting op het wetsvoorstel is aangegeven dat het de bedoeling is de afzonderlijke gemeenten op de uitvoering van de wet aan te spreken tenzij deze hun taken integraal hebben overgedragen aan een gemeenschappelijke regeling of aan een andere gemeente.

Op dit punt gaat het wetsvoorstel in twee regio's in tegen de huidige praktijk. Zowel in Groningen als in Zeeland participeren gemeenten voor een deel van de uitvoering van de WSW in een afzonderlijke bestuurlijke eenheid die een administratief centrum beheert en detacheringen verzorgt (Administratief Dienstencentrum Zeeland en de Zodiakgroep).

Deze situatie wordt al langere tijd als onwenselijk gezien omdat het de gemeenten de mogelijkheid biedt financiële risico's op de rijksoverheid af te wentelen. Verschillende malen is verzocht om de toekenning van een hoger budget omdat de ene BE waarin een gemeente participeert slecht draait, terwijl het administratief centrum waarin die gemeente ook participeert, en dat meer productieve werknemers in dienst heeft, tegelijkertijd een positief resultaat heeft dat bij de toekenning van extra subsidie niet kan worden verdisconteerd.

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe wet zal aan de gemeenten worden gevraagd op welke wijze zij in de toekomst de Wsw wensen uit te voeren: als afzonderlijke gemeente of als onderdeel van een werkvoorzieningschap dat de taken van de gemeente integraal overneemt. Voor gemeenten in Groningen en Zeeland betekent dit dat zij een keuze moeten maken: de provinciale bestuurlijke eenheid wordt samengevoegd met één of meer andere bestuurlijke eenheden die integraal de wet voor de betrokken gemeenten uitvoeren óf de gemeenten, c.q. bestuurlijke eenheden, kopen een deel van hun plaatsen in bij het provinciaal opererende administratieve centrum. In het laatste geval wordt de «provinciale» bestuurlijke eenheid omgezet in een pure uitvoeringsorganisatie die niet door het rijk maar door de gemeenten zelf wordt bekostigd en die wordt gemandateerd om namens de gemeente werknemers in het kader van de Wsw in dienst te nemen.

Het is de bedoeling direct na de aanvaarding van de nWsw door de Tweede Kamer met de betrokken bestuurlijke eenheden en gemeentebesturen in overleg te treden over de wijze waarop de noodzakelijke aanpassingen zullen worden verwezenlijkt. Via een specifieke overgangsmaatregel in de wet kan de mogelijkheid worden geboden om de provinciaal opererende bestuurlijke eenheden nog een zekere tijd te laten voortbestaan. Deze bestuurlijke eenheden kunnen dan de rijkssubsidie blijven ontvangen voor de huidige werknemers.

In de nota van wijziging is verder een wijziging opgenomen van artikel 14, derde lid, van het wetsvoorstel. Hiermee wordt de tekst van het wetsvoorstel op het punt van de informatievoorziening nader afgestemd op de tekst van het wetsvoorstel Wet inschakeling werkzoekenden (25 122).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven