Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24787 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24787 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende nieuwe regeling inzake de sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen inzake de sociale werkvoorziening, onder meer inzake de doelgroep, de indicatiestelling, voorzieningen voor begeleid werken, de rechtspositie van de werknemers en de bekostiging;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. doelgroep: personen, die nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn;
b. beperkingscategorie: een groep van tot de doelgroep behorende personen, ten aanzien van wie een gelijke mate van beperking als bedoeld in onderdeel a van toepassing is;
c. dienst: de Dienst indicatie sociale werkvoorziening, bedoeld in artikel 11;
d. directeur: de directeur van de dienst;
e. dienstbetrekking: een dienstbetrekking met de gemeente als bedoeld in hoofdstuk 2;
f. werknemer: degene die een dienstbetrekking heeft;
g. uitvoeringsinstantie: de rechtspersoon die krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen is belast met de uitvoering van de sociale verzekeringswetten;
h. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. Indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet in de plaats van de betrokken gemeentebesturen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de bepaling van de doelgroep en de beperkingscategorieën.
HOOFDSTUK 2. DE GEMEENTELIJKE SOCIALE WERKVOORZIENING
1. De gemeente draagt er zorg voor dat zij aan zoveel mogelijk ingezetenen, die blijkens een indicatiebeschikking van de directeur tot de doelgroep behoren, een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aanbiedt voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden. Deze dienstbetrekking is een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1637a van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek.
2. Op de arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalingen van Titel 7A van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
3. Het gemeentebestuur kan een rechtspersoon aanwijzen die overeenkomstig de aanwijzing wordt ingeschakeld bij de uitvoering van deze wet. Het gemeentebestuur regelt in het aanwijzingsbesluit de inhoud van de rechtsbetrekking tussen de gemeente en de betrokken rechtspersoon.
4. Bij ministeriële regeling kunnen, met het oog op een goede verdeling van de beschikbare dienstbetrekkingen over de ingezetenen die tot de doelgroep behoren, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de volgorde van aanbieding van een dienstbetrekking.
1. De arbeid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gericht op het behouden dan wel het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer mede met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.
2. Bij de aanpassing van de omstandigheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt rekening gehouden met het advies ter zake dat in de indicatiebeschikking is opgenomen.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de aanpassing van de omstandigheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
1. De gemeente, de uitvoeringsinstanties en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie werken samen om de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van de werknemers van wie de verwachting bestaat dat zij in staat zullen zijn om binnen een jaar arbeid te verrichten onder normale omstandigheden en bij de toepassing van artikel 7.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van het eerste lid.
De gemeente bedingt voor de door de werknemer verrichte arbeid dan wel voor ten gevolge van zijn arbeid geleverde goederen of diensten een vergoeding, die de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord mag beïnvloeden.
1. De werknemer is verplicht mee te werken aan het behoud dan wel het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid en aan het verkrijgen van arbeid onder normale omstandigheden, voor zover hij daartoe in staat wordt geacht.
2. Onverminderd de bepalingen van Titel 7A van boek 7a van het Burgerlijk Wetboek, wordt de dienstbetrekking opgezegd, indien:
a. de werknemer niet meewerkt aan een herindicatie door de directeur overeenkomstig de daaromtrent bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels;
b. de werknemer blijkens een onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking van de directeur niet langer tot de doelgroep behoort, en wel zodra voor hem een alternatieve opvangmogelijkheid feitelijk beschikbaar is dan wel zodra hij een aanbod tot passende arbeid onder normale omstandigheden heeft geweigerd;
c. de werknemer niet voldoet aan het eerste lid.
3. Voordat de gemeente de dienstbetrekking opzegt wegens een andere reden dan genoemd in de onderdelen a en b van het tweede lid, vindt een herindicatie van de betrokken werknemer door de directeur plaats.
HOOFDSTUK 3. SUBSIDIEVERSTREKKING DOOR DE GEMEENTE
1. De gemeente kan een subsidie verstrekken aan een werkgever, die met een ingezetene die blijkens een indicatiebeschikking van de directeur tot de doelgroep behoort, een arbeidsovereenkomst sluit, indien
a. in de indicatiebeschikking is aangegeven, dat die ingezetene in aanmerking komt voor toepassing van dit hoofdstuk; en
b. die ingezetene op zijn werkplek wordt begeleid door personen, die zijn verbonden aan een rechtspersoon die tot doel heeft deze begeleiding te verrichten.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
HOOFDSTUK 4. SUBSIDIE AAN DE GEMEENTE
1. Het Rijk verstrekt aan de gemeente overeenkomstig dit hoofdstuk een subsidie voor de uitvoering van de hoofdstukken 2 en 3.
2. Onze Minister verleent vóór 1 oktober van ieder jaar de subsidie, waarop elke gemeente over het daaropvolgende jaar recht heeft.
3. De hoogte van de subsidie wordt, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, bepaald aan de hand van
a. een door Onze Minister voor elke gemeente vast te stellen aantal dienstbetrekkingen op basis van een volledige werkweek, onderscheiden naar beperkingscategorie, dan wel arbeidsovereenkomsten op grond van artikel 7, rekening houdend met het aantal ingezetenen die blijkens een indicatie van de directeur tot de onderscheiden beperkingscategorieën binnen de doelgroep behoren;
b. een door Onze Minister jaarlijks vast te stellen bedrag per arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 en per dienstbetrekking als bedoeld in onderdeel a, dat voor elke beperkingscategorie verschillend kan worden vastgesteld, rekening houdend met de verwachte loonkostenontwikkelingen, uitvoeringskosten en opbrengsten voortvloeiend uit de dienstbetrekkingen;
c. de aan de gemeente verleende subsidie over het voorafgaande jaar.
4. Voor subsidie komen in aanmerking de dienstbetrekkingen, die voldoen aan de vereisten, dat:
a. aan de werknemer gedurende de eerste twee jaar na het aanvaarden van zijn dienstbetrekking niet meer loon wordt betaald dan het bedrag dat, gezien de overeengekomen arbeidsduur, in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor hem als minimumloon geldt;
b. de wekelijkse arbeidsduur van de werknemer, met wie een dienstbetrekking wordt aangegaan na de datum van inwerkingtreding van deze wet niet meer dan 32 uur bedraagt, tenzij een langere arbeidsduur gerechtvaardigd is op grond van bij de werknemer gelegen factoren.
5. Onze Minister kan de hoogte van de subsidie wijzigen voor zover dat verband houdt met een na de datum van de subsidieverlening getroffen maatregel op het terrein van de arbeidsvoorwaarden, de sociale zekerheid of de belastingen, die voor alle gemeenten gelijk werkt.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze van betaling van de subsidie.
1. Na afloop van het jaar stelt Onze Minister de subsidie vast. De vastgestelde subsidie wijkt af van de verleende subsidie, voor zover:
a. de som van de produkten van het, op basis van een volledige werkweek berekende, aantal in dat jaar gerealiseerde arbeidsjaren uit dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 in elke beperkingscategorie en het bij die beperkingscategorie behorende bedrag als bedoeld in artikel 8, derde lid, minder bedraagt dan de verleende subsidie;
b. dienstbetrekkingen niet voldoen aan de vereisten van artikel 8, vierde lid;
c. de dienstbetrekking met een werknemer, nadat de directeur heeft vastgesteld dat hij niet langer tot de doelgroep behoort, in strijd met artikel 6, tweede lid, onderdeel b, langer wordt voortgezet dan de voor hem geldende opzegtermijn;
d. het gemeentebestuur of de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon niet handelt in overeenstemming met de bij of krachtens deze wet gestelde regels, met uitzondering van de artikelen 2, eerste en derde lid, en 5;
e. de subsidie in het jaar na het jaar waarin hij is verleend anders is bestemd dan voor de uitvoering van deze wet of voor de inschakeling van werkzoekenden in het arbeidsproces of binnen een redelijke termijn niet overeenkomstig die bestemming feitelijk is besteed.
2. Verlies van ingezetenschap in de gemeente heeft geen invloed op de toepassing van onderdeel a van het eerste lid, zolang de dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 7, voortduurt.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de subsidievaststelling en de gevolgen daarvan voor de subsidieverlening voor de komende jaren.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een subsidie van het Rijk aan de gemeenten in verband met:
a. subsidieverstrekking door de gemeente aan personen die, in onmiddellijke aansluiting op een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2, gedurende tenminste een jaar een arbeidsovereenkomst hebben voor het verrichten van arbeid onder normale omstandigheden;
b. de inkoop door de gemeente van diensten in het kader van arbeidsbemiddeling ten behoeve van de werknemers.
HOOFDSTUK 5. DE INDICATIE EN DE DIENST INDICATIE SOCIALE WERKVOORZIENING
1. Er is een Dienst indicatie sociale werkvoorziening, die ressorteert onder Onze Minister.
2. Aan het hoofd van de dienst staat een directeur.
3. De dienst heeft tot taak het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de indicatie als bedoeld in artikel 12.
1. De directeur stelt van personen, die voor indicatie zijn aangemeld dan wel die zich daartoe hebben aangemeld, gehoord de commissie, bedoeld in artikel 13, bij beschikking vast:
a. of deze behoren tot de doelgroep;
b. nadat is vastgesteld dat een persoon tot de doelgroep behoort, de indeling van de persoon in één van de beperkingscategorieën, die bepaald worden door de zwaarte van de aanpassing van de omstandigheden en de produktiviteit;
c. welke aanpassing van omstandigheden nodig is bij het verrichten van arbeid door de betrokkene;
d. of de betrokkene in aanmerking komt voor toepassing van hoofdstuk 3;
2. De directeur verricht periodiek en op verzoek opnieuw indicatie van personen overeenkomstig de krachtens artikel 6, tweede lid, onderdeel a, gestelde regels, gehoord de commissie, bedoeld in artikel 13.
3. Indicatie vindt slechts plaats met betrekking tot personen die als werkzoekende staan ingeschreven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, dan wel personen, die reeds een dienstbetrekking hebben en die door de gemeente voor herindicatie worden voorgedragen.
4. De dienst beheert een lijst per gemeente van ingezetenen die tot de doelgroep behoren.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de krachtens deze wet aan de dienst opgedragen taken en de wijze van uitoefening daarvan.
1. Het gemeentebestuur stelt een commissie in die de directeur adviseert omtrent de indicatiebeschikking, bedoeld in artikel 12, eerste lid en de herindicatie, bedoeld in artikel 12, tweede lid.
2. In de commissie hebben in elk geval zitting een arbeidskundige, een arbeidsmarktdeskundige, een arts en een psycholoog. Ambtenaren in dienst van de gemeente dan wel personen in dienst van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, derde lid, maken geen deel uit van de commissie.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de deskundigheid van de leden van de commissie en met betrekking tot de onverenigbaarheid van andere functies met het lidmaatschap van de commissie.
HOOFDSTUK 6. TOEZICHT EN INFORMATIE
1. Onze Minister is belast met het toezicht op de uitvoering van deze wet door de gemeente.
2. Het gemeentebestuur en de krachtens artikel , derde lid, aangewezen rechtspersoon verstrekken desgevraagd aan Onze Minister kosteloos alle inlichtingen die hij voor de informatievoorziening, de beleidsvorming of de uitoefening van het toezicht nodig heeft, waaronder een verklaring van de accountants, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet. Zij verstrekken hem inzage in de administratie.
3. De administratie moet zodanig worden ingericht en gevoerd, dat alle van belang zijnde vastleggingen en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings-, uitvoerings-, controle- en verantwoordingsproces zichtbaar en controleerbaar zijn vastgelegd.
4. Bij ministeriële regeling kunnen voor de toepassing van dit artikel regels worden gesteld.
1. De commissie, bedoeld in artikel 13, verstrekt desgevraagd aan de dienst kosteloos de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.
2. De commissie, bedoeld in artikel 13, verstrekt desgevraagd aan Onze Minister kosteloos alle inlichtingen, die hij voor de informatievoorziening, de beleidsvorming en de uitoefening van toezicht nodig heeft.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel.
1. Andere gemeentebesturen, de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersonen, de dienst, de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de uitvoeringsinstanties zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek, kosteloos, aan het gemeentebestuur en de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon alle gegevens en inlichtingen te verstrekken, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.
2. De dienst, het gemeentebestuur, en de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek uit de administratie aangelegd voor de uitvoering van deze wet kosteloos aan bestuursorganen de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de bij of krachtens wet aan deze bestuursorganen opgedragen taken.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de toepassing van het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld.
4. Een ieder verstrekt desgevraagd aan het gemeentebestuur, de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon, de commissie, bedoeld in artikel 13, en de dienst kosteloos alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet ten opzichte van hemzelf, hem in wiens dienst dan wel ten behoeve van wie hij werkt of gewerkt heeft of hem die in zijn dienst dan wel te zijnen behoeve werkt of gewerkt heeft.
5. Het gemeentebestuur, de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon, de commissie, bedoeld in artikel 13, en de dienst kunnen het sociaal-fiscaal nummer, bedoeld in artikel 47b, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, opnemen in een persoonsregistratie aangelegd voor de uitvoering van deze wet en daarvan gebruik maken, indien dat nodig is voor de uitvoering van deze wet of voor de uitvoering van andere wetten, waarbij gebruik wordt gemaakt van dat sociaal-fiscaal nummer.
HOOFDSTUK 7. OVERGANGSBEPALINGEN
1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet worden de dienstbetrekkingen, die op de dag voorafgaande aan die datum bestaan krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum en die na die datum voortbestaan, aangemerkt als dienstbetrekking in de zin van deze wet.
2. De rechten en verplichtingen, voortvloeiend uit een tot die datum bestaande dienstbetrekking, blijven in stand totdat met de werknemer anders wordt overeengekomen dan wel met betrekking tot die dienstbetrekking een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing wordt.
3. Tot de rechten en verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, behoren ook die betreffende de aanspraken op pensioen, uitkeringen in verband met aanvullende oudedagsvoorziening en uitkeringen in verband met vrijwillig vervroegde uittreding, vastgesteld door de stichtingen bedoeld in artikel 30a van de Wet Sociale Werkvoorziening, zoals deze luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet; het ten aanzien van die stichtingen bepaalde, met uitzondering van de artikelen 30b, onderdeel d, en 30c, onderdeel b, blijft na de datum van inwerkingtreding van deze wet eveneens van toepassing, zolang de in dit lid geregelde aanspraken van de werknemers niet bij collectieve arbeidsovereenkomst zijn geregeld.
4. Van rechtsvorderingen met betrekking tot de toepassing van dit artikel neemt de kantonrechter kennis.
5. De gemeente verschaft aan de werknemers informatie omtrent de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden die voor hen gelden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Het recht zoals dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet gold blijft van toepassing ten aanzien van:
a. de vergoeding van het Rijk aan de gemeenten over tijdvakken voorafgaande aan die datum alsmede ten aanzien van de uitvoering over die tijdvakken door de stichtingen, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum;
b. de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen een besluit dat is genomen op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum en dat voor die datum is bekendgemaakt;
c. de behandeling van bezwaar of beroep dat voor die datum is gemaakt onderscheidenlijk ingesteld tegen een besluit op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum.
Voor de eerste toepassing van artikel wordt, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, rekening gehouden met het aantal dienstbetrekkingen, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet bestaan krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum.
Personen, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet een dienstbetrekking hebben krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum, behoeven, zolang de dienstbetrekking voortduurt, niet overeenkomstig hoofdstuk 2 te worden geïndiceerd; artikel 6, derde lid, is echter wel van toepassing.
Uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet dienen voor ondernemingen waarvoor organen van overleg, ingesteld krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum, functioneren, ondernemingsraden ten behoeve van werknemers in de zin van deze wet te zijn ingesteld. De bestaande organen van overleg houden op te bestaan op de datum waarop de ondernemer een ondernemingsraad ten behoeve van werknemers in de zin van deze wet heeft ingesteld voor het organisatieonderdeel waarvoor het orgaan van overleg is ingesteld of mede voor dat organisatieonderdeel, doch uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Met ingang van 1 januari 1997 is tot de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 4 en hoofdstuk 6 van deze wet hoofdstuk VIII van de Wet Sociale Werkvoorziening van toepassing, zoals dit hoofdstuk luidde tot en met 31 december 1996, met dien verstande, dat artikel 41, tweede lid, van die wet voor het jaar 1997 geldt en dat voor de toepassing van artikel 41, derde lid, een percentage van 95% van de vergoeding over het jaar 1996 geldt.
HOOFDSTUK 8. WIJZIGING IN ANDERE WETTEN
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 33, derde lid, wordt «loon ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en te harer uitvoering genomen besluiten» vervangen door: loon ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
In artikel 41, vijfde lid, wordt na «wet» de komma vervangen door een punt en vervalt de zinsnede «dan wel van loon of uitkering in verband met vrijwillig vervroegde uittreding in gevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en de te harer uitvoering genomen besluiten.»
In artikel 41, zesde lid, vervalt de zinsnede «dan wel loon of uitkering in verband met vrijwillig vervroegde uittreding ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en de te harer uitvoering genomen besluiten,».
De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 113, tweede lid, laatste volzin wordt «arbeid in een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
De Algemene militaire pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel V 4, zevende lid, wordt «loon ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en de ter harer uitvoering genomen besluiten» vervangen door: loon ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8a, tweede lid, laatste zin, artikel 53a, tweede lid, laatste zin, en artikel 133a, tweede lid, laatste zin, wordt «arbeid in een dienstbetrekking krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
De Beroepswet wordt als volgt gewijzigd:
In de bijlage wordt onder C «10. Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: 10. Wet sociale werkvoorziening.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 35, tweede lid, laatste volzin, wordt «arbeid in een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 35, tweede lid, laatste volzin, wordt «arbeid in een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
De Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel d, onder 4, wordt «Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: Wet sociale werkvoorziening.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3, eerste lid, onderdeel e vervalt.
In artikel 7, onder 1, vervalt «e.: degene, op wie de verplichting rust het loon te betalen;».
De Wet op het ouderschapsverlof wordt als volgt gewijzigd:
In artikel II, eerste lid, vervalt de zinsnede «dan wel ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening (Stb. 1967, 687)».
De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, vierde lid, vervalt «e,».
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4, eerste lid, onderdeel e, vervalt.
In artikel 10, onder 1* vervalt «e: degene op wie de verplichting rust het loon te betalen;».
In artikel 29, tweede lid, onderdeel a vervalt «, met uitzondering van artikel 4, eerst lid, onderdeel e,».
Artikel 29b, vierde lid, komt te luiden:
4. Dit artikel is niet van toepassing wanneer de werknemer jegens de werkgever bij ongeschiktheid tot werken wegens ziekte geen aanspraak op betaling van loon kan maken.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4, eerste lid, onderdeel e vervalt.
In artikel 10, onderdeel a vervalt «e: degene op wie de verplichting rust het loon te betalen;».
In artikel 24, derde lid, wordt «arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e» vervangen door: arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
In artikel 85, derde lid, wordt «loon uit een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: loon ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
In artikel 85, zesde lid wordt «een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening» vervangen door: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
De Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4, eerste lid, onder e vervalt.
In artikel 9, onder 1* vervalt «e: degene, op wie de verplichting rust het loon te betalen;».
In artikel 44, derde lid, wordt «loon ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en de te haar uitvoering genomen besluiten,» vervangen door: loon ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.
In artikel 50, vijfde lid, wordt na «wet» de komma vervangen door een punt en vervalt de zinsnede «dan wel van loon of uitkering in verband met vrijwillig vervroegde uittreding ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en de te harer uitvoering genomen besluiten».
In artikel 50, zesde lid, vervalt de zinsnede «dan wel loon of uitkering in verband met vrijwillig vervroegde uittreding ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en de te harer uitvoering genomen besluiten,».
De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 13, derde lid, onderdeel e vervallen de zinsneden «, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onderdeel a van de Wet Sociale Werkvoorziening,» en «, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, van die wet».
De Wet uitkering vrijwillig vervroegd uittreden wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, derde lid, vervalt «(Stb. 1967, 687)».
Aan artikel 2, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt onder vervanging van de punt door een komma de zinsnede toegevoegd: met uitzondering van de dienstbetrekking, bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening.
Aan artikel 2 van de Wet op de loonvorming wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid is deze wet van toepassing op de dienstbetrekking, bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening.
Aan artikel 134 van de Ambtenarenwet wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Het tweede lid is niet van toepassing op de dienstbetrekking, bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 oktober 1993 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken 23 438) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in artikel 2, eerste lid, de zinsnede «artikel 1637a van Boek 7a» vervangen door: artikel 610, eerste lid, van Boek 7 en wordt in artikel 2, tweede lid en in artikel 6, tweede lid, de zinsnede «Titel 7A van boek 7a» telkens vervangen door: titel 10 van boek 7.
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag van de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze wet.
De Wet Sociale Werkvoorziening wordt ingetrokken.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet sociale werkvoorziening.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24787-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.