24 724 Studiefinanciering

Nr. 163 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 februari 2017

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 21 november 2016 over mogelijk oneigenlijk gebruik van studiefinanciering in het mbo (Kamerstuk 24 724, nr. 161).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 december 2016 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 2 februari 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderzoek dat is gedaan naar het oneigenlijk gebruik van studiefinanciering in het mbo1. De leden hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.

De belangrijkste conclusie uit de onderzoeken is dat de voornaamste redenen om nooit of bijna nooit les te volgen, niet te relateren zijn aan oneigenlijk gebruik van studiefinanciering. De leden zijn opgelucht dat het een kleine groep betreft, maar zijn het wel eens dat elk geval er echter één te veel is. De voornoemde leden waarderen de inspanning van de Minister om verzuim tegen te gaan en de oplossingen die daarvoor zijn aangedragen. Als het verzuimbeleid niet tot het gewenste resultaat leidt en een student mbo niveau 1–2 gedurende een aaneengesloten periode van acht weken heeft verzuimd, zal na melding bij DUO2 de studiefinanciering worden stopgezet. De leden vragen ook of het stopzetten van de studenten-ov-kaart tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Daarnaast willen de eerder genoemde leden ook graag weten wat gedaan wordt tegen calculerende studenten die bijvoorbeeld acht weken lang, elke week één dag wel naar school komen om zo alsnog studiefinanciering te krijgen. Graag ontvangen zij een nadere toelichting hierop.

Uit het onderzoek van ResearchNed blijkt dat redenen voor verzuim onder andere een gebrek aan motivatie en een moeilijke thuissituatie zijn. De leden zouden graag van de Minister willen horen in hoeverre leerlingen hierin worden begeleid. Is deze begeleiding afdoende, zodat zij zich op hun gemak voelen?

Het onderzoek van ResearchNed is gebaseerd op de aanname dat oneigenlijk gebruik van studiefinanciering samengaat met veel verzuim. Het is mogelijk dat studenten alsnog aanwezig zijn op school, maar deze groep is niet meegenomen in het onderzoek. Heeft de Minister in andere onderzoeken wel rekening gehouden met deze groep? Graag ontvangen zij een verdere uitleg.

In het onderzoek van ResearchNed geeft 61% van de ondervraagde studenten aan dat er sprake is van calculerend gedrag in de zin dat studenten verschijnen om zich als aanwezig te laten registreren en vervolgens weer verdwijnen. De leden betreuren dat dit mogelijk is en zouden graag van de Minister willen weten hoe dit kan worden tegengegaan.

De leden van deze fractie begrijpen dat het moeilijk is om exacte aantallen en redenen te krijgen naar het oneigenlijk gebruik van studiefinanciering. Het onderzoek van ResearchNed benadrukt ook dat de resultaten als een indicatie moeten worden beschouwd. Het is dus van belang dat scholen een streng verzuimbeleid voeren en dit in goed overleg met RMC’s3 doen. De leden gaan er vanuit dat de Minister en de Inspectie van het Onderwijs er streng op toezien dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief en het bijbehorende onderzoek over signalen van mogelijk oneigenlijk gebruik van studiefinanciering in het mbo.

Allereerst zijn de leden tevreden dat uit het onderzoek blijkt dat de voornaamste redenen van mbo’ers die bijna of nooit lessen volgen, niet te relateren zijn aan oneigenlijk gebruik van studiefinanciering en dat het een zeer kleine groep mbo’ers betreft die gedurende een schooljaar meerdere keren van opleiding switcht en vervolgens zonder diploma uitstroomt.

Kan het kabinet toelichten op welke wijze zij de verzuimaanpak van de 18+ leeftijdsgroep door RMC-regio’s en instellingen verder wil gaan verbreden en op welke wijze zij, naast het verspreiden van goede voorbeelden door de accountmanagers van het ministerie, instellingen kan bijstaan in het verlagen van voortijdig schoolverlaters van 18 jaar en ouder?

De leden lezen dat het om 0,04%4 (178 mbo’ers) van het totaal aantal studenten in het mbo gaat die switchen en zonder diploma uitgestroomd zijn. Gezien de kleine omvang van deze groep vragen de leden of het niet mogelijk was en is om een gerichter onderzoek uit te voeren en zodoende te achterhalen wat de echte reden van het switchen en uitval van deze 178 voormalige mbo’ers is. Tegelijk zijn de leden van mening dat het onderzoek belangrijke signalen afgeeft. De leden vinden het zorgwekkend dat uit het onderzoek blijkt dat 96% van de respondenten aangeeft dat onder andere een moeilijke thuissituatie een grote rol speelt bij de verklaring van veelvuldig verzuim. De leden vragen het kabinet op welke wijze de instellingen nog scherper kunnen letten op de beweegredenen van uitval en hierop passende ondersteuning kunnen aanbieden.

II Reactie van de Minister

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dankt de leden van de fracties van de VVD en PvdA voor hun inbreng.

De leden van de VVD-fractie waarderen de inspanning om verzuim tegen te gaan en de oplossingen die daarvoor zijn aangedragen. De leden vragen ook of het stopzetten van de studenten-ov-kaart tot de mogelijkheden zou kunnen behoren als sprake is van verzuim gedurende een aaneengesloten periode van acht weken.

Het reisproduct is onderdeel van de studiefinanciering. Wanneer de studiefinanciering wordt stopgezet, vervalt tegelijkertijd ook het recht op dit product en het reizen met het studentenreisproduct.

Daarnaast willen de eerder genoemde leden ook graag weten wat gedaan wordt tegen calculerende studenten die bijvoorbeeld acht weken lang, elke week één dag wel naar school komen om zo alsnog studiefinanciering te krijgen.

Dit soort calculerend gedrag is zeer onwenselijk en wordt door goede verzuimregistratie onmogelijk gemaakt. Door de instellingen wordt het verzuim van studenten dagelijks bijgehouden. Wanneer uit de registratie naar voren komt dat de mbo 1–2 student, slechts één dag per week aanwezig is geweest, wordt met hem of haar contact opgenomen door de studieloopbaanbegeleider, verzuimcoördinator of een andere medewerker van de onderwijsinstelling.

De leden van de VVD-fractie zouden graag willen horen in hoeverre leerlingen worden begeleid met een gebrek aan motivatie en een moeilijke thuissituatie. Is deze begeleiding afdoende, zodat zij zich op hun gemak voelen?

Mbo-instellingen hebben niet alleen de taak om goed en aantrekkelijk onderwijs te geven, maar ook om studenten die dat nodig hebben extra ondersteuning te bieden. Daarvoor hebben mbo-instellingen een ondersteuningsstructuur ingericht, waarmee ze studenten met verschillende problemen kunnen helpen. In het kader van de vsv-aanpak is deze ondersteuningsstructuur verder verstevigd, in samenwerking met de gemeente. Daardoor zijn er ook voorzieningen voor studenten met multi-problematiek, waaronder een moeilijke thuissituatie, opgezet. Mbo-instellingen werken daarnaast ook samen met gemeenten om studenten die zwaardere vormen van zorg en ondersteuning nodig hebben te helpen.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het onderzoek van ResearchNed gebaseerd is op de aanname dat oneigenlijk gebruik van studiefinanciering samengaat met veel verzuim. Het is mogelijk dat studenten alsnog aanwezig zijn op school, maar deze groep is niet meegenomen in het onderzoek. Voornoemde leden vragen of in andere onderzoeken wel rekening is gehouden met deze groep?

Veelvuldig verzuim beschouw ik als een belangrijke indicatie voor mogelijk oneigenlijk gebruik van studiefinanciering. In hoeverre een student actief participeert, is voor het recht op studiefinanciering weliswaar niet van belang (en voor DUO ook niet inzichtelijk), maar voor de mbo-instellingen en -docenten wel. Voor de groep studenten die wel aanwezig is, maar niet actief participeert is het van belang dat instellingen hen motiveren en waar nodig aanspreken op ongewenst gedrag.

De leden van de VVD-fractie constateren dat in het onderzoek van ResearchNed 61% van de ondervraagde studenten aangeeft dat er sprake is van calculerend gedrag in de zin dat studenten verschijnen om zich als aanwezig te laten registreren en vervolgens weer verdwijnen. De leden zouden graag willen weten hoe dit kan worden tegengegaan.

Van personen die nooit of bijna nooit de lessen volgen wordt aangegeven dat het in 61% van de gevallen gaat om calculerend gedrag. Daarnaast heeft deze groep in ongeveer de helft van de gevallen te maken met een moeilijke thuissituatie. Uit het onderzoek blijkt verder dat er in veel gevallen verzuimd wordt vanwege een diversiteit aan redenen (naast een moeilijke thuissituatie wordt ook het in aanraking komen met politie en justitie genoemd). Het mag niet zo zijn dat studenten alleen verschijnen om aan de aanwezigheidsplicht te voldoen. Mbo-instellingen moeten dit gedrag snel opmerken en deze studenten motiveren om werk te maken van hun studie. Zeker als blijkt dat andere problemen de reden zijn van dit gedrag, moet de school snel ingrijpen. Dat gebeurt enerzijds door persoonlijke aandacht voor deze studenten van leraren, mentoren en studieloopbaanbegeleiders. Maar daarnaast is een strikte verzuimaanpak minstens zo belangrijk. Door goed te weten wat er speelt in het leven van studenten en te zorgen dat ze aanwezig zijn op school kunnen mbo-instellingen dit gedrag tegengaan. Ik blijf onderwijsinstellingen en gemeenten verder in het kader van de vsv-aanpak stimuleren om sluitende afspraken over de verzuimaanpak te maken in de regio. De generieke vsv aanpak zou ertoe moeten leiden dat persoonlijke aandacht geboden wordt aan alle jongeren die dat nodig hebben.

Voorts wijzen voornoemde leden erop dat het onderzoek van ResearchNed benadrukt dat de resultaten als een indicatie moeten worden beschouwd. Het is dus van belang dat scholen een streng verzuimbeleid voeren en dit in goed overleg met RMC’s5 doen. De leden gaan er vanuit dat de Minister en de Inspectie van het Onderwijs er streng op toezien dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.

In reactie op de vraag van de leden van de VVD-fractie kan ik aangeven dat de Inspectie voor het Onderwijs erop toeziet dat onderwijsinstellingen het verzuimbeleid goed uitvoeren.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet kan toelichten op welke wijze zij de verzuimaanpak van de 18+ leeftijdsgroep door RMC-regio’s en instellingen verder wil gaan verbreden en op welke wijze zij, naast het verspreiden van goede voorbeelden door de accountmanagers van het ministerie, instellingen kan bijstaan in het verlagen van voortijdig schoolverlaters van 18 jaar en ouder?

De afgelopen jaren zijn diverse acties ondernomen om de verzuimaanpak van de leeftijdsgroep 18+ te verbeteren. In 2012 is met de MBO Raad en Ingrado een convenant ondertekend om de verzuimaanpak in het mbo te verbeteren. In 2014 is het project 18+ We missen je gestart. Deze initiatieven hebben ervoor gezorgd dat de verzuimregistratie van 18+ jongeren sterk is verbeterd en afspraken zijn gemaakt over de verzuimaanpak van deze jongeren. We zien de resultaten daarvan terug in de vsv-cijfers; de afgelopen twee jaar is het aantal vsv’ers van 18 jaar en ouder sterk gedaald. Zoals gezegd blijf ik regio’s hierbij ondersteunen door goede voorbeelden te verspreiden en daar waar de uitval onder 18+ jongeren nog hoog is het gesprek erover aan te gaan met instellingen en RMC-contactgemeente. Het is in het belang van de jongere om de regio de tijd en ruimte te geven om de afspraken die gemaakt zijn ook uit te voeren.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het om 0,04%6 (178 mbo’ers) van het totaal aantal studenten in het mbo gaat die switchen en zonder diploma uitgestroomd zijn. Gezien de kleine omvang van deze groep vragen de leden of het niet mogelijk was en is om een gerichter onderzoek uit te voeren en zodoende te achterhalen wat de echte reden van het switchen en uitval van deze 178 voormalige mbo’ers is.

In het licht van het doel van het onderzoek en gezien de grootte van de groep die switcht en uitstroomt zonder diploma heb ik geconcludeerd dat een nadere analyse naar de 0,04% niet noodzakelijk was. Het aantal studenten van 178 is bovendien niet meer dan een indicatie van mogelijk oneigenlijk gebruik. Daarnaast bleek een nadere analyse op naam- en toenaam om de echte reden van switch en uitval te achterhalen tegen juridische onmogelijkheden aan te lopen.

De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet op welke wijze de instellingen nog scherper kunnen letten op de beweegredenen van uitval en hierop passende ondersteuning kunnen aanbieden.

Mbo-instellingen hebben niet alleen de taak om goed en aantrekkelijk onderwijs te geven, maar ook om studenten die dat nodig hebben extra ondersteuning te bieden. Daarvoor hebben mbo-instellingen een ondersteuningsstructuur ingericht, waarmee ze studenten met verschillende problemen kunnen helpen. In het kader van de vsv-aanpak is deze ondersteuningsstructuur verder verstevigd, in samenwerking met de gemeente. Daardoor zijn er ook voorzieningen voor studenten met multi-problematiek, waaronder een moeilijke thuissituatie, opgezet. Mbo-instellingen werken daarnaast ook samen met gemeenten om studenten die zwaardere vormen van zorg en ondersteuning nodig hebben te helpen.


X Noot
1

mbo: middelbaar beroepsonderwijs

X Noot
2

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs

X Noot
3

RMC: Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

X Noot
4

studenten, die 18 jaar of ouder zijn en binnen bol niveau 1 of 2 vallen, uitgestroomd zonder diploma in 2015/2015 of het schooljaar erna (zie bijlage 1: Kwantitatieve analyse DUO)

X Noot
5

RMC: Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

X Noot
6

studenten, die 18 jaar of ouder zijn en binnen bol niveau 1 of 2 vallen, uitgestroomd zonder diploma in 2015/2015 of het schooljaar erna (zie bijlage 1: Kwantitatieve analyse DUO)

Naar boven