24 615
Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek

nr. 59
DERDE NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID MIDDEL C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 55

Ontvangen 26 augustus 1997

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel B, wordt «35 personen werkzaam zijn» vervangen door: 50 personen werkzaam zijn.

II

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

A. In punt 1 wordt «een of meer ondernemingen» vervangen door «twee of meer ondernemingen» en wordt «35 personen» vervangen door «50 personen».

B. In punt 3 wordt «waarin tezamen in de regel ten minste 35 personen werkzaam zijn» vervangen door: waarin tezamen in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn.

III

Artikel I, onderdeel T, komt te luiden:

T

Artikel 35a vervalt

IV

Artikel I, onderdeel U, punt 1, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «waarin in de regel ten minste 10 personen werkzaam zijn, maar minder dan 35 personen meer dan een derde van de normale arbeidstijd werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld» vervangen door: waarin in de regel ten minste 10 personen maar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging is ingesteld.

V

Artikel I, onderdeel V, komt te luiden:

In hoofdstuk V worden na artikel 35b twee nieuwe artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 35c

1. De ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel ten minste 10 personen maar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld, kan een personeelsvertegenwoordiging instellen, bestaande uit ten minste drie personen die rechtstreeks gekozen zijn bij geheime schriftelijke stemming door en uit in de onderneming werkzame personen.

2. Op verzoek van de meerderheid van de in de onderneming werkzame personen stelt de ondernemer de in het eerste lid bedoelde personeelsvertegenwoordiging in.

3. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, is artikel 5a, tweede lid, derde en vierde volzin, van overeenkomstige toepassing. De artikelen 7, 13, 17, 18, eerste en tweede lid, 21, 22, eerste lid, tweede lid, voor zover het betreft de kosten van het voeren van rechtsgedingen, en derde lid, 22a, 27, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een werktijdregeling, en onderdeel d, derde tot en met zesde lid, 31, eerste lid, 32, 35b, vierde en vijfde lid, behoudens de in dat lid bedoelde arbeidsomstandigheden, en 36 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. De ondernemer legt een voorgenomen besluit als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een werktijdregeling, en onderdeel d, schriftelijk aan de personeelsvertegenwoordiging voor. Hij verstrekt daarbij een overzicht van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben. De personeelsvertegenwoordiging beslist niet dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste éénmaal met de ondernemer overleg is gepleegd. Na het overleg deelt de personeelsvertegenwoordiging zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed zijn beslissing aan de ondernemer mee. Na de beslissing van de personeelsvertegenwoordiging deelt de ondernemer zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de personeelsvertegenwoordiging mee welk besluit hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij dat besluit zal uitvoeren.

5. De personeelsvertegenwoordiging kan met toestemming van de ondernemer commissies instellen of deskundigen uitnodigen. Ten aanzien van het uitnodigen van deskundigen is toestemming niet vereist, wanneer de deskundige geen kosten in rekening brengt of wanneer de kosten door de personeelsvertegenwoordiging bestreden worden uit een bedrag als bedoeld in artikel 22, derde lid. Heeft de ondernemer toestemming gegeven voor het raadplegen van een deskundige, dan komen de kosten daarvan te zijnen laste.

6. Inlichtingen en gegevens bestemd voor de personeelsvertegenwoordiging, die volgens artikel 31, eerste lid, schriftelijk moeten worden verstrekt, mogen door de ondernemer ook mondeling worden verstrekt.

Artikel 35d

1. De ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld, kan een personeelsvertegenwoordiging, als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, instellen.

2. De artikelen 5a, tweede lid, derde en vierde volzin, 7, 13, 17, 18, eerste en tweede lid, 21, 22, eerste lid, tweede lid, voor zover het betreft de kosten van het voeren van rechtsgedingen, en derde lid, 22a, 27, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een werktijdregeling, derde tot en met zesde lid, 31, eerste lid, 32 en 36 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Artikel 35c, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, en het vijfde en zesde lid zijn van toepassing.

VI

In artikel VI wordt «artikel 35c van de Wet op de ondernemingsraden» vervangen door: artikel 35c of 35d van de Wet op de ondernemingsraden.

VII

Na artikel VII wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL VIII

Ondernemingsraden die op grond van artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, zijn ingesteld in ondernemingen waar in de regel minder dan 50 personen werkzaam zijn, blijven bestaan tot het tijdstip waarop de lopende zittingsperiode van die raad afloopt, tenzij de ondernemer toepassing geeft aan artikel 5a, tweede lid, van die wet.

Toelichting

Onderdelen I t/m V

Deze onderdelen hebben betrekking op een wijziging in het regime van de instelling van een ondernemingsraad en de personeelsvergadering en de instelling en bevoegdheden van de personeelsvertegenwoordiging. Deze wijzigingen kunnen als volgt worden weergegeven.

Een ondernemingsraad wordt ingesteld vanaf 50 werkzame personen in de onderneming. Het zogenoemde 100-min regime in artikel 35a vervalt, hetgeen betekent dat op de nieuwe ondernemingsraad het volledige regime van de wet van toepassing is.

Een personeelsvergadering wordt ingesteld in ondernemingen waar in de regel ten minste 10 personen maar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld. De bevoegdheden die aan een personeelsvergadering zijn toebedeeld in artikel 35b zijn ongewijzigd gebleven.

De instelling van een personeelsvertegenwoordiging in ondernemingen waarin in de regel minder dan 50 personen werkzaam zijn is in beginsel voorbehouden aan de ondernemer. Echter in die ondernemingen waarin meer dan 10 maar minder dan 50 personen werkzaam zijn is de ondernemer verplicht een personeelsvertegenwoordiging in te stellen als de meerderheid van die personen daarom verzoekt. In deze categorie ondernemingen heeft de personeelsvertegenwoordiging instemmingsrecht omtrent werktijden en arbeidsomstandigheden. Bovendien heeft de personeelsvertegenwoordiging in dat geval de adviesmogelijkheden die aan een personeelsvergadering toekomen. Dit is gebeurd in verband met het feit dat daar waar een personeelsvertegenwoordiging is ingesteld de verplichting omtrent de instelling van een personeelsvergadering is komen te vervallen. In de ondernemingen met minder dan 10 personen heeft het instemmingsrecht van de personeelsvertegenwoordiging uitsluitend betrekking op werktijden. Overigens ontbreekt in dit geval de adviesbevoegdheid in het kader van de personeelsvergadering in verband met de ondergrens die geldt voor de instelling van de personeelsvergadering.

Onderdeel VI

Het overgangsrecht in artikel VI is in overeenstemming gebracht met de regeling van de personeelsvertegenwoordiging in twee artikelen.

Onderdeel VII

In het nieuwe artikel VIII van het wetsvoorstel wordt een overgangsrecht geregeld voor die ondernemingsraden die in ondernemingen waarin in de regel meer dan 35 personen, maar minder dan 50 personen werkzaam zijn, die op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wet op de ondernemingsraden verplicht zijn ingesteld. Deze ondernemingsraden blijven intact tot het moment waarop de zittingsduur van die raden is beëindigd. Het gaat bij dit overgangsrecht dus alleen om de op grond van artikel 2, tweede lid, verplicht ingestelde ondernemingsraden. Dat betekent dat de vrijwillig ingestelde ondernemingsraden in stand blijven. Dit laat natuurlijk onverlet, dat de ondernemer kan besluiten om na het beëindigen van de verplichte instelling van de bedoelde ondernemingsraden, deze vrijwillig in stand te houden.

Middel

Schimmel

Van Rooy

Naar boven