nr. 25
AMENDEMENT VAN DE LEDEN MIDDEL EN SCHIMMEL TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 241
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel O, punten 1 en 2, worden vervangen door:
1. De onderdelen a, b en c van het eerste lid vervallen.
2. In het eerste lid wordt een nieuw onderdeel a ingevoegd, luidende:
a. een regeling van arbeidsvoorwaarden;.
3. In het eerste lid worden de onderdelen d tot en met k geletterd b tot
en met i en worden na het nieuwe onderdeel i de onderdelen j tot en met l
toegevoegd, die luiden:
j. een regeling omtrent de registratie van, de omgang met en de bescherming
van de persoonsgegevens van de in de onderneming werkzame personen;
k. een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn
voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van
de in de onderneming werkzame personen;
l. een regeling inzake disciplinaire maatregelen.
II
In artikel I, onderdeel V, artikel 35c, wordt «27, eerste lid, onderdeel
b,» vervangen door: 27, eerste lid, onderdeel a, uitsluitend.
III
Artikel V, punt 2, wordt vervangen door:
2. Onderdeel B vervalt.
Toelichting
Vooral als gevolg van decentralisatie en differentiatie van de arbeidsvoorwaardenvorming,
worden steeds meer regelingen op dit gebied op het niveau van de afzonderlijke
onderneming getroffen. Op dat niveau ligt de regie nagenoeg geheel in handen
van de werkgever, die in zijn verhouding tot de individuele werknemer feitelijk
eenzijdig arbeidsvoorwaardenregelingen kan vaststellen. Tegen de achtergrond
van het feit dat er in ondernemingen van zekere omvang een ondernemingsraad
als vertegenwoordiger van het personeel fungeert, is het ongerijmd dat de
werkgever met voorbijgaan van dit orgaan eenzijdig arbeidsvoorwaardenregelingen
kan vaststellen. Toekenning van een instemmingsrecht aan de ondernemingsraad
met betrekking tot alle regelingen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden
past ook heel wel in het stramien van artikel 27.
Allerlei vanouds ingevolge dat artikel onder het instemmingsrecht vallende
regelingen zijn min of meer van arbeidsvoorwaardelijke aard. Voor zover arbeidsvoorwaarden
zijn geregeld in een voor de ondernemer geldende CAO, heeft de ondernemer
geen beleidsvrijheid en geen behoefte tot regeling. Het instemmingsrecht van
de ondernemingsraad komt in zoverre dus niet tot gelding. Het derde lid van
artikel 27 bevestigt slechts wat al besloten ligt in de binding van de ondernemer
aan de CAO. Een uitbreiding van bevoegdheden van de ondernemingsraad brengt
hierin geen verandering. Zij is slechts relevant waar CAO-binding ontbreekt.
Middel
Schimmel