24 615
Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek

nr. 24
AMENDEMENT VAN HET LID MIDDEL

Ontvangen 10 april 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel O, punten 1 en 2, worden vervangen door:

1. De onderdelen a, b en c van het eerste lid vervallen.

2. In het eerste lid wordt een nieuw onderdeel a ingevoegd, luidende:

a. een regeling van arbeidsvoorwaarden;.

3. In het eerste lid worden de onderdelen d tot en met k geletterd b tot en met i en worden na het nieuwe onderdeel i de onderdelen j tot en met l toegevoegd, die luiden:

j. een regeling omtrent de registratie van, de omgang met en de bescherming van de persoonsgegevens van de in de onderneming werkzame personen;

k. een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de in de onderneming werkzame personen;

l. een regeling inzake disciplinaire maatregelen.

II

In artikel I, onderdeel V, artikel 35c, wordt «27, eerste lid, onderdeel b,» vervangen door: 27, eerste lid, onderdeel a, uitsluitend.

III

Artikel V, punt 2, wordt vervangen door:

2. Onderdeel B vervalt.

Toelichting

Vooral als gevolg van decentralisatie en differentiatie van de arbeidsvoorwaardenvorming, worden steeds meer regelingen op dit gebied op het niveau van de afzonderlijke onderneming getroffen. Op dat niveau ligt de regie nagenoeg geheel in handen van de werkgever, die in zijn verhouding tot de individuele werknemer feitelijk eenzijdig arbeidsvoorwaardenregelingen kan vaststellen. Tegen de achtergrond van het feit dat er in ondernemingen van zekere omvang een ondernemingsraad als vertegenwoordiger van het personeel fungeert, is het ongerijmd dat de werkgever met voorbijgaan van dit orgaan eenzijdig arbeidsvoorwaardenregelingen kan vaststellen. Toekenning van een instemmingsrecht aan de ondernemingsraad met betrekking tot alle regelingen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden past ook heel wel in het stramien van artikel 27.

Allerlei vanouds ingevolge dat artikel onder het instemmingsrecht vallende regelingen zijn min of meer van arbeidsvoorwaardelijke aard. Voor zover arbeidsvoorwaarden zijn geregeld in een voor de ondernemer geldende CAO, heeft de ondernemer geen beleidsvrijheid en geen behoefte tot regeling. Het instemmingsrecht van de ondernemingsraad komt in zoverre dus niet tot gelding. Het derde lid van artikel 27 bevestigt slechts wat al besloten ligt in de binding van de ondernemer aan de CAO. Een uitbreiding van bevoegdheden van de ondernemingsraad brengt hierin geen verandering. Zij is slechts relevant waar CAO-binding ontbreekt.

Middel

Naar boven