nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID VAN ROOY
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
I
Na het eerste punt wordt een nieuw punt ingevoegd, luidende:
1. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2a. Op degenen die in het kader van werkzaamheden van een onderneming
daarin werkzaam zijn krachtens een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel
690 van Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek is het bepaalde in het tweede
lid eerst van toepassing zodra zij in meer dan 26 weken arbeid hebben verricht.
II
In punt twee wordt artikel 1, derde lid, als volgt gewijzigd:
A. De dubbele punt aan het slot van de aanhef vervalt.
B. Onderdeel a vervalt.
C. De aanduiding «b.» vervalt.
Toelichting
Door het vervallen van de tekst van het voorstel voor lid 3, onder a,
wordt bereikt dat er een duidelijke keus wordt gemaakt voor medezeggenschap
in de onderneming van de eigen werkgever. Het voorstel van de regering maakt
die keuze niet en haar voorstel leidt tot medezeggenschapsrechten in zowel
de onderneming van de eigen werkgever als die waarin de werknemer gedetacheerd
is. De MvT constateert zelf dat dit in de praktijk tot problemen zal kunnen
leiden (blz. 38) maar stapt daar overheen. In werkelijkheid schept de voorgestelde
regel een verwarrend systeem dat ook weinig realiteitswaarde heeft. Het leidt
ertoe dat mensen die vaak per definitie zeer mobiel zijn voor wat betreft
de onderneming waarin zij feitelijk hun werkzaamheden verrichten, daarin medezeggenschapsrechten
opbouwen en daarnaast ook nog eens in de onderneming waarmee zij een arbeidsovereenkomst
hebben.
Een keuze voor medezeggenschap bij de eigen werkgever is helder en werkbaar
en sluit ook aan bij de principiële keuze die is gemaakt in het STAR-akkoord
en het wetsvoorstel «Flexibiliteit en Zekerheid». Die keuze is
nu juist gemaakt om de duidelijkheid te verschaffen waarom ten aanzien van
flexibele krachten zo lang is gevraagd. Zij houdt in dat voor rechten en plichten
wordt aangeknoopt bij de relatie met het uitlenende bedrijf en wel op basis
van een arbeidsovereenkomst.
Met de tekst voor een nieuw lid 2a wordt eveneens beoogd een logische
relatie te leggen met het wetsvoorstel «Flexibiliteit en Zekerheid»
(kamerstukken II 1996/97, 25 263) waar het gaat om rechten van de uitzendkracht.
Het daarin voorgestelde artikel 690 BW definieert de uitzendovereenkomst en
in het voorgestelde artikel 691 BW wordt, conform het STAR-akkoord een systeem
gekozen waarbij de duurzaamheid van de overeenkomst uitlener-uitzendkracht
juridisch ontstaat als de uitzendkracht in meer dan 26 weken arbeid heeft
verricht.
Van Rooy