24 587 Justitiële Inrichtingen

29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 658 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2016

Met deze brief informeer ik uw Kamer over het opnemen van telefoongesprekken van gedetineerden in penitentiaire inrichtingen en over de plaatsing van gedetineerden in geval van (dreiging van) Voortgezet Crimineel Handelen in Detentie VCHD in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), ook als zij niet vluchtgevaarlijk zijn. Hiermee voldoe ik aan de toezeggingen die ik heb gedaan tijdens het Algemeen Overleg (AO) Gevangeniswezen/tbs van 30 maart 2016 (Kamerstuk 24 587, nr. 650).

Telefonie

Zoals ik tijdens het AO Gevangeniswezen/tbs heb aangegeven, ben ik bekend met de wens van het Openbaar Ministerie, politie en de Dienst Justitiële Inrichtingen dat alle telefoongesprekken (met uitzondering van de gesprekken met geprivilegieerde personen of instanties) van gedetineerden kunnen worden opgenomen. Het zonder meer standaard opnemen van telefoongesprekken ligt echter niet in lijn met een uitspraak van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) van 20141. De RSJ heeft toen geoordeeld dat het standaard opnemen van telefoongesprekken in het aan de orde zijnde geval niet proportioneel was. De RSJ stelt dat telkens een belangenafweging door de directeur van de PI moet plaatsvinden, waarbij om te beginnen van belang is of zich in een inrichting ten tijde van het opnemen van gesprekken een GVM-gedetineerde2 bevindt van wie de gesprekken dienen te worden opgenomen, en of het opnemen van gesprekken kan worden beperkt tot deze gedetineerde of zo nodig tot de afdeling waar deze verblijft.

In januari 2011 is de wettelijke regeling voor het opnemen van telefoongesprekken aangepast om het standaard opnemen ervan mogelijk te maken. De uitspraak van de RSJ beperkt deze mogelijkheden, maar laat nog wel ruimte om binnen het huidige wettelijke kader standaard telefoongesprekken op te nemen binnen de hierboven omschreven voorwaarden. Mede in het licht van de bestrijding van VCHD is het wel noodzakelijk standaard alle telefoongesprekken te blijven opnemen. De directeur van de inrichting zal steeds moeten motiveren waarom het opnemen van telefoongesprekken op een bepaalde afdeling of in een bepaalde inrichting noodzakelijk en proportioneel is.

Het huidige contract van de Dienst Justitiële Inrichtingen met telefonie-aanbieder Telio loopt eind 2016 af. Momenteel loopt een aanbestedingsprocedure ten aanzien waarvan de implementatie is voorzien in de eerste helft van 2017.

De mogelijkheid van gepersonaliseerd bellen (en daarmee van gedifferentieerd uitluisteren) is opgenomen in de aanbestedingseisen. Momenteel bellen gedetineerden met «anonieme» belkaarten, met de invoering van gepersonaliseerd bellen wordt het gericht uit- en afluisteren van gesprekken op persoonsniveau in plaats van op telefoontoestellen mogelijk. Daarnaast maakt de invoering van gedifferentieerd uitluisteren het mogelijk een op de persoon toegesneden afweging te maken voor het uitoefenen van toezicht. Daarmee wordt invulling gegeven aan de wens van het Openbaar Ministerie, de politie en DJI.

Plaatsing in de EBI

Tijdens het AO en in de brief van 11 november 2015 aan uw Kamer over VCHD3 heb ik aangegeven dat ik onderzoek of het mogelijk is om personen die zich schuldig maken aan VCHD te plaatsen in de EBI, ook als zij niet vluchtgevaarlijk zijn.

Bedacht dient te worden dat het EBI-regime zeer vergaande beperkingen van grondrechten met zich brengt en dat daarom – mede met het oog op de eisen die hier aangaande volgen uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – alleen in het uiterste geval plaatsing in de EBI mogelijk is. Een dergelijke plaatsing dient vervolgens iedere zes maanden te worden getoetst op basis van actuele, betrouwbare en concrete informatie. Thans is een plaatsing in de EBI – kortweg – beperkt tot gevallen waarin vlucht door middel van gijzeling dient te worden voorkomen. Ik ben van mening dat er gevallen zijn van VCHD waarbij plaatsing in een dergelijk streng regime eveneens gerechtvaardigd is. Dit zal gelet op het bovenstaande echter alleen bij de meer ernstige vormen van VCHD het geval zijn, waarbij gedacht kan worden aan levensdelicten of ernstige geweldsdelicten.

Daartoe zal de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog) worden aangepast.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

RSJ 14 maart 2014, zaaknummer 14/794/GA.

X Noot
2

GVM: Gedetineerden met vlucht- en maatschappelijk risico.

X Noot
3

Kamerstukken 24 587 en 29 911, nr. 629.

Naar boven