24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 607 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2014

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) Gevangeniswezen van 14 maart 2013 (Kamerstuk 24 587, nr. 503) met de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie heb ik toezeggingen gedaan over het beklagrecht van gedetineerden, het aantal isolatieplaatsingen in verband met het weigeren van plaatsing in een meerpersoonscel (MPC) en de verslavingszorg binnen het gevangeniswezen. Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.

Beklagrecht van gedetineerden

Tijdens het AO op 14 maart 2013 is mij gevraagd het beklagrecht voor gedetineerden nader te bezien. Aanleiding voor dit verzoek vormt het hoge aantal klachten dat zou worden ingediend bij de commissies van toezicht van de penitentiaire inrichtingen (PI’s) over niet-beklagwaardige zaken. Ik heb hierop toegezegd het aantal ingediende klachten te bekijken en te onderzoeken op welke manier de instroom van klachten desgewenst kan worden beperkt. Voorts heb ik toegezegd met de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) te spreken over het handhaven van de ontvankelijkheidsdrempel.

Artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet bepaalt dat de gedetineerde beklag kan doen over «een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing». Omdat het beeld lijkt te bestaan dat desondanks veel wordt geklaagd over bagatelzaken, heb ik een quick scan laten uitvoeren naar de aard van de klachten die worden ingediend. Uit deze quick scan blijkt dat over het algemeen wordt geklaagd over zaken waarvoor het beklagrecht is bedoeld. Zo worden vaak klachten ingediend over beslissingen omtrent verlof, overplaatsing of gedwongen medicatie. Daarnaast wordt echter ook geklaagd over niet beklagwaardige en daarom niet- ontvankelijke zaken. Deze zaken kosten tijd en aan de afhandeling ervan zijn kosten verbonden. Om het aantal klachten dat wordt ingediend terug te dringen, zijn daarom de afgelopen jaren verschillende maatregelen getroffen. In het hiernavolgende zet ik deze maatregelen kort uiteen.

De meest effectieve manier om te voorkomen dat klachten formeel worden ingediend en dus in behandeling moeten worden genomen, is een motiverende bejegening van en het in gesprek blijven met gedetineerden. Motiverende bejegening is in de afgelopen jaren in het gevangeniswezen geïntroduceerd als de gangbare wijze waarop met gedetineerden wordt omgegaan.

Indien er toch grieven ontstaan, dan is het zaak om in een vroeg stadium te bemiddelen. Dat bemiddeling de toestroom van klachten kan verminderen, kwam eerder al naar voren in het onderzoek dat de Erasmus Universiteit Rotterdam heeft uitgevoerd naar de oorzaak van de toenemende stijging van het aantal klachten in hoger beroep (het rapport Bleichrodt). 1 Hierin hebben in de eerste plaats de commissies van toezicht (CvT’s) een belangrijke rol. De leden van de CvT’s hebben te allen tijde toegang tot de inrichting. Bij toerbeurt is elk lid maandcommissaris (MC). De MC verzamelt grieven en klachten van de gedetineerden en probeert deze in een vroeg stadium op te lossen voordat een klacht formeel wordt ingediend. Op deze manier kan de zaak buiten justitiële wijze worden afgedaan. Om deze wijze van oplossen van geschillen te verstevigen is de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in november 2012 gestart met een pilot «klachtafhandeling informele aanpak» (KIA). Ik ben verheugd dat ik uw Kamer kan melden dat de pilot succesvol is gebleken. Uit de eindrapportage KIA blijkt dat van de 239 gevallen waarin KIA is ingezet, in 180 gevallen – dat is 75,3% – uiteindelijk geen formele klacht is ingediend. Ik heb daarom besloten de training «mediation vaardigheden» op te nemen in het curriculum van het DJI Opleidingsinstituut.

Met de aanvaarding en inwerkingtreding van het thans bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele ander onderwerpen (Kamerstukken 33 844), zal bovendien worden voorzien in een wettelijke verankering van een uitgebreidere bemiddelingsprocedure.

Ondanks bemiddeling door de MC, de medewerker van DJI of de directeur van de inrichting, blijft er nog een aanzienlijk aantal klachten over dat formeel wordt ingediend en dus moet worden behandeld door de beklagcommissie. Om te voorkomen dat niet-ontvankelijke klachten toch in behandeling worden genomen, is het van belang dat zowel de CvT’s als de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) – die de beroepszaken behandelt – scherp letten op het handhaven van de ontvankelijkheidsdrempel. Ook deze notie is naar aanleiding van de uitkomsten van het rapport Bleichrodt nog een keer bij de CvT’s en de RSJ onder de aandacht gebracht. De RSJ heeft mij bevestigd dat deze handhaving ook feitelijk geschiedt.

Ik concludeer uit deze ontwikkelingen dat de door mij en uw Kamer gewenste daling van onnodige klachten goed op koers ligt.

Isolatieplaatsingen in verband met weigeren MPC

Voorts is mij tijdens het Algemeen Overleg van 14 maart 2013 gevraagd te monitoren hoeveel gedetineerden worden afgezonderd op het moment dat zij plaatsing in een meerpersoonscel (MPC) weigeren. Het verzoek is om daarbij ook in te gaan op het aantal personen dat in een «kale», dan wel «aangeklede» cel wordt geplaatst. Over ditzelfde onderwerp is ook een motie ingediend (Kamerstukken II 2013–2014, nr. 548).

Afzondering kan plaatsvinden als disciplinaire straf na verwijtbaar en ongeoorloofd gedrag of als ordemaatregel, een maatregel die in de meeste gevallen wordt opgelegd ter bescherming van een gedetineerden in een (psychische) crisissituatie. Afhankelijk van de ernst van het incident of de crisis kan de afzondering plaatsvinden in een isolatiecel op de isoleerafdeling of een andere verblijfsruimte (op cel op een andere afdeling of in de eigen cel). DJI registreert hoeveel beschikkingen worden uitgevoerd waarin de plaatsing in afzondering wordt bevolen en in hoeveel gevallen de plaatsing in afzondering als straf- dan wel als ordemaatregel wordt opgelegd. Op dit moment kan nog niet inzichtelijk worden gemaakt worden in welke cel de gedetineerde vervolgens wordt geplaatst. Het streven is er op gericht om het registratiesysteem van DJI zodanig in te richten dat daarover in 2015 wel informatie beschikbaar is.

De volgende tabel geeft het aantal afzonderingen weer als gevolg van weigering van een plaatsing in een meerpersoonscel in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 september 2014.

Periode januari t/m september 2014

Weigeringen vanwege plaatsing in MPC

Plaatsing in isolatie als straf

Plaatsing in afzondering als ordemaatregel

Aantal

253

111

25

Verslavingszorg en drugsontmoediging binnen het gevangeniswezen

Tijdens het AO van 14 maart 2013 heb ik eveneens met uw Kamer gesproken over de verslavingszorg binnen het gevangeniswezen. Ik heb hierop toegezegd uw Kamer te informeren over de maatregelen die binnen het gevangeniswezen worden getroffen om verslaving onder gedetineerden terug te dringen. Daarbij ga ik ook kort in op het drugsontmoedigingsbeleid.

Verslavingszorg in het gevangeniswezen: een ketengerichte aanpak

Verslaving is een belangrijke criminogene factor. Volgens onderzoek uit 2007 van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is 60% van de gedetineerden problematisch middelengebruiker.2 PI’s leveren binnen de mogelijkheden van de detentie-omgeving een bijdrage aan verslavingszorg. Dit gebeurt onder meer door screening op verslaving, het organiseren van terugkeeractiviteiten, het aanbieden van gedragsinterventies, het aanbieden van forensische zorg, de samenwerking met gemeenten in het kader van nazorg en in het kader van de maatregel inrichting voor stelselmatige daders (ISD).

Het gevangeniswezen ziet kansen om samen met partners de verslavingszorg voor (ex)gedetineerden te verbeteren. De detentieperiode biedt een unieke gelegenheid om verslaafden te bereiken en te behandelen bij wie dat in de vrije maatschappij moeilijk lukt («zorgmijders»). In een gesloten en gestructureerde setting lukt het mogelijk hen te motiveren om te werken aan hun problematiek, dan wel hen naar (forensische) zorg te geleiden. Daarbij staat voorop dat de gedetineerde zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen leefstijl en het al dan niet aanpakken van zijn verslavingsproblematiek. Het gevangeniswezen biedt echter ondersteuning aan verslaafden die gemotiveerd zijn aan hun problematiek te werken. Zo wordt het (h)erkennen van een verslavingsprobleem en het neerleggen van een zorgvraag beschouwd als een teken dat de gedetineerde bereid is verantwoordelijkheid te nemen voor eigen keuzes en gedrag. Dit gedrag wordt beloond en meegewogen in het Detentie- en Re-integratieplan dat voor elke gedetineerde wordt opgesteld ter voorbereiding op zijn terugkeer.

Niet de PI’s maar daarin gespecialiseerde partners (verslavingszorg) zijn evenwel het beste in staat de benodigde zorg op maat te bieden. Het is in dat licht van belang dat PI’s aansluiting vinden bij partners in de verslavingszorg en deze partners faciliteren. Zorg die tijdens detentie wordt verleend, dient aan te sluiten op zorgtrajecten die buiten de PI al zijn gestart, of na afloop van detentie dienen te worden opgestart. Alle afzonderlijke PI’s zullen daarom afspraken maken met de verslavingszorginstellingen in hun regio. De ambities van het gevangeniswezen zijn uitgewerkt in een agenda met maatregelen die de verslavingszorg verder moeten verbeteren. Het gaat daarbij het vergroten van kennis over verslavingszorg onder personeel, meer aandacht voor case-finding en de samenwerking met en het faciliteren van de verslavingszorginstellingen en de reclassering. Van alle PI’s wordt verwacht dat zij op 1 februari 2015 een plan hebben opgesteld waarin is aangeven hoe deze maatregelen zullen worden uitgevoerd.

Drugsontmoedigingsbeleid

Om de periode van detentie te benutten voor gedragsverandering en daarvoor ook verantwoordelijkheid te nemen, is het van belang om de (al dan niet verslaafde) gedetineerden zo veel als mogelijk tegen aanwezigheid van drugs te beschermen. Het weren van drugs uit de inrichting is bovendien van belang om gezondheidsrisico’s tegen te gaan en de orde en veiligheid in de inrichting (handel, geweld, smokkel en gebruik) te handhaven. Het streven naar een drugsvrije inrichting is dan ook het uitgangspunt van het gevangeniswezen. Om die reden wordt het huidige drugsontmoedigingsbeleid ongewijzigd voortgezet. Er worden preventieve en repressieve maatregelen getroffen. Zo is personeel opgeleid om gebruik en verslaving te herkennen en vindt controle plaats op de invoer en aanwezigheid van drugs door middel van cel inspecties, fouillering en de inzet van drugshonden. Daarnaast worden regelmatig urinecontroles uitgevoerd en wordt bij geconstateerd drugsbezit aangifte gedaan. Het bezit van drugs is verboden in de PI’s en overtreding van dit verbod leidt altijd tot sanctionering. De sanctionering geschiedt op grond van een landelijk, uniform en gestandaardiseerd sanctiekader.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de RSJ door prof. mr. F.W. Bleichrodt, hoogleraar strafrecht aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam. Het rapport met de titel «Toenemend appel» is op 6 november 2011 openbaar gemaakt.

X Noot
2

«Problematische alcoholgebruikers, druggebruikers en gokkers in het gevangeniswezen», WODC, 2007.

Naar boven