24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 436 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2011

1. Inleiding

Ongewenste omgangsvormen komen in elke organisatie voor, het gevangeniswezen is daarin niet uniek. Medewerkers van het gevangeniswezen hebben echter, ten opzichte van andere beroepsgroepen, een relatief hoge kans op het meemaken van ongewenste omgangsvormen. Dit wordt niet alleen door de aanwezigheid van gedetineerden veroorzaakt, ook de gesloten aard van de organisatie en de hoge mate van afhankelijkheid van collega’s dragen bij aan omstandigheden die ongewenste omgangsvormen tussen medewerkers in de hand kunnen werken.

Sinds geruime tijd is er in het gevangeniswezen expliciet aandacht voor het onderwerp ongewenste omgangsvormen en zijn verschillende acties en maatregelen ondernomen om deze terug te dringen. Tevens zijn hier concrete doelstellingen aan verbonden. De toenmalige minister van Justitie heeft in zijn brief d.d. 8 september 2008 aangekondigd dat eind 2010 de ongewenste omgangsvormen door leidinggevenden met 50% dienen te zijn teruggebracht en ongewenste omgangsvormen door collega’s met 30%1. Uit bijgaand rapport van het WODC «Ongewenste omgangsvormen tussen gevangenispersoneel» 2 blijkt dat deze doelstellingen ruimschoots zijn gerealiseerd. Hieronder treft u mijn reactie op dit rapport aan.

Tevens is in de brief van 8 september 2008 aangekondigd dat de DJI maatregelen neemt om de werkdruk terug te dringen. De Arbeidsinspectie onderzoekt momenteel of deze maatregelen in voldoende mate zijn effect hebben gehad. Naar verwachting is dit eindrapport eind oktober 2011 gereed. Ik zal u te zijner tijd mijn reactie op dit rapport sturen.

2. Ongewenste omgangsvormen tussen gevangenispersoneel

In de afgelopen periode is een Medewerkertevredenheidsonderzoek (Internetspiegel DJI 2011) afgenomen onder het personeel van het gevangeniswezen. Hierin is ook gevraagd naar ongewenste omgangsvormen die personeel ervaart door toedoen van collega’s en leidinggevenden en van gedetineerden tijdens hun werk. Dit kan gaan om verbale agressie, intimidatie of bedreiging, seksuele intimidatie, discriminatie of fysiek geweld. Op basis van deze data heeft het WODC specifiek een rapport opgesteld over ongewenste omgangsvormen.

Het onderzoek had een goede respons. In totaal heeft 62% van de in totaal 10 820 medewerkers van het gevangeniswezen aan het onderzoek deelgenomen. (in totaal 6 688 medewerkers). Het WODC geeft aan dat er geen ernstige bezwaren bestaan om op basis van deze steekproef conclusies te trekken over de gehele populatie. De resultaten van het onderzoek kunnen hierdoor als representatief worden beschouwd.

Het percentage van het personeel dat ongewenste omgangsvormen ervoer door collega’s en leidinggevenden, steeg tussen 2004 en 2007 (tot 34%), maar daalde daarna aanzienlijk tot ongeveer 8,5%. In 2011 is een strenge definitie voor ongewenste omgangsvormen gehanteerd dan in 2007. In deze definitie zijn ook meldingen van discriminatie en verbale agressie meegenomen. Als deze extra categorieën worden meegewogen daalt het onderling personeelsgeweld nog altijd (van 34 naar 18 procent). Deze daling betreft voor alle onderscheiden ongewenste omgangsvormen een halvering van het aantal meldingen, te weten seksuele intimidatie, bedreiging/intimidatie (waarin discriminatie en verbale agressie is meegeteld) en fysieke agressie.

Tevens is in het onderzoek gekeken naar het aantal medewerkers van het gevangeniswezen dat ongewenste omgangsvormen van gedetineerden ervoer. In 2011 daalde dit aantal ten opzichte van 2007 met 10 procent naar ongeveer 36 procent. Wanneer de nieuwe categorieën verbale agressie en discriminatie worden meegerekend, is er echter sprake van stijging (van 46 procent naar ongeveer 52 procent).

Geconcludeerd kan worden dat het gevangeniswezen de in 2008 gestelde doelstellingen ruimschoots heeft gehaald. Onderstaande tabel geeft doelstellingen versus de resultaten weer.

Tabel Afname van het percentage medewerkers dat ongewenste omgangsvormen ervoer tussen 2007 en 2011, doelstellingen afgezet tegen gerealiseerde resultaten

Ongewenste omgangsvormen tussen personeel

Door collega’s

Door leidinggevenden

Doelstelling

Gerealiseerd

Doelstelling

Gerealiseerd

Seksuele intimidatie

30%

65%

50%

83%

Intimidatie/bedreiging

30%

47%

50%

67%

Fysiek geweld

30%

73%

50%

85%

In het onderzoek zijn naast gerichte vragen over ervaren ongewenste omgangsvormen ook open vragen gesteld. Het betrof hier vragen over het verduidelijken van het ervaren ongewenste gedrag en vragen gericht op mogelijke oplossingen om de problematiek te verminderen.

Het WODC geeft in het onderzoek aan dat ook al gaat hier niet expliciet om een evaluatie van de acties en maatregelen, er wel geconcludeerd kan worden dat een aantal maatregelen, zoals de trajecten Leiding Geven als Professie, Motiverende Bejegening en Onderlinge Agressie en Geweld opvallend vaak worden genoemd.

Op basis hiervan concludeer ik dan ook deze maatregelen, die onder andere in het kader van het programma Modernisering Gevangeniswezen zijn ingezet, positief effect hebben gehad.

Tevens geven medewerkers aan dat blijvende aandacht en investering in dergelijke maatregelen noodzakelijk en effectief is. Deze conclusie deel ik. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het instrument Benchmarking in het gevangeniswezen3, een instrument ten behoeve van het vergelijken, verbeteren en verantwoorden van prestaties van penitentiaire inrichtingen.

4. Tot slot

De behaalde resultaten en de professionele wijze waarop de problematiek door alle lagen van de organisatie is opgepakt verdient waardering. Ik ben verheugd met de behaalde resultaten. Het onderwerp ongewenste omgangsvormen verdient echter ook de komende jaren onverminderd aandacht. Ik blijf daarom inzetten op het verder terugdringen van ongewenste omgangsvormen tussen het gevangenispersoneel onderling en tussen het gevangenispersoneel en gedetineerden.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 587, nr. 300.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Benchmarking in het gevangeniswezen, WODC, 294

Naar boven