Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2021
Op 8 juli jl. heeft uw Kamer een motie aangenomen van het lid Rudmer Heerema, waarin
wordt verzocht om de regelgeving op het terrein van kansspelreclame op korte termijn
zodanig aan te passen dat het verbod op reclame door beroepssporters alleen van toepassing
is op risicovolle kansspelen (Kamerstuk 30 234, nr. 267). Hierbij informeer ik u over de wijze waarop ik uitvoering geef aan deze motie.
Concreet gaat het om artikel 4 van de Regeling werving, reclame, verslavingspreventie
kansspelen (RWRVK), waarin momenteel voor alle kansspelen is bepaald dat:
-
1. vergunninghouders voor wervings- en reclamedoeleinden in ieder geval geen gebruikmaken
van individuele beroepssporters of een team bestaande uit beroepssporters.
-
2. vergunninghouders geen gebruik mogen maken van andere rolmodellen, voor zover die
rolmodellen jonger dan 25 jaar zijn of substantieel bereik hebben onder minderjarigen
of jongvolwassenen.
-
3. een uitzondering geldt voor wat betreft de sponsoring van individuele beroepssporters
of teams; zij mogen dus wel bijvoorbeeld shirtsponsoring ontvangen maar niet optreden
in reclame.
Deze beperkingen op het gebruik van beroepssporters en andere rolmodellen in werving
en reclame zijn, mede naar aanleiding van de eerder aangenomen moties van de leden
Mei Li Vos c.s.1 en Van der Graaf c.s.2, in de regelgeving opgenomen ter bescherming van minderjarigen en jongvolwassenen.
Het totaalverbod op de inzet van beroepssporters in werving en reclame (sponsoring
uitgezonderd) is ingegeven vanuit het idee dat juist beroepssporters door minderjarigen
en jongvolwassen vaak als rolmodel worden gezien. Tegelijkertijd is het de vraag of
dat een totaalverbod voor alle vergunninghouders rechtvaardigt. De motie Heerema wijst
er terecht op dat dit bij meer risicovolle kansspelen meer voor de hand ligt dan bij
kansspelen die weinig verslavingsrisico’s met zich meebrengen.
Ik zie dan ook enige ruimte om de regelgeving op dit punt aan te passen, waarbij ik
tegelijkertijd consistent dien te blijven met het verbod op de inzet van (andere)
rolmodellen die jonger zijn dan 25 jaar of substantieel bereik hebben onder minderjarigen
of jongvolwassenen, zoals volgt uit de motie Van der Graaf c.s. Het is immers niet
uit te leggen wanneer voor bepaalde aanbieders de ruimte om beroepssporters in te
zetten in werving en reclame groter zou worden dan de ruimte om andere rolmodellen
in te zetten, terwijl tegelijkertijd bekend is dat juist beroepssporters relatief
vaak als rolmodel worden gezien door minderjarigen en jongvolwassenen.
Ik zie op basis van beide moties ruimte om aan vergunninghouders die risicoarme kansspelen
aanbieden gelegenheid te geven om (teams van) beroepssporters in te zetten in werving
en reclame, maar alleen voor zover die beroepssporters minimaal 25 jaar oud zijn en
ook geen substantieel bereik hebben onder minderjarigen en jongvolwassenen.3 Daarbij acht ik het van belang om de groep aanbieders van risicoarme kansspelen die
deze ruimte krijgt beperkt te houden tot de staatsloterij, de lotto en de goede doelen
loterijen. Daarmee sluit ik aan bij de aanbieders die op grond van de Mediawet na
19:00 reclame voor kansspelen mogen uitzenden. In deze context reken ik dus ook de
instantloterij (krasloten), landgebonden sportweddenschappen en de totalisator (harddraverijen/paardenrennen)
tot de meer risicovolle kansspelen, omdat het risicoprofiel van deze kansspelen wezenlijk
hoger is dan het geval is bij de staatsloterij, de lotto en de goede doelen loterijen.
Ik zal hiertoe op korte termijn de RWRVK aanpassen. Ik verwacht dat deze aanpassing
later dit jaar van kracht zal kunnen worden. De regels omtrent reclame zullen meegenomen
worden bij de evaluatie van de Wet kansspelen op afstand.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker