Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2024
Op 12 september jl. heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
om een reactie verzocht naar aanleiding van een afschrift van een brief die de commissie
heeft ontvangen van Stadsbank Oost Nederland te Enschede aan BKR over het eerder verwijderen
van registraties van minnelijke schuldregelingen (zie bijlage). Met deze brief ga
ik in op het verzoek van de commissie.
In december 2022 zijn twee moties (Kat1, Van der Plas2) ingediend waarin wordt opgeroepen om de bewaartermijn van registratie van tot schuldhulp
herleidbare posten te verkorten. Op 8 juni jl. heb ik in een brief aan uw Kamer de
ambitie geuit om de registratie van schuldhulpverlening terug te brengen naar een
half jaar, voor mensen die een schuldhulptraject succesvol hebben afgerond.3
Het verkorten van de registratietermijn voor tot schuldhulp herleidbare posten is
in beginsel bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen niet buitenproportioneel worden
achtervolgd door hun schuldhulpverleden. Een lange bewaartermijn kan mensen na een
schuldhulpverleningstraject belemmeren om bijvoorbeeld een hypotheek of ander krediet
te krijgen. Bovendien verhoogt dit de drempel om hulp te vragen. De Stadsbank Oost
Nederland spreekt in de brief uit dat zij verheugd is om te vernemen dat het kabinet
voornemens is om de registratietermijn terug te brengen naar een half jaar. Ik waardeer
de betrokkenheid van de Stadsbank Oost Nederland en dank hen voor het opstellen van
de brief.
De afgelopen periode zijn gesprekken gevoerd met betrokken stakeholders, waaronder
organisaties in de bankensector, kredietverstrekkers, schuldhulpverlening, VNG en
BKR. Deze gesprekken dienden om duidelijk te krijgen welke gevolgen het uitvoeren
van de moties met zich meebrengt voor gemeenten en kredietverstrekkers.
Het streven is om uw Kamer voor eind april te informeren over de verdere details van
de uitvoering van de moties.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten