24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 613 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2021

De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij op

4 november 2021 gevraagd een reactie te geven op de brief van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) inzake een oproep tot uitbannen van armoede onder kinderen in Nederland. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Het NCJM doet, met het oog op de vorming van een nieuw kabinet, zes aanbevelingen gericht op het tegengaan van armoede onder kinderen. Het tegengaan van kinderarmoede is een belangrijke maatschappelijke opgave waar het Rijk, gemeenten en maatschappelijke organisaties afgelopen kabinetsperiode stappen op hebben genomen. Onder andere via de ambities kinderarmoede (Kamerstuk 24 515, nrs. 484 en 608). Ook komende kabinetsperiode zal er aandacht voor het tegengaan van kinderarmoede nodig zijn. Ik dank het NCJM dan ook voor zijn aanbevelingen en geef in deze brief graag een korte reactie.

Het NCJM pleit ervoor een kind(-errechten)effectrapportage in te voeren. Hiermee kunnen overheden mogelijke neveneffecten van wetgeving en beleid vooraf in kaart brengen, waardoor (onbedoelde) armoede onder kinderen zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Het kabinet vindt de aandacht voor kinderen en hun rechten belangrijk en moedigt investeringen in kinderrechten aan. Zo wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in samenwerking met jongeren en jongerenorganisaties de «generatietoets» ontwikkeld, om de belangen van jongeren beter mee te nemen bij het maken van nieuwe wet- en regelgeving. Het betrekken van kinderen bij de vormgeving van het gemeentelijke kinderarmoedebeleid is ook onderdeel van de bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en de VNG inzake kinderarmoede. In het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3098) met de kabinetsreactie op het voorstel van de Europese Commissie over een EU-Kinderrechtenstrategie schetst het kabinet hoe er momenteel wordt geïnvesteerd in kinderrechten, als basis waarop het nieuwe kabinet kan voortbouwen.

Met betrekking tot de hoogte van het sociaal minimum heeft het kabinet, naar aanleiding van de motie van het lid Omtzigt, toegezegd een commissie in te stellen. Deze commissie zal onderzoek doen naar de hoogte van het sociaal minimum voor verschillende huishoudtypen (waaronder huishoudens met kinderen) (Kamerstuk 35 845, nr. 24). Het innemen van een standpunt over verhoging van het sociaal minimum is aan het nieuwe kabinet.

Het NJCM roept het toekomstige kabinet op meer te doen aan de preventie van geldzorgen, met daarbij in acht nemend de bijzondere positie van kinderen en hun rechten conform artikel 27 IVRK. Ik onderschrijf het belang van de inzet op preventie van geldzorgen. Geldzorgen leiden vaak tot veel stress en daardoor ook tot problemen op het terrein van werk, huisvesting, gezondheid (waaronder ggz), opvoeding, veiligheid en meer. Door geldzorgen te voorkomen of door (eerste) signalen van geldzorgen als aanknopingspunt te benutten om kwetsbare groepen (waaronder kinderen en jongeren) vroegtijdig in beeld te krijgen en ondersteuning te bieden, kunnen meer hardnekkige problemen worden voorkomen of opgepakt. Het kabinet heeft hier in de afgelopen jaren al op ingezet en bekijkt samen met betrokkenen welke aanvullende maatregelen nodig zijn (Kamerstuk 24 515, nr. 600).

Een andere aanbeveling is gericht op meer inkomen voor werkende armen. Om kinderen van ouders met een laag inkomen uit werk beter te bereiken zet ik, zoals gemeld in de eerste rapportage ambities kinderarmoede, in op verschillende sporen.1 Er zijn bijvoorbeeld in 2020 en 2021 met subsidie van SZW diverse handreikingen ontwikkeld die professionals ondersteunen in het signaleren en omgaan met armoede op scholen, in het sociaal domein en in de jeugdgezondheidszorg.2 Divosa en andere partners werken op dit moment aan de implementatie van de handreikingen. Het CBS biedt ondersteuning in de vorm van het in februari jl. gelanceerde dashboard armoede thuiswonende kinderen.3 Dit dashboard geeft informatie over aan armoede gerelateerde kenmerken van kinderen en de huishoudens waarin zij opgroeien. Dat inzicht is behulpzaam bij het (beter) in beeld krijgen en bereiken van de doelgroep binnen gemeenten. Tevens heb ik via het gemeentenieuws van november gemeenten nogmaals gewezen op de toolkit «hoe bereik je werkende ouders met geldzorgen?» van Sam&.4 De toolkit geeft gemeenten, professionals en werkgevers concrete handvatten om de uitvoeringspraktijk te verbeteren.

Er zijn onlangs verschillende rapporten over dit thema gepubliceerd.5 Die rapporten vormen belangrijke bouwstenen voor een nieuw kabinet om de uitdagingen op de arbeidsmarkt, waaronder het borgen van het bestaansminimum voor werkende armen, te adresseren.

Het NCJM roept het toekomstige kabinet op het voorbehoud bij artikel 26 IVRK in te trekken. In de brief van 12 juli 2021 heeft Minister Koolmees aangegeven met Save the Children, de VNG en andere relevante actoren in gesprek te gaan over het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut en mogelijke maatregelen om de situatie van deze kinderen te verbeteren (Kamerstukken 26 448 en 26 150, nr. 654). Eind dit jaar wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

Ten slotte pleit het NCJM voor meer regie vanuit het Rijk op het kinderarmoedebeleid. Rijk, gemeenten en maatschappelijke organisaties werken samen aan de aanpak van armoede, met specifieke aandacht voor kinderen – ieder vanuit de eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Gemeenten vervullen een belangrijke rol passend bij de lokale situatie en kunnen maatwerk bieden. Het kabinet heeft ingezet op meer eenduidigheid, via ondersteuning vanuit Divosa aan gemeenten, de bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en VNG over kinderarmoede en versterking van de samenwerking tussen maatschappelijke partijen zoals de partijen verenigd onder Sam&. De implementatie van de Europese kindergarantie biedt kansen om te komen tot meer regie bij het realiseren van een integrale aanpak kinderarmoede. Het kabinet werkt thans aan een nationaal actieplan voor de implementatie. Dit wordt voor de zomer voorzien.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 24 515, nr. 608

X Noot
5

«Werken zonder armoede», SER (Bijlage bij Kamerstuk 24 515, nr. 269); «Het betere werk» (WRR); «Sociaal economisch beleid 2021–2025» (SER).

Naar boven