Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 november 2020
Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van SZW op donderdag
19 november jl., doe ik u hierbij, mede namens de Minister van Financiën, een appreciatie
toekomen van twee ingediende moties. De motie van het lid Kuzu c.s.1 verzoekt de regering om het opbouwen van schulden door jongeren onder de 21 jaar
te bemoeilijken, bijvoorbeeld door een limiet te stellen voor het opbouwen van schuld
bij webwinkels. De motie van de leden Bruins en Gijs van Dijk2 verzoekt de regering om de maximale kredietrente structureel te verlagen.
Ik hecht groot belang aan het zoveel mogelijk voorkomen dat jongeren schulden opbouwen.
De urgentie hiervoor is toegenomen nu veel van hen hard geraakt worden door de gevolgen
van de coronacrisis. Ik zet met de campagne Kom jij eruit dit najaar expliciet in op het bereiken van jongeren die in de financiële problemen
dreigen te raken. Met Wijzer in geldzaken werk ik samen om in het kader van de Week
van het Geld jongeren financieel bewust te maken. Ik deel de zorg van uw Kamer over
schulden die ontstaan door online uitgaven die niet kunnen worden voldaan. Ik wil
dan ook benadrukken dat er algemene regels zijn om overkreditering tegen te gaan.
Zo moet de kredietwaardigheid van een kredietnemer vooraf getoetst worden en moet
bij krediet vanaf 250 euro een BKR-toets worden uitgevoerd. Deze regels gelden ook
voor jongeren onder de 21 jaar.
De Minister van Financiën heeft uw Kamer op 5 januari jl. bij brief geïnformeerd over
zijn zorgen over het hoge percentage betalingsachterstanden bij kredieten verstrekt
door postorderbedrijven, en de acties die zijn ingezet om dit percentage fors naar
beneden te brengen.3 Hij heeft hierin geschreven dit nauwlettend in de gaten te houden, en te onderzoeken
welke maatregelen de problemen nog verder effectief tegen kunnen gaan. Eind dit jaar
zal hij de betalingsachterstanden opnieuw meten en beoordelen of aanvullende maatregelen
gewenst zijn. De Minister van Financiën zal uw Kamer daar begin volgend jaar over
informeren.
Indien ik de motie van het lid Kuzu c.s. zo kan interpreteren dat het streven naar
het bemoeilijken van schulden niet alleen van toepassing is op mensen onder de 21 jaar,
maar van toepassing is op iedereen, laat ik deze graag aan het oordeel van de Kamer.
Op 18 mei jl. schreef de Minister van Financiën uw Kamer dat hij de maximale kredietvergoeding
tijdelijk verlaagt van 14 naar 10 procent in verband met de coronacrisis.4 Door deze verlaging worden consumenten beter beschermd tegen de hoge kosten van krediet.
De tijdelijke verlaging is op 10 augustus jl. in werking getreden en zal in ieder
geval gelden tot 1 maart 2021. De crisismaatregel kan daarna nog met maximaal zes
maanden worden verlengd. Ondertussen onderzoekt SEO Economisch Onderzoek de effecten
van een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding. Hierin wordt onder
meer gekeken naar het effect van een verlaging op de vraag naar en het aanbod van
krediet, en op mogelijke effecten op het leengedrag van mensen. Het onderzoek wordt
eind dit jaar verwacht. Daarna neemt de Minister van Financiën een beslissing over
een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding en zal hij uw Kamer hier
begin volgend jaar over berichten. Streven is om dit te doen voor het aflopen van
de tijdelijke crisismaatregel op 1 maart 2021.
De Minister van Financiën en ik hechten eraan om de uitkomsten uit dit onderzoek mee
te nemen in de afweging ten aanzien van een structurele verlaging van de kredietvergoeding.
Ik wil de leden Bruins en Gijs van Dijk daarom vragen om hun motie aan te houden in
verband met dit lopende onderzoek.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van 't Wout