24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 467 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2019

Op 12 februari 2019 heeft de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht om voor het algemeen overleg Armoede- en Schuldenbeleid op 14 februari 2019 een eerste reactie te ontvangen op het rapport «Invorderen vanuit het burgerperspectief» dat de Nationale ombudsman op 9 februari jl. heeft gepubliceerd. Met deze brief kom ik aan het verzoek tegemoet.

De Nationale ombudsman heeft mij verzocht om binnen drie maanden een reactie op het rapport te geven. Ik zal het rapport zorgvuldig bestuderen en samen met mijn collega-bewindspersonen een reactie opstellen. Onze gezamenlijke reactie zal ik ook aan uw Kamer sturen.

De Nationale ombudsman heeft onderzocht waar mensen tegenaan lopen als zij te maken krijgen met invorderingsmaatregelen door overheidsorganisaties. Het rapport «Invorderen vanuit het burgerperspectief» laat zien dat er nog werk aan de winkel is.

Ik vind dit een waardevol onderzoek. In het rapport worden knelpunten concreet en inzichtelijk beschreven. De Nationale ombudsman noemt de complexiteit van voorzieningen, het gebrek aan overzicht over de schulden, het bestaansminimum dat soms onvoldoende wordt beschermd en een gebrek aan maatwerk door overheidsorganisaties.

Deze punten zijn herkenbaar en ze sluiten goed aan bij de ontwikkelingen die het kabinet samen met de (grote) uitvoeringsorganisaties met de Rijksincassovisie1 al in gang heeft gezet. Dit valt binnen de drie actielijnen van de Brede Schuldenaanpak2, te weten:

  • Actielijn 1: problematische schulden voorkomen: preventie en vroegsignalering

  • Actielijn 2: ontzorgen en ondersteunen

  • Actielijn 3: zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso.

Een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso moet tegengaan dat mensen met (problematische) schulden verder in de problemen raken door onnodige ophoging van schulden te voorkomen en het bestaansminimum beter te beschermen. Dat is onze inzet. Het kabinet en de uitvoeringsorganisaties werken daar onverminderd aan.

In de Brede Schuldenaanpak is zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso een belangrijke actielijn met stevige maatregelen. Diverse maatregelen om het bestaansminimum van mensen beter te beschermen zijn in gang gezet:

  • 1. de Minister voor Rechtsbescherming heeft de mogelijkheden om betalingsregelingen te treffen bij verkeersboetes met ingang van 1 januari 2019 uitgebreid, waardoor nu voor bedragen vanaf 75 euro een betalingsregeling mogelijk is;

  • 2. de Staatssecretaris van Financiën en ik nemen op zeer korte termijn maatregelen om de effecten van de vertraging bij de vereenvoudiging van de beslagvrije voet voor mensen met schulden te verzachten;

  • 3. de Minister voor Rechtsbescherming laat een onderzoek uitvoeren naar de effectiviteit van de verhoging van verkeersboetes en tevens naar het versturen van een tussentijdse betalingsherinnering (zonder dat een verhoging wordt opgelegd) door het CJIB;

  • 4. het wetsvoorstel over de herziening van het beslag- en executierecht dat onder andere een beslagvrij bedrag bij bankbeslag introduceert ligt voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State;

  • 5. met de Minister voor Rechtsbescherming werk ik aan de verbreding van het beslagregister.

  • 6. de Clustering rijksincasso is gestart. Vijf overheidsorganisaties hebben afgesproken hun gerechtsdeurwaarderstrajecten over te dragen aan het CJIB. Op deze wijze worden de vorderingen gebundeld en door één gerechtsdeurwaarder geïncasseerd.

Deze maatregelen sluiten aan bij de aanbeveling van de ombudsman om haast te maken met het behoorlijk invorderen van schulden en daarbij te kijken wat nu al mogelijk is. Ervaring leert dat er soms meer kan dan dat partijen veronderstellen.

Een betere samenwerking tussen partijen, dat schrijft Nationale ombudsman ook in zijn rapport, is noodzakelijk voor een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso. De grote uitvoeringsorganisaties, waar mogelijk en nodig door SZW gefaciliteerd, werken daar hard aan.

Ze onderzoeken individueel en gezamenlijk hoe meer gericht persoonlijk contact gemaakt kan worden met burgers die te maken hebben met (dreigende) schuldenproblematiek. Ook wordt momenteel een pilot uitgevoerd waarbij meerdere landelijke uitvoerders in samenwerking met gemeenten een gezamenlijk loket bij de gemeente bezetten. Dit om persoonlijk contact te bevorderen en om bij multiproblematiek onmiddellijk gezamenlijk naar een oplossing te zoeken.

De afgelopen periode heb ik als vervolg op de rapporten van Atos en Berenschot3 – over de invordering van schulden door overheidsorganisaties – een aantal ontwerpsessies rijksincasso georganiseerd. Vele partijen, waaronder de uitvoeringsorganisaties en experts, zijn uitgenodigd om mee te denken over hoe tot een socialere incasso te komen. De uitkomsten van deze sessies zullen worden getoetst in een bijeenkomst van het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak in maart. Dat zal moeten leiden tot een breed gedragen voorstel. In de voortgangsbrief brede schuldenaanpak zal ik u hierover nader informeren.

Het lid Raemakers heeft specifiek verzocht om een reactie op het pleidooi van de ombudsman dat iedere overheidsinstelling mensen een kosteloze betalingsherinnering zou moeten sturen zonder daarbij een verhoging of een boete op te leggen. Dat klinkt als een sympathiek voorstel.

Wel wil ik opmerken dat het niet zonder meer voor de hand ligt dat aanmaningskosten voor rekening van de uitvoeringsorganisaties komen. De debiteur is immers primair zelf verantwoordelijk voor tijdige betaling. Ook moet worden bedacht dat kosten die overheden moeten maken voor het versturen van aanmaningen uit publieke middelen worden betaald. De uitvoeringsorganisaties maken zelf een afweging of de kosten van een kosteloze betalingsherinnering opwegen tegen de opbrengsten daarvan. In de kabinetsreactie zal ik hier verder op ingaan.

In zijn rapport presenteert de ombudsman een «behoorlijkheidskader», waarin hij aangeeft waar burgers op mogen vertrouwen als de overheid schulden invordert. Het behoorlijkheidskader kan behulpzaam zijn bij het zetten van verdere stappen in de richting van een meer zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso. De uitvoeringsorganisaties zijn uiteraard wel gebonden aan het wettelijke kader en de ruimte die hen daarin is gegeven. De elementen van het behoorlijkheidskader zullen daarnaast ook op uitvoerbaarheid getoetst moeten worden. Ik zie in het behoorlijkheidskader een stimulans om de invordering in de uitvoeringspraktijk verder te verbeteren. Het kader biedt daarvoor goede aanknopingspunten. Ik zal dit ook actief onder de aandacht van partijen brengen en hen waar nodig ondersteunen. Dit als onderdeel van de brede schuldenaanpak.

In de gezamenlijke reactie op het rapport zal ik, conform het verzoek van de ombudsman, expliciet ingaan op het verzoek om het «behoorlijkheidskader» in te bedden in de brede schuldenaanpak.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Kamerstuk 24 515, nr. 336

X Noot
2

Kamerstuk 24 515, nr. 431

X Noot
3

Kamerstuk 24 515, nr. 446

Naar boven