24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 290 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2014

Op 25 april 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB)1 (Kamerstuk 24 515, nr. 281) en aangegeven dat ik u voor de zomer nader zou informeren over de inzet hiervan. In deze brief ga ik in op de doelgroep en de wijze waarop ik het EFMB wil inzetten om deze doelgroep te ondersteunen. Tot slot informeer ik u over het vervolg van het proces.

Doelgroep EFMB

Het EFMB biedt de mogelijkheid om armoedeproblematiek tegen te gaan via twee mogelijke vormen van subsidie: door het verstrekken van voedsel en basisgoederen of door maatregelen gericht op sociale inclusie. In lijn met het BNC-fiche2 en het uitgangspunt van het kabinetsbeleid dat iedereen mee kan doen, heeft het kabinet besloten om de beschikbare middelen in te zetten voor sociale inclusie. Het gaat om € 3,5 miljoen voor de periode 2014–2020 (exclusief de verplichte co-financiering van 15%).

De meest effectieve manier om sociale uitsluiting tegen te gaan is deelname aan het arbeidsproces. Betaald werk levert behalve inkomen immers ook sociale contacten met collega’s op en verhoogt het algemeen welzijn van mensen. Het kabinet zet fors in op het verhogen van de arbeidsparticipatie, onder andere via de Wet Werk en Zekerheid, de sectorplannen, de aanpak Jeugdwerkloosheid, de vereenvoudiging van de Kindregelingen, de Participatiewet, de baangarantie en het Europees Sociaal Fonds (ESF). Niet voor iedereen is het echter mogelijk om via werk te participeren, in het bijzonder geldt dit voor kinderen en ouderen met een laag inkomen.

Zeer terecht is er veel aandacht voor kinderen die opgroeien in gezinnen met een laag besteedbaar inkomen en die hierdoor mogelijk minder kans hebben om zich te ontplooien. Zoals ook in de brief van 23 mei 20143 vermeld staat, vindt het kabinet het van groot belang dat kinderen zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen en wordt er daarom bij de aanpak van armoede- en schuldenproblematiek speciale aandacht aan de positie van kinderen besteed.

Gemeenten zijn gevraagd om de extra middelen voor armoede- en schuldenbeleid – oplopend tot jaarlijks € 90 miljoen – met name in te zetten voor kinderen die niet of beperkt kunnen meedoen. Uit een analyse van de collegeakkoorden van de middelgrote en grote steden van Platform 314 blijkt dat gemeenten hier gehoor aan geven. Verder heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld om de Sportimpuls – specifiek bedoeld om het sporten voor kinderen uit lage inkomensbuurten mogelijk te maken – te verhogen en is financiële steun toegezegd aan maatschappelijke organisaties als het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en Leergeld Nederland.

Het aantal ouderen in Nederland met kans op armoede is vanwege ons sterke sociale stelsel relatief beperkt. Toch is het voor een kleine groep ouderen moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Het gaat hierbij veelal om ouderen die een onvolledige AOW hebben of te maken hebben met problematische schulden. Ouderen lopen een relatief hoog risico om sociaal uitgesloten te raken. Ouderen – zeker op hoge(re) leeftijd – krijgen vaak te maken met een afnemend aantal sociale contacten en ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals het overlijden van de partner. Ook is het voor ouderen niet altijd gemakkelijk om ontwikkelingen in de samenleving bij te houden en wordt sociale participatie vaak bemoeilijkt door gezondheidsproblemen. Voor ouderen met weinig of onvoldoende financiële armslag geldt dat des te meer. Om de sociale participatie van deze meest kwetsbare ouderen van onze samenleving te stimuleren, is besloten om het EFMB in te zetten voor deze groep.

Aanpak

In een bijeenkomst met maatschappelijke organisaties en gemeenten is verkend op welke wijze ouderen met een laag besteedbaar inkomen bereikt kunnen worden en waar zij behoefte aan hebben. Door meerdere maatschappelijke organisaties werd aangegeven dat reeds veel wordt aangeboden om sociale participatie voor ouderen te versterken. Tegelijkertijd werd geconstateerd dat de allerkwetsbaarsten niet altijd bereikt worden. Redenen hiervoor zijn dat de doelgroep niet altijd de weg naar de aangeboden voorzieningen en activiteiten weet te vinden of dat zij een drempel (schaamte) ervaren om ergens op af te stappen. Ook gezondheidsproblemen kunnen een rol spelen. De aanpak is er dan ook op gericht om:

  • de doelgroep op een laagdrempelige manier – bijvoorbeeld door het gezamenlijk nuttigen van een maaltijd – meerdere keren samen te laten komen. Men ziet lotgenoten en contacten kunnen worden gelegd;

  • de doelgroep voor te lichten over belangrijke thema’s als financiële zelfredzaamheid, computergebruik, gezonde eet- en leefgewoontes, lokale participatiemogelijkheden, etc. en wegwijs te maken welke ondersteuning hierbij kan worden verkregen om eventuele belemmeringen te overwinnen;

  • onder de doelgroep te inventariseren waar specifieke behoeften liggen;

  • de doelgroep ook na afloop van de laatste bijeenkomst in het oog te houden om een eventuele follow-up mogelijk te maken, zodat de effecten van de aanpak duurzaam zijn.

Doel is het vergroten van het sociale netwerk van de ouderen en hun inzicht te geven in de mogelijkheden die in hun buurt geboden worden om te participeren.

Het is daarnaast nadrukkelijk de bedoeling om de doelgroep te stimuleren daadwerkelijk gebruik te maken van deze mogelijkheden (tegengaan niet-gebruik). Tot slot zal ik gemeenten vragen om de mensen die met deze aanpak bereikt worden in het oog te houden en waar nodig verdere ondersteuning te bieden. Het EFMB draagt daarmee tevens bij aan de wens van het kabinet om ouderen de mogelijkheid te bieden langer thuis te wonen.

Uitvoering

Gezien het beperkte budgettaire beslag van het EFMB, wil ik de uitvoering zo eenvoudig en de uitvoeringskosten zo beperkt mogelijk houden. Om dit te realiseren, wil ik aan één partij subsidie verstrekken om bovenstaande aanpak uit te voeren. Daartoe publiceer ik op korte termijn een zogenoemde «call of interest». Organisaties die interesse hebben om met de middelen uit het EFMB de hiervoor genoemde activiteiten uit te voeren kunnen zich bij SZW melden en aangeven op welk wijze ze dit willen invullen. Belangrijke uitgangspunten bij de beoordeling van de ingediende plannen zijn:

  • de mate waarin een partij in staat is de doelgroep te bereiken;

  • de mate waarin een partij in staat is gemeenten en relevante maatschappelijke organisaties bij de aanpak te betrekken;

  • de mate waarin een partij in staat is de aanpak landelijk gespreid uit te voeren;

  • de mate waarin een partij kan voldoen aan de eisen van verantwoording van de subsidie.

Conform de Verordening van het EFMB moet een operationeel programma worden geformuleerd en ter goedkeuring aan de Europese Commissie aangeboden. Het Agentschap SZW wordt – evenals voor bijvoorbeeld het ESF – voor het EFMB de Managementautoriteit. De Certificeringsautoriteit en de Auditautoriteit zijn eveneens overeenkomstig die voor het ESF.

Tijdpad vervolg

Ik zal deze zomer de «call of interest» publiceren. Geïnteresseerde partijen dienen vier weken na publicatie van deze call hun plannen bij mij in. Ik verwacht eind augustus te beslissen welke partij het EFMB gaat uitvoeren. In de tussentijd laat ik de verplichte ex-ante evaluatie uitvoeren, onder andere ter bepaling van output- en resultaatindicatoren. Indiening van het Operationeel Programma vindt in september plaats. Ik streef er naar om nog dit jaar met de uitvoering van het Programma te starten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Ook wel bekend als het Fund for European Aid to the most Deprived (FEAD)

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 1519

X Noot
3

Kamerstuk 24 515, nr. 282

X Noot
4

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad – Platform 31

Naar boven