Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
29 mei 2019.
De wens dat één of meer van deze verdragen aan de goedkeuring van de Staten-Generaal
zal worden onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien
leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden
gegeven uiterlijk op 28 juni 2019.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2019
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer
u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot verlenging
van de Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en
de Republiek Uganda betreffende de status van personeel van het Ministerie van Defensie
van het Koninkrijk der Nederlanden, dat aanwezig zal zijn op het grondgebied van de
Republiek Uganda voor multilaterale trainings- en opleidingsactiviteiten, Kampala,
18 september 2012 (Trb. 2012, nr. 191).
Het verdrag met een initiële looptijd van één jaar tot 18 september 2013 zal, na een
eerste verlenging die tot 18 september 2014 liep (Trb. 2013, nr. 220), een tweede verlenging die tot 18 september 2015 liep (Trb. 2014, nr. 181), een derde verlenging die tot 18 september 2017 liep (Trb. 2017, nr. 1) een vierde verlenging die tot 18 september 2018 liep (Trb. 2017, nr. 179), en een vijfde verlenging die tot 18 september 2019 loopt (Trb. 2018, nr. 217), voor een zesde keer met een jaar verlengd worden tot 18 september 2020.
Het voornemen is om met Uganda te onderhandelen over een meerjarig verdrag met dezelfde
strekking. Aangezien de onderhandelingen over dit meerjarige verdrag nog moeten beginnen,
is een nieuwe verlenging ter overbrugging nodig. Het meerjarige verdrag zal uiteraard
parlementaire goedkeuring behoeven.
Voor wat het Koninkrijk betreft, geldt het te verlengen verdrag alleen voor het Europese
deel van Nederland. Het verdrag behoefde destijds op grond van artikel 7, onderdeel
c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de
Staten-Generaal.
De minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok