24 428
Wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op de belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 (terugsluis opbrengst reparatiewetsvoorstel-btw)

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 1995

Tijdens de behandeling van wetsontwerp 24 428 (terugsluis opbrengst reparatievoorstel BTW) heb ik toegezegd met een voorstel inzake willekeurige afschrijving te komen ter bevordering van bedrijfsvestigingen in regio's met een economisch zwakke structuur. Aan deze toezegging zal worden vormgegeven door middel van een ministeriële regeling die past binnen de delegatiebepaling van artikel 10, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. In hoofdlijnen zal de regeling er als volgt uitzien:

– De faciliteit is tijdelijk (heeft betrekking op investeringen in 1996, 1997 en 1998) en gaat gelden voor investeringen in nieuwe bedrijfsgebouwen in regio's met een zwakke economische structuur. Dit betreft de gemeenten die zijn aangewezen in de Uitvoeringsregeling BSRI1; gebouwen die ter beschikking worden gesteld aan de non-profitsector zijn uitgesloten;

– Voor de faciliteit geldt als ondergrens dat de investering ten minste 5 mln moet bedragen;

– Van de kwalificerende investeringen mag in de sfeer van de vennootschapsbelasting 50% willekeurig worden afgeschreven.

Deze regeling zal in januari ter kennisneming aan de Kamer worden aangeboden. De regeling zal terugwerken tot 1 januari 1996.

De Staatssecretaris van Financiën

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

De bijlage – gemeenten aangewezen in de Uitvoeringsregeling BSRI – is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven