nr. 102
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 11 juli 1996
Tijdens de behandeling van de begroting 1996 in november 1995 is door
de Kamer een motie aangenomen waarin aan de regering is gevraagd in het kader
van de uitwerking van de notitie «Vitaal leraarschap» te komen
met voorstellen om het benoemen van vakleraren in het basisonderwijs te stimuleren.
In het overleg dat de Kamer op 21 maart 1996 heeft gevoerd met minister Ritzen
over de lerarenopleidingen en het lerarenbeleid is aan de minister gevraagd
hoe uitvoering zal worden gegeven aan de hierboven bedoelde motie. De minister
heeft bij die gelegenheid geantwoord dat de Kamer nog vóór de
zomer geïnformeerd zou worden over de wijze waarop de regering uitvoering
denkt te geven aan de motie.
In deze brief bericht ik u hierover.
Ik onderschrijf de gedachte die aan de basis ligt van de motie van de
Kamer, namelijk dat vakleraren een meerwaarde kunnen meebrengen voor het onderwijs
in de basisschool. In de notitie «Specialisatie in het basisonderwijs»
(juni 1994), waarmee de Kamer in een overleg over het lerarenbeleid op 8 december
1994 op hoofdlijnen heeft ingestemd, is dit nog eens benadrukt.
De lijn die in deze notitie is gekozen wat betreft het beleid m.b.t. vakleraren
in het basisonderwijs past binnen het concept van de vergroting van de zelfstandigheid
van scholen: het wordt aan de scholen zelf overgelaten of zij voor bepaalde
vakgebieden waarvoor dat mogelijk is, vakleraren zullen aanstellen of dit
onderdeel van het onderwijs door groepsleraren zullen laten verzorgen. Het
is daarbij van belang dat de voorwaarden waaronder scholen kunnen overgaan
tot een keuze om vakleraren aan te stellen optimaal zijn.
Ik wil daarom uitvoering geven aan de motie van de Kamer door de voorwaarden
voor scholen om vakleraren aan te stellen optimaal te maken.
Aan twee belangrijke voorwaarden is al voldaan. In de eerste plaats heb
ik, zoals in de notitie «Specialisatie in het basisonderwijs»
is voorgesteld, met ingang van 1 augustus 1995 de mogelijkheden om vakleraren
aan te stellen voor basisscholen verruimd: naast vakleraren voor gymnastiek,
tekenen, muziek, handvaardigheid, Fries en OETC kunnen scholen ook vakleraren
voor Engels, dans en drama benoemen. In de tweede plaats bewerkstelligt de
met ingang van diezelfde datum verplicht gestelde bestuursaanstelling dat
vakleraren die werkzaam zijn op verscchillende scholen ressorterend onder
eenzelfde bevoegd gezag niet meer te maken hebben met een versnippering van
hun aanstelling. Een flexibeler inzet van vakleraren op de diverse scholen
is daarmee mogelijk gemaakt; bovendien kan een vakleraar hierdoor beter een
rol spelen bij het verder professionaliseren van de overige leden van het
team op zijn vakspecialistische gebied.
Een andere belangrijke voorwaarde betreft de grotere bestuurlijke schaal.
Naarmate we te maken hebben met een groter bestuur waarbij vakleraren kunnen
worden aangesteld, kan aan vakleraren een grotere betrekkingsomvang worden
aangeboden dan bij afzonderlijke kleine(re) besturen mogelijk is. Dit maakt
het voor een dergelijk bestuur aantrekkelijk om te overwegen voor bepaalde
vakgebieden specialisten aan te trekken.
Over deze vorm van schaalvergroting zijn besprekingen gaande met diverse
betrokkenen waaronder de besturenorganisaties.
Tenslotte moet aan de voorwaarde zijn voldaan dat scholen goed op de hoogte
zijn van de voordelen die het aanstellen van vakleraren met zich meebrengt.
Dit betekent onder andere dat er goede praktijkvoorbeelden aan scholen moeten
worden voorgehouden. Ik zal daarom in het najaar starten met een serie artikelen
in Uitleg waarin diverse voorbeelden van «good practice» op het
terrein van de inzet van vakleraren zullen worden beschreven. Het gaat er
in deze voorbeelden vooral om te laten zien hoe vakleraren een belangrijke
bijdrage kunnen leveren aan de optimalisering van de kwaliteit van het onderwijs.
Een goede samenwerking tussen vakleraren en groepsleraren staat voor mij daarbij
voorop.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos