nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel Ba ingevoegd, luidende:
Ba
In artikel 8.18 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De vergunning voor een inrichting vervalt
a. indien de inrichting niet binnen drie jaar nadat de vergunning onherroepelijk
is geworden, is voltooid en in werking gebracht;
b. indien de inrichting een stortplaats is, als bedoeld in artikel 8.47:
indien de stortplaats krachtens het derde lid van genoemd artikel voor gesloten
is verklaard.
2. In het tweede lid worden de woorden «het eerste lid» vervangen
door: het eerste lid, onder a,.
B
In artikel I, onder D, wordt artikel 15.43 vervangen door:
Artikel 15.43
Deze titel is niet van toepassing op stortplaatsen waar baggerspecie is
gestort en die worden gedreven of mede worden gedreven door Onze Minister
van Verkeer en Waterstaat.
C
In het in artikel I, onder D, voorkomende artikel 15.44 worden de volgende
wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid, onder c, wordt de zinsnede «de inventarisatie
van plaatsen waar in de betrokken provincie afvalstoffen zijn gestort»
vervangen door: de door de provincie uitgevoerde inventarisatie van plaatsen
waar afvalstoffen zijn gestort.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde
lid.
D
In het in artikel I, onder D, voorkomende artikel 15.47 worden de volgende
wijzigingen aangebracht:
1. Het vijfde lid, onder a, wordt vervangen door:
a. de opbrengst van de in artikel 15.44 bedoelde heffing, verminderd met
het bedrag ter bestrijding van de kosten in verband met de in artikel 15.44,
eerste lid, onder c, bedoelde inventarisatie;
2. In het zevende lid vervalt onderdeel b, en wordt onderdeel c verletterd
tot b.
E
Artikel VI vervalt.
Toelichting
A
Om buiten twijfel te stellen tot welk moment de vergunning voor de stortplaats
van kracht is, wordt in artikel 8.18 geregeld dat de vergunning vervalt wanneer
de stortplaats voor gesloten is verklaard.
B
In artikel 15.43, onder b, was, evenals in artikel 8.48, geregeld dat
de betreffende titel niet van toepassing is op stortplaatsen waar het storten
is beëindigd vóór 1 maart 1995. Geconstateerd is echter
dat het genoemde onderdeel b niet in overeenstemming is met artikel 15.44,
eerste lid, onder c, waarbij is bepaald dat de heffing ook dient voor de inventarisatie
van plaatsen waar vóór 1 maart 1995 afvalstoffen zijn gestort.
Door onderdeel b te schrappen wordt deze tegenstrijdigheid opgeheven.
C
Door het invoegen van de zinsnede «door de provincie» wordt
uitgesloten dat de financiering van de inventarisatie van voormalige stortplaatsen
uit de door de provincie geïnde heffingen open staat voor derden, zoals
bedrijfsgebonden stortplaatsen. Deze wijziging is reeds aangekondigd aan het
slot van paragraaf 3.2 van de nota naar aanleiding van het verslag.
Het vervallen van het derde lid van artikel 15.44 vloeit voort uit de
onder E opgenomen wijziging.
D
Zoals aangegeven in paragraaf 3.3.1 van de nota naar aanleiding van het
verslag is bij nader inzien geconstateerd dat het niet noodzakelijk is dat
de voor de inventarisatie geheven middelen in het nazorgfonds worden gestort.
Daartoe is artikel 15.47 aangepast.
E
Artikel VI kan vervallen omdat het daarin opgenomen wetsvoorstel inmiddels
tot wet is verheven en in werking getreden (Stb. 1996, 184).
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
M. de Boer