24 321
Aanvulling van de Wet milieubeheer met een regeling ter waarborging dat gesloten stortplaatsen geen of zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu hebben, alsmede wijziging van de Wet bodembescherming

nr. 19
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KLEIN MOLEKAMP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 17

Ontvangen 12 juni 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel C, vervalt in artikel 8.49, eerste lid, de tweede volzin.

II

In artikel I, onderdeel C, worden in artikel 8.49 na het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

3. Degene die een stortplaats drijft stelt een nazorgplan op ter uitvoering van de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid. Het nazorgplan behoeft de instemming van gedeputeerde staten van de provincie waarin de stortplaats geheel of in hoofdzaak is gelegen. Gedeputeerde staten beslissen hierover binnen dertien weken na de indiening van het nazorgplan. De goedkeuring is van rechtswege gegeven indien gedeputeerde staten niet binnen de instemmingstermijn van dertien weken een beslissing hebben genomen.

4. Gedeputeerde staten kunnen degene die een stortplaats drijft bevelen het nazorgplan waarmee zij hebben ingestemd, aan te passen gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu, dan wel in verband met een verandering van de stortplaats sedert de datum van instemming met het nazorgplan.

III

In artikel I, onderdeel C, wordt artikel 8.49, derde lid, vervangen door:

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot de in het eerste en tweede lid bedoelde maatregelen alsmede met betrekking tot het in het derde lid bedoelde nazorgplan nadere regels worden gesteld.

IV

In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 15.45, tweede lid, de zinsnede «die naar verwachting gemoeid zullen zijn met de in artikel 8.49 bedoelde zorg voor die stortplaats» vervangen door: die naar verwachting gemoeid zullen zijn met de uitvoering van het in artikel 8.49, derde en vierde lid, bedoelde nazorgplan waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd, of, indien geen nazorgplan geldt, de in artikel 8.49, eerste lid, bedoelde zorg voor die stortplaats.

V

In artikel I, onderdeel D, wordt aan artikel 15.45, derde lid, een volzin toegevoegd, luidende: De kosten, bedoeld in de tweede volzin, worden berekend met inachtneming van de voor die stortplaatsen geldende nazorgplannen waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd.

VI

In artikel I, onderdeel D, worden in artikel 15.45 na het derde lid twee leden toegevoegd, die als volgt luiden:

4. Op aanvraag van degene die een niet-bedrijfsgebonden stortplaats drijft, blijft voor die stortplaats het vereveningsstelsel, bedoeld in het derde lid, buiten toepassing. In dat geval geldt het objectgebonden stelsel, bedoeld in het tweede lid, met dien verstande dat de heffing in dat geval een vereveningscomponent kan bevatten.

5. De vereveningscomponent, bedoeld in het vierde lid, strekt uitsluitend ter dekking van de kosten van de zorg voor niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen, voor zover die stortplaatsen deze kosten naar verwachting niet zelf zullen kunnen opbrengen. Op de vereveningscomponent is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

VII

Aan artikel II wordt, onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid, een lid toegevoegd, luidende:

2. Het in artikel 8.49, derde lid, bedoelde nazorgplan wordt ter instemming bij gedeputeerde staten ingediend binnen 13 weken na de inwerkingtreding van deze wet.

Toelichting

Dit amendement beoogt een meer actieve betrokkenheid van exploitanten in de wet te verankeren. In de toelichting bij de tweede nota van wijziging (stuk nr. 16) en de begeleidende brief van de minister (stuk nr. 15) wordt gesteld dat het een bepaling van de provincie is of door de exploitant een nazorgplan wordt opgesteld. Voor een goede uitvoering van de nazorg is actieve betrokkenheid van de exploitant middels het nazorgplan onontbeerlijk. De effectiviteit, de efficiëntie en de inzichtelijkheid van de nazorg en de nazorgfondsen wordt erdoor bevorderd.

Onderdeel III van het amendement bevat het nieuw geformuleerde derde lid van artikel 8.49. De verwijzing in het bestaande derde lid naar het «in het derde lid bedoelde nazorgplan» betreft uiteraard de verwijzing naar het in onderdeel I ingevoegde nieuwe derde lid.

Klein Molekamp

Naar boven