24 170 Gehandicaptenbeleid

Nr. 329 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2024

Hierbij zend ik u de beleidsreactie naar aanleiding van het onlangs verschenen rapport met concluding observations van het VN-comité voor de Rechten van Personen met een Handicap (hierna: het Comité). Naar aanleiding van het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 september 2024 ontvangt u deze reactie nog voor de plenaire begrotingsbehandeling van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.1

Op 15 augustus jl. voerde een delegatie namens de Nederlandse overheid de zogeheten dialoog met het Comité, voor de eerste keer sinds ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: VN-verdrag Handicap) in 2016. Op 11 september 2024 publiceerde het Comité zijn concluding observations voor de verdere implementatie van het VN-verdrag Handicap in Nederland. Het gaat om een groot aantal observaties en aanbevelingen, die betrekking hebben op verschillende onderdelen van het VN-verdrag Handicap. In deze brief schets ik op welke wijze ik van plan ben samen met de betrokken departementen opvolging te geven aan die aanbevelingen.

Opbouw van deze reactie

Ik ga in het vervolg van deze brief nader in op:

  • De ambitie die uit de concluding observations naar voren komt, en hoe deze ambitie aansluit op de maatschappelijke beweging in Nederland om de positie van mensen met een beperking te verbeteren en toegankelijkheid te vergroten.

  • Hoe ik de concluding observations betrek bij de ontwikkeling van de werkagenda bij de Nationale Strategie VN-verdrag Handicap, en hoe ik omga met de aanbevelingen dit niet direct relateren aan deze werkagenda.

  • Welk ingezet beleid op een aantal hoofdpunten uit de concluding observations bijdraagt aan de implementatie van het VN-verdrag Handicap en hoe de concluding observations hier in meegenomen wordt.

  • Hoe de rapportagecyclus van het Comité verder is opgebouwd, en wat de vervolgstappen daarin zijn.

Ambitie op VN-verdrag ligt in het verlengde van de aanbevelingen

Het Comité spoort aan om te blijven werken aan het verbeteren van de positie van mensen met een beperking, en er hierbij voor te zorgen dat mensen met een beperking dezelfde kansen krijgen als ieder ander in onze samenleving. Dat is een aansporing die ik van harte onderschrijf. Onze samenleving is nog niet toegankelijk genoeg voor mensen met een beperking, bijvoorbeeld als het gaat om de toegang tot gebouwen, de openbare ruimte of gelijkwaardig meedoen op de arbeidsmarkt. Daarom zet ik me er samen met mijn collega’s in het kabinet voor in om stap voor stap te werken aan verbeteringen.

De implementatie van het VN-verdrag Handicap stelt het sociaal model centraal in de manier van kijken naar een beperking. Dit betekent dat we niet moeten kijken naar wat iemand niet kan, maar we moeten juist oog hebben voor wat iemand nodig heeft om naar eigen wens en vermogen deel te kunnen nemen aan de samenleving. Hiervoor moeten we ontoegankelijkheden en belemmeringen voor mensen met een beperking in de samenleving wegnemen. Dit spreekt ook duidelijk uit de aanbevelingen van het Comité.

Het opvolgen van de aanbevelingen van het Comité vraagt dat we voortdurend oog blijven houden voor de rechten en positie van mensen met een beperking. In het maken van beleid en wetgeving vanuit de overheid, in de uitvoeringspraktijk van organisaties, maar ook in hoe we met elkaar omgaan in de samenleving. Dit krijgt vorm in de werkagenda bij de Nationale strategie VN-verdrag Handicap 2040 (hierna: Nationale Strategie) die nu wordt voorbereid. Het vaststellen van deze meerjarige strategie was een initiatief dat mede vanuit uw Kamer kwam, om het mogelijk te maken om te werken aan toegankelijkheid gedurende een langere tijdsperiode. Parallel aan de ontwikkeling van de werkagenda is er ook veel beweging in de samenleving. Zoals het werk van bedrijven om producten, goederen en diensten toegankelijker te maken, de inzet van gemeenten om lokale inclusie-agenda’s vast te stellen en de vele inspirerende voorbeelden van maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers.

Het Comité licht in haar aanbevelingen ook een aantal punten in positieve zin uit, die laten zien op welke terreinen Nederland de afgelopen jaren stappen voorwaarts heeft gezet en waar we op voort kunnen borduren. Het gaat hier om:

  • Het vaststellen van de Nationale Strategie VN-verdrag Handicap 2040.

  • Het eerder genomen principebesluit van de Nederlandse regering rond ratificatie van het facultatief protocol bij het VN-verdrag Handicap.

  • De aanpassing van artikel 1 van de Grondwet, waarbij «handicap» specifiek als discriminatiegrond is toegevoegd.

  • Het besluit van de regering om nationale wetgeving inzake gelijke behandeling in te voeren in Caribisch Nederland, inclusief de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz).

  • De Hervormingsagenda Jeugd 2023–2028, gericht op het wijzigen van delen van de Jeugdwet (2015) om de ondersteuning van jongeren met een handicap en hun gezinnen te verbeteren.

  • De erkenning van de Nederlandse Gebarentaal als officiële taal.

  • Stappen die zijn ondernomen om de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn te implementeren.

Aanbevelingen Comité worden betrokken bij de totstandkoming van de werkagenda bij de Nationale strategie VN-verdrag Handicap

Voor het opvolgen van de aanbevelingen van het Comité is de werkagenda bij de Nationale Strategie een belangrijk instrument. Dit is ook in lijn met de aanbeveling van het Comité om aan de hand van een strategie te werken aan de invulling van de principes en rechten uit het VN-verdrag Handicap in de wetgeving en het beleid van overheden. Zoals u bekend, is deze Nationale Strategie eerder dit jaar vastgesteld, in samenwerking met mensen met een beperking en hun vertegenwoordigende organisaties. Deze strategie bevat de meerjarige doelen waaraan het kabinet samen met alle betrokken partners werkt om Nederland toegankelijker en inclusiever te maken voor mensen met een beperking. De doelstellingen in de strategie zijn gegroepeerd in meerdere levensdomeinen: werk en inkomen, thuis en wonen, onderwijs en ontwikkeling, gezondheid en ondersteuning, vervoer en mobiliteit, cultuur, media, sporten en bewegen, veiligheid en rechtsbescherming. De eerste werkagenda voor een periode van vijf jaar wordt momenteel ontwikkeld. Deze werkagenda ontwikkel ik wederom samen met een brede vertegenwoordiging van mensen met een beperking, maatschappelijke organisaties, bracheorganisaties, gemeenten en alle betrokken Ministeries (SZW, OCW, IenW, BZK, JenV, EZ). Hiermee geef ik ook invulling aan de aanbevelingen van het Comité gericht op het belang van het betrekken van de mensen om wie het gaat in de ontwikkeling van beleid.

Het Comité verwelkomt in haar aanbevelingen de Nationale Strategie, maar bespiegelt ook de relatie tussen deze nationale strategie en het VN-verdrag Handicap. In reactie hierop kan ik aangeven dat het een bewuste keuze is geweest om de Nationale Strategie te ontwikkelen vanuit de levensdomeinen waar mensen met een beperking drempels ervaren. En deze levensdomeinen sluiten aan bij een aanzienlijk deel van de verdragsartikelen. De belangrijke principes in de strategie zorgen voor de verdere aansluiting op de verdragsartikelen. Uit de dialogen met het Comité blijkt dat ook andere landen een soortgelijke focus aanbrengen in hun Nationale Strategie om het VN-verdrag Handicap te implementeren.

Daarnaast legt het Comité de nadruk op specifieke groepen, zoals bijvoorbeeld vrouwen en kinderen met een beperking, die op meerdere gronden uitsluiting kunnen ervaren in de samenleving. Ik betrek deze groepen ook nadrukkelijk bij de werkagenda. Op 12 oktober 2024 deelden kinderen met een beperking hun ervaringen in een bijeenkomst die door Het Gehandicapte Kind werd georganiseerd. Zij maakten de verschillende vormen van uitsluiting op het gebied van spelen, sporten, media en school tastbaar en gaven aan wat zij belangrijk vinden, nu en in de toekomst. Daarnaast verken ik, in de voorbereiding op de sessies waarin de werkagenda bij de Nationale Strategie gevormd wordt, met de koepelorganisaties Ieder(in) en Mind de mogelijkheden om een bredere vertegenwoordiging van groepen uit te nodigen die vanwege meerdere persoonskenmerken uitsluiting ervaren.

De werkagenda zal zowel bestaande als nieuwe beleidsinitiatieven bevatten waarmee we stapsgewijs toewerken naar de realisatie van de doelstellingen uit de strategie. Vanaf het voorjaar 2024 zijn mogelijke beleidsmaatregelen en oplossingen met deze partijen in kaart gebracht en in het najaar van 2024 en het begin van 2025 verschillende bijeenkomsten gepland om tot verdere uitwerking te komen en keuzes te maken. In het proces om deze werkagenda te ontwikkelen, bespreek ik de aanbevelingen van het Comité die gaan over de levensdomeinen, zodat maatregelen die in de werkagenda worden opgenomen ook zoveel als mogelijk aansluiten op de aanbevelingen. In het vierde kwartaal van 2024 informeer ik u per brief nader over de voortgang van de ontwikkeling van de werkagenda. Ik zal u bij de oplevering van de werkagenda ook informeren hoe de vertaling van de aanbevelingen gemaakt is. Op de aanbevelingen van het Comité die geen onderdeel uitmaken van de Nationale Strategie kom ik, zodra de werkagenda in uitvoering is, terug in de eerste voortgangsrapportage vanuit de werkagenda.

Aanbevelingen Comité worden ook meegenomen in ingezet beleid

Hieronder geef ik voorbeelden van ingezet beleid dat aansluit op diverse aandachtspunten van het Comité, en waarin aanbevelingen van het Comité reeds in dat ingezette beleid worden meegenomen.

1. Samen met inwoners in gemeenten het verschil maken

Gemeenten hebben een belangrijke rol in de uitvoering van het VN-verdrag Handicap. Sinds de decentralisatie van het sociaal domein ligt de verantwoordelijkheid voor zorg en ondersteuning aan hun inwoners primair bij hen. Het Comité wijst op verschillen in de wijze waarop gemeenten het VN-verdrag Handicap implementeren en uit zorgen over de verschillen die zijn ontstaan in mogelijkheden voor zorg en ondersteuning tussen gemeenten. Het Comité beveelt aan om duidelijke richtlijnen en procedures te ontwikkelen die een consistente implementatie van het VN-verdrag Handicap door alle gemeenten garanderen.

Gemeenten zijn rond het VN-verdrag Handicap in specifieke zin verplicht om een plan op te stellen waarin zij aangeven hoe zij uitvoering geven aan het VN-verdrag, de zogeheten Lokale inclusieagenda (LIA). De doelstelling is dat elke gemeente in Nederland in 2025 een lokale inclusie-agenda heeft opgesteld in samenwerking met ervaringsdeskundige inwoners. 62% van de gemeenten beschikt momenteel over deze LIA. De afgelopen periode is hier fors op ingezet en gelukkig is dit percentage hoger aan het worden. Maar we zijn er nog niet. De VNG biedt daarom gemeenten een ondersteuningsprogramma om tot lokaal inclusiebeleid te komen.2 Beschikbaar voor gemeenten in dit programma zijn onder andere handreikingen, kennissessies en een zelfscan. Deze instrumenten dragen ook bij aan harmonisering van de inzet van gemeenten. Een mooi voorbeeld van hoe de VNG met een landelijke campagne aanspoort tot lokaal inclusiebeleid is de verkiezing «Meest Toegankelijke gemeente van Nederland», die onlangs is gewonnen door de gemeente Oude IJsselstreek. Met deze inzet is het doel dat het aantal gemeenten met een LIA in 2025 verder doorstijgt.

Het is belangrijk dat het initiatief in deze aanpak bij gemeenten zelf blijft liggen. In eerste instantie omdat het VN-verdrag Handicap zelf ook oproept tot het maken van (lokaal) inclusiebeleid in nauwe samenspraak met inwoners met een beperking en organisaties die hen vertegenwoordigen. En juist ook omdat een belangrijk fundament van gedecentraliseerde wetgeving is het hebben van beleidsruimte voor gemeenten. Ruimte om beleid te kunnen voeren passend bij de lokale situatie, hetgeen verankerd wordt in de lokale verordening, dan wel lokale beleidsregels. Hierdoor kunnen dus verschillen ontstaan bij de uitvoering van taken door gemeenten als het gaat om vergoedingen, maar ook als het gaat om de vormgeving van regelingen. Tien jaar na de decentralisatie is het een goed moment om te kijken of die diversiteit op alle onderdelen van de uitvoeringspraktijk noodzakelijk en nuttig is. Derhalve wordt in een brede studie naar de houdbaarheid van de Wmo 2015 in de nabije toekomst ook gekeken naar de diversiteit in de uitvoeringspraktijk en zodoende ook naar de reikwijdte van beleidsruimte en stelselverantwoordelijkheid.

2. Passende zorg en ondersteuning

Meerdere aanbevelingen van het Comité raken aan de toegang tot zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking én de hulp voor mensen om binnen het aanbod de zorg en ondersteuning te vinden die nodig en passend is. Ik herken dat mensen met een beperking veel tijd kwijt kunnen zijn aan het vinden en regelen van zorg en ondersteuning, zeker als er sprake is van zorg en ondersteuning vanuit meerdere wetten (Wmo2015, Jeugdwet, Wlz en/of Zvw). Ik heb de ambitie om financiële regelingen te vereenvoudigen en de toegang tot zorg en ondersteuning toegankelijker te maken, tegelijkertijd is dit een complex vraagstuk. Op dit moment werkt het kabinet aan verschillende trajecten die tezamen gericht zijn op verbeteringen.

Vanuit de Wmo2015 kunnen mensen gratis gebruik maken van onafhankelijke cliëntondersteuners, die mensen helpen om de juiste zorg en ondersteuning te vinden. Ze kijken hierbij ook naar zorg en ondersteuning vanuit de Jeugdwet, Zorgverzekeringswet en toeleiding naar de Wet Langdurige Zorg. Cliëntondersteuners hanteren daarbij een brede blik en kunnen ook helpen bij vragen over werk, inkomen of wonen. Met de Toekomstagenda Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking wordt er gewerkt aan het verbeteren van de vindbaarheid en kwaliteit van cliëntondersteuners.

Een andere goede ontwikkeling betreft het inzetten van een passende beschikkingsduur voor mensen met een beperking. Gemeenten kunnen op verschillende manieren een passende beschikkingsduur voor een langere periode voor de Wmo2015 in hun verordeningen vaststellen. Hiermee zorgen gemeenten ervoor dat inwoners met een stabiele ondersteuningsvraag niet elk jaar een herindicatie nodig hebben. Steeds meer gemeenten zijn hiermee aan de slag met als gevolg dat de administratieve lasten voor zowel mensen met een beperking als gemeenten worden verminderd. Gemeenten worden daarbij ondersteund door het Ketenbureau i-Sociaal Domein, onlangs is hier een handreiking bij verschenen.3 Binnen de Zvw-pgb is per mei 2023 de werkwijze verlengde toekenning ingegaan. Dit betekent dat het voor budgethouders met een chronische en stabiele zorgvraag mogelijk is om in aanmerking te komen voor een toekenning van Zvw-pgb tot maximaal 5 jaar.

Eén van de trajecten om te werken aan het tegengaan van versnippering is het programma «Inrichten overheidsbrede loketten» van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Vanuit het «geen verkeerde, altijd de juiste deur» principe geeft het Ministerie van BZK invulling aan overheidsbrede ingangen en toegang tot publieke dienstverlening. Het doel daarvan is dat het niet uitmaakt waar de burger bij de overheid aanklopt; er wordt gezamenlijk de juiste hulp of ondersteuning. Ook voor de zorg geldt dat mensen met een beperking het stelsel als complex of versnipperd ervaren. Daarom wordt ook daar gekeken in samenwerking met ervaringsdeskundigen hoe we naar oplossingen kunnen toewerken zodat mensen niet steeds doorgestuurd worden. In het onderdeel gezondheid en ondersteuning in de werkagenda bij de Nationale Strategie kom ik terug op de aanbevelingen van het Comité die hierop gericht zijn.

3. Beweging naar inclusief onderwijs

Het Comité doet verschillende aanbevelingen om verder te werken aan het toegankelijk en inclusief maken van het onderwijs. Om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk kinderen naar school kunnen, wordt er op dit moment al gewerkt aan de verdere verbetering van passend onderwijs, via de acties uit de Verbeteraanpak passend onderwijs. Zo wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan het terugdringen van het aantal kinderen dat voor kortere of langere tijd thuis zit, via een wetsvoorstel dat nog later dit jaar door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. Doel hierbij is onder andere het verzuimbeleid op scholen versterken, maar ook het aantal vrijstellingen van onderwijs terugdringen door ook het onderwijskundig perspectief meer mee te laten wegen. Verder wordt er bijvoorbeeld ingezet op digitaal afstandsonderwijs en op het vergroten van de mogelijkheden voor maatwerk.

Ondertussen bieden steeds meer scholen in het primair en voortgezet onderwijs al inclusief onderwijs, waarbij er nog meer kinderen welkom zijn op een school in de buurt, ook als er extra ondersteuning nodig is. De ambitie om dit op meer plekken te realiseren is verder uitgewerkt in het beleidskader «Met elkaar voor alle kinderen en jongeren: werken aan een inclusieve leeromgeving», dat in het voorjaar aan uw Kamer is gestuurd.4 Ook bij inclusief onderwijs zal er altijd een vorm van gespecialiseerd onderwijs blijven bestaan voor leerlingen voor wie dit nodig is. Scholen werken nu al aan het bieden van inclusief onderwijs via bijvoorbeeld de symbioseregeling, waardoor individuele leerlingen uit het gespecialiseerd onderwijs een deel van het onderwijsprogramma op een reguliere school kunnen volgen. Of met de beleidsregels die meer ruimte bieden aan scholen zodat groepen leerlingen vanuit het regulier en speciaal onderwijs samen onderwijs volgen.

Om te zorgen dat er voor alle kinderen nu en in de toekomst een goede plek in het onderwijs is, is het belangrijk dat er voldoende en goed toegerust onderwijs- en zorgpersoneel is en dat leraren en schoolleiders de juiste ondersteuning krijgen. Dit krijgt bijvoorbeeld vorm in multidisciplinaire teams op school, daarbij wordt de expertise van het gespecialiseerd onderwijs of de (jeugd)zorg onderdeel van het netwerk om de school heen. Dit betekent dat de benodigde ondersteuning op alle scholen beschikbaar is voor zowel de leerlingen als de leerkrachten. Ook is het van belang dat de huisvesting en de leermiddelen toegankelijk en passend zijn voor alle kinderen en jongeren. De komende periode wordt, ook op verzoek van uw Kamer, samen met het onderwijsveld in kaart gebracht welke wetgeving aangepast moet worden voor de route naar inclusief onderwijs5 en wat hiervoor financieel gezien nodig is.6 De aanbevelingen van het Comité worden in dit proces meegenomen.

Het Comité heeft verder in haar aanbevelingen speciale aandacht voor het aantal kinderen in het speciaal onderwijs. De stijging van wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs zijn zorgelijk, omdat het betekent dat er leerlingen zijn die niet of niet meteen op de gewenste school terecht kunnen. De wachtlijsten zijn geen op zichzelf staand probleem, maar onderdeel van bredere maatschappelijke ontwikkelingen en de krapte in de gehele keten van kinderopvang, onderwijs en zorg. Binnenkort ontvangt uw Kamer ook een gezamenlijke beleidsreactie van de Ministeries VWS, SZW en OCW over het rapport «Druk op de Keten». Over de acties die worden ondernomen, heeft de toenmalig Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs uw Kamer via de brief over passend onderwijs in mei 2024 geïnformeerd.7

Daarnaast beveelt het Comité specifiek aan om de toegankelijkheid van scholen voor kinderen met een beperking te verbeteren. De eisen die gesteld worden aan schoolgebouwen liggen grotendeels verankerd in bouwregelgeving (Bbl) van het Ministerie van BZK. Alleen de minimale ruimtebehoefte per schoolsoort wordt bepaald in de sectorwetten. Op dit moment brengt onderzoeksbureau Oberon in kaart wat er nodig is aan normen en eisen om een inclusief schoolgebouw te bouwen en bestaande schoolgebouwen aan te passen. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal u uiterlijk in het voorjaar van 2025 informeren over de uitkomsten van dit onderzoek. Daarnaast is vanuit het Nationaal Groeifonds een leerlab Inclusieve Scholenbouw gestart, waarin een aantal scholen met hun bouwprojecten leren en ontwikkelen op het gebied van het inclusiever en toegankelijker maken van het schoolgebouw.

Ten slotte roept het Comité op om te zorgen voor toegang tot inclusief vervolgonderwijs. In het mbo krijgt dit vorm met de verbeteragenda passend onderwijs mbo, die in 2020 opgesteld is en loopt tot en met 2025.8 In het ho en wo werken instellingen aan inclusief onderwijs middels het Kader Studentenwelzijn en via de ondersteuning van het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs en de «intentieverklaring VN-verdrag in het hoger onderwijs». Via beide routes en in het onderdeel Onderwijs en Ontwikkeling van de werkagenda bij de Nationale Strategie VN-Handicap 2040 krijgen de aanbevelingen van het Comité op dit terrein verdere opvolging.

4. Toegankelijk openbaar vervoer

Het Comité doet ook aanbevelingen voor het verder werken aan het toegankelijk maken van het openbaar vervoer. Vanaf 2006 wordt er gewerkt aan het toegankelijk maken van het spoor in Nederland. Inmiddels is ruim 90% van de Nederlandse treinstations toegankelijk. In november 2022 is het Bestuursakkoord Toegankelijkheid Openbaar Vervoer 2022–2032 getekend door IenW, Nederlandse Spoorwegen, de spoorwegbeheerder ProRail, regionale vervoerders en decentrale ov-autoriteiten. Daarin staan maatregelen die snel leiden tot verbetering van de toegankelijkheid, zoals reisassistentie die uiterlijk in 2025 op alle treinstations aanwezig moet zijn, toegankelijke toiletten in regionale treinen en het beter vindbaar maken van toiletten op stations voor blinden en slechtzienden. Sommige maatregelen kosten meer tijd, zoals het volledig toegankelijk maken van alle bus- en tramhaltes en het zorgen voor toegankelijke toiletten in alle treinen.

Verder is er specifieke aandacht van het Comité voor de gedeeltelijke vervanging van de lijnbus door kleinere buurtbussen die veelal niet toegankelijk zijn. Het Ministerie van IenW heeft een onderzoek laten uitvoeren naar toegankelijkheid van buurtbussen. Ook neemt het Ministerie van IenW samen met andere departementen – in het bredere perspectief van een lopende verkenning naar publieke mobiliteit – de positie van de buurtbus in het mobiliteitssysteem mee. In deze verkenning worden de mogelijkheden en bijbehorende voorwaarden onderzocht om de verschillende vormen van doelgroepenvervoer en regulier regionaal openbaar vervoer te optimaliseren. Hierbij wordt gestreefd naar een samenhangend mobiliteitssysteem voor alle reizigers, waarbij het huidige dienstregeling gestuurde ov wordt aangevuld met vraaggestuurd ov, doelgroepenvervoer en de inzet van andere vormen zoals deelmobiliteit. Daarnaast zullen er altijd mensen zijn voor wie reizen met (aanvullend) ov helaas nooit mogelijk zal zijn. Voor die mensen moeten we uiteraard in redelijkheid voorzien in een alternatief. Valys-vervoer is één van die alternatieven.

5. Werkgelegenheid en een behoorlijke levensstandaard

Op het terrein van werk en inkomen beveelt het Comité aan om te kijken naar de systemische en structurele belemmeringen die ervaren worden door mensen met een beperking en om maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking te verhogen. Ook beveelt het Comité aan om de banenafspraak verder te implementeren, te zorgen voor toegankelijke werkplekken en adequate ondersteuning van mensen met een beperking. Daarnaast beveelt het Comité aan om wetgeving aan te passen zodat op een gepaste manier naar mensen met een beperking wordt verwezen en om de mensenrechtenbenadering van denken over handicap door te voeren in alle programma’s, beleid en wetgeving.

Te veel mensen met een beperking staan aan de kant. Om ervoor te zorgen dat meer mensen kunnen participeren op de arbeidsmarkt zet het Ministerie van SZW op korte termijn in op verbeteringen van de banenafspraak. Zo wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan het beter in beeld brengen van kandidaten uit de doelgroep banenafspraak. Ook ligt er een wetsvoorstel in uw Kamer waarin wordt ingezet op een beperkte verbreding van de doelgroep, een bonus-malusregeling in plaats van een quotumregeling en een vereenvoudiging voor werkgevers voor het verkrijgen van de loonkostenvoordelen. Het Ministerie van SZW werkt verder in samenwerking met mensen met een beperking, hun vertegenwoordigende organisaties en onder andere sociale partners aan de toekomstvisie banenafspraak, waarbij het uitgangspunt is dat de ondersteuningsbehoefte van mensen centraal komt te staan in plaats van de uitkering waar iemand in zit.9 De aanbevelingen van het Comité omtrent de banenafspraak worden hierbij ook bestudeerd. Voor mensen met een uitkering is ondersteuning naar werk beschikbaar vanuit gemeenten of UWV. Door het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie werkt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verder aan het uitbannen van discriminatie op de werkplek.

Sociaal ontwikkelbedrijven hebben een grote rol bij het aan het werk helpen van mensen met een beperking. Wanneer mensen (tijdelijk) niet bij een reguliere werkgever kunnen werken, spelen sociaal ontwikkelbedrijven een belangrijke rol om werken tóch mogelijk te maken. Zij bieden mensen een (beschutte) werkplek en begeleiden ze waar mogelijk naar werk op de reguliere arbeidsmarkt. Het kabinet zet in op het stimuleren van beschut werk en het versterken van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Hiervoor is vanaf 2025 € 65 miljoen structureel per jaar beschikbaar. Het kabinet werkt ook aan de verbeteragenda beschut werk, met daarin maatregelen die de uitvoering van beschut werk verder versimpelen. Uw Kamer heeft recent de voortgangsbrief «Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk» ontvangen.10 In deze brief staan bovengenoemde maatregelen en enkele andere stappen uitgebreider toegelicht.

Het Comité beveelt verder aan dat het verhoogde risico op armoede onder mensen met een beperking moet worden aangepakt en dat mensen met een beperking specifiek meegenomen moeten worden in plannen die armoede tegengaan. Tevens dient de beperking de belangrijkste factor te zijn in de toekenning en berekening voor kosten, sociale toelages en eigen bijdragen van mensen met een beperking. Hierbij dienen toelages die afhangen van het huishoudinkomen te worden vermeden.

Het gehele kabinet vindt het van groot belang om armoede aan te pakken. De afgelopen jaren zijn de armoedecijfers in Nederland gedaald. Tegelijkertijd zijn economische ontwikkelingen onvoorspelbaar. In het Nationaal programma armoede en schulden werkt het kabinet samen met ervaringsdeskundigen, gemeenten, vakbonden, werkgevers, maatschappelijke en private organisaties aan het tegengaan van de langetermijngevolgen van armoede. Het onderzoek «»Meerkosten van het leven met een beperking»» door het NIBUD maakte tevens inzichtelijk met welke meerkosten mensen geconfronteerd kunnen worden als gevolg van hun beperking. Ik ga met de collega-bewindspersonen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek over dit rapport en kom met een beleidsreactie waarbij het regeerprogramma van het kabinet (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) het vertrekpunt is.

Ons sociale zekerheidsstelsel verzekert mensen van inkomen bij werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid en ouderdom. De afgelopen jaren hebben signalen uit de praktijk en rapporten van verschillende commissies ons gewezen op de onbedoelde effecten van de complexe wetgeving in de sociale zekerheid. Het kabinet erkent dat de sociale zekerheid complex is voor veel mensen die er van afhankelijk zijn en dat de regelingen begrijpelijker, voorspelbaarder en toegankelijker moeten worden. Het kabinet werkt daarom onder andere aan het wegnemen van de hardheden en structurele knelpunten in het arbeidsongeschiktheidsstelsel. De beleidsvarianten en opties die de commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) voorstelt, worden op dit moment ambtelijk nader uitgewerkt. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informeert uw Kamer dit najaar over deze uitwerking.

Een deel van de mensen met een beperking die niet terecht kunnen in het arbeidsongeschiktheidsstelsel zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van de Participatiewet. Onder andere OCTAS heeft geconcludeerd dat dit vanwege de strenge voorwaarden en de focus op werk niet passend is. Het vraagstuk hoe mensen zonder of met beperkt arbeidsvermogen die in de Participatiewet zitten, beter ondersteund kunnen worden, wordt opgepakt binnen het programma Participatiewet in balans. Een werkgroep waarin ook gemeenten en UWV meedoen, werkt hiervoor opties uit. Daarbij worden ook de normen, rechten en plichten tegen het licht gehouden. In het voorjaar van 2025 wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang.

Voor sommige mensen stopt ondersteuning niet in het domein van de sociale zekerheid. Veel mensen met een uitkering ontvangen ook één of meerdere toeslagen. Zij maken gebruik van lokale regelingen, of hebben zorg nodig waarvoor zij een eigen bijdrage betalen of een fiscale aftrekpost gebruiken. Al deze onderdelen werken op elkaar in. Via het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen (VIM) werkt het kabinet aan vereenvoudiging in de samenhang van toeslagen, fiscaliteit, sociale zekerheidsuitkeringen en gemeentelijke regelingen. Hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd in december 2023.11 Daarnaast vereenvoudigt het kabinet de aftrek van extra vervoerskosten door ziekte of een beperking in de inkomstenbelasting per 1 januari 2025. Om beter aan te sluiten bij de hoge kosten die mensen met een beperking maken voor vervoer, stelt het kabinet extra middelen ter beschikking om het forfait voor het aftrekbaar bedrag bij extra vervoerskosten te verhogen naar 0,60 euro per kilometer.

6. Ook spoedig toewerken naar implementatie in Caribisch Nederland

Ofschoon het Comité positief is over het besluit van de regering om nationale wetgeving inzake gelijke behandeling in te voeren in Caribisch Nederland, inclusief de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz), beveelt het Comité verder aan om spoedig werk te maken van medegelding en volledige implementatie van het Verdrag in het Caribisch Nederland. Momenteel onderzoeken de betrokken ministeries welke verdere stappen hiervoor gezet moeten worden. Daarnaast wordt ingezet op een apart programma gericht op toegankelijkheid en participatie voor inwoners van Caribisch Nederland. Dit is nu in voorbereiding. Hierin zullen acties worden uitgevoerd die in gezamenlijkheid met partners op de eilanden zijn vastgesteld. De Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport zal na een bezoek aan de eilanden in het eerste kwartaal van 2025 een brief sturen over de stand van zaken en de voortgang hiervan. Het kabinet werkt bovendien aan een regeling zodat ouders met kinderen in Caribisch Nederland met een grote zorgbehoefte, bijvoorbeeld door een beperking of aandoening, in aanmerking kunnen komen voor een extra tegemoetkoming in de kosten van de intensieve zorg. Vooruitlopend op de structurele regelgeving, die naar verwachting op 1 juli 2025 in werking zal treden, kunnen ouders nu al hiervoor in aanmerking komen middels een tijdelijke subsidieregeling.

7. Assistentie bij het zelfstandig een stem uitbrengen

Tot slot komen ook de verkiezingen terug in de aanbevelingen van het Comité. En vormen een belangrijk onderwerp, omdat toegankelijke verkiezingen mensen met een beperking letterlijk en figuurlijk een stem geeft om de veranderingen aan te kaarten die zij nodig achten. Het Comité beveelt aan de interpretatieve verklaring van Nederland bij artikel 29 van het VN-verdrag Handicap in te trekken en de bijbehorende wetgeving aan te passen. Op grond van artikel 29 van het VN-verdrag Handicap hebben mensen met een beperking het recht om op hun verzoek te worden bijgestaan bij het uitbrengen van hun stem in een verkiezing door een persoon naar keuze. Bij de ratificatie van het Verdrag heeft de Nederlandse regering een interpretatieve verklaring afgelegd, waarin staat dat zij onder hulp alleen vormen van ondersteuning buiten het stemhokje verstaat, met uitzondering van de bestaande mogelijkheid voor kiezers met een lichamelijke beperking om ondersteuning in het stemhokje te krijgen.12

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bereidt op dit moment een wetsvoorstel voor, waarin wordt opgenomen dat alle kiezers ook hulp van een stembureaulid kunnen verkrijgen. Als het wetsvoorstel door het parlement wordt aangenomen, en als de wet in werking treedt, zal de regering besluiten of de interpretatieve verklaring bij artikel 29 van het VN-verdrag Handicap ingetrokken wordt.

Afrondende toelichting op de rapportagecyclus.

Ieder land dat het Verdrag heeft geratificeerd, legt hierover verantwoording af aan het Comité. Dit gebeurt volgens een vaste procedure, die bekend staat als de rapportagecyclus.

De volgende stappen heeft Nederland nu doorlopen in de rapportagecyclus:

  • Na ratificatie van het VN-verdrag Handicap in 2016 heeft Nederland op 13 juli 2018 de initiële rapportage over de implementatie van het Verdrag ingediend bij het Comité, het zogeheten Statenrapport.

  • Na bestudering van het Statenrapport, de rapportages van het College voor de Rechten van de Mens en de schaduwrapportage van de Alliantie VN-verdrag Handicap heeft het Comité een vragenlijst («List of Issues») opgesteld. De beantwoording van deze vragenlijst is ingediend bij het Comité op 30 november 2022.

  • Op 15 augustus 2024 vond de dialoog met het Comité over de implementatie van het VN-verdrag Handicap plaats in Genève.

  • Op 11 september 2024 heeft het Comité zijn concluding observations met bevindingen en aanbevelingen uitgebracht over de naleving van het VN-verdrag Handicap in Nederland. Deze zijn gebaseerd op het Statenrapport, de beantwoording van de List of Issues, de schaduwrapportages en de dialoog.

Hiermee is de eerste rapportagecyclus voor Nederland afgerond en begint de volgende rapportagecyclus, waarin Nederland opnieuw moet rapporteren over de implementatie van het VN-verdrag Handicap en de opvolging die gegeven is aan de aanbevelingen van het Comité. De volgende schriftelijke rapportage op basis van een nieuwe «List of Issues» moet bij het Comité worden ingediend vóór 14 juli 2030.

Tot slot

De aanbevelingen van het Comité benadrukken het belang om ambitieus te blijven werken aan de uitvoering van het VN-verdrag Handicap in Nederland. Ik vind het goed dat het Comité ons hier scherp op houdt. De aanbevelingen raken aan de volle breedte van het VN-verdrag Handicap en bieden goede aanknopingspunten om verdere verbeteringen te realiseren in de komende periode. Bijvoorbeeld voor het verder implementeren van het VN-verdrag Handicap op lokaal niveau en het realiseren van inclusief onderwijs in het funderend onderwijs en vervolgonderwijs. Ik zal er dan ook zorg voor dragen dat alle betrokken departementen en organisaties de aanbevelingen zullen betrekken bij de invulling van de werkagenda, zoals ik in deze brief ook heb toegelicht.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V. Maeijer


X Noot
1

Kenmerk 2024Z13548

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 31 497, nr. 475.

X Noot
5

Motie van Meenen (D66), Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 31 497, nr. 460.

X Noot
6

Motie Westerveld en De Hoop (GroenLinks/PvdA) Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 31 497, nr. 462.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2023/2024, 31 497, nr. 475.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2023/2024, 31 497, nr. 472.

X Noot
9

Kamerstukken II 2023/2024, 34 352, nr. 320

X Noot
10

Kamerstukken II, 2023/24, 34 352, nr. 326.

X Noot
11

Kamerstukken II 2023/2024, 29 362, nr. 347

X Noot
12

Trb. 2016, nr. 105, blz. 20.

Naar boven