Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2014
Op 6 maart jongstleden heeft uw Kamer het wetsvoorstel Hervorming kindregelingen (Kamerstukken
33 716) plenair behandeld (Handelingen II 2013/14, nr. 60, item 13). Dit wetsvoorstel regelt onder andere dat de TOG (Tegemoetkoming voor ouders van
thuiswonende gehandicapte kinderen) per 1 januari 2015 geïntegreerd wordt in de kinderbijslag.
Het wetsvoorstel wijzigt niet de toegang tot de TOG: er bestaat op dit moment recht
op TOG bij een AWBZ-indicatie waaruit blijkt dat het kind is aangewezen op tien of
meer uren zorg per week. Het kabinet is echter voornemens de langdurige zorg te hervormen
per 1 januari 2015 en de AWBZ in te trekken. Het is dus in de toekomst niet mogelijk
aan te sluiten bij de AWBZ-indicatie zoals dat op dit moment gebeurt.
Bij de behandeling van het Wetsvoorstel hervorming kindregelingen heb ik daarom toegezegd
u nader te informeren wat de hervorming van de AWBZ betekent voor de TOG. Met deze
brief wordt deze toezegging gestand gedaan. Deze brief wordt in afschrift ook aan
de Eerste Kamer aangeboden.
Het is mijn insteek om de omvang van de huidige doelgroep van de TOG in stand te houden.
Daarom heb ik laten onderzoeken1 welke mogelijkheden er zijn voor een alternatief beoordelingskader, om de doelgroep
«ouders van een thuiswonend ernstig gehandicapt kind» ook na de hervorming van de
AWBZ te kunnen blijven onderscheiden.
Een deel van de AWBZ populatie gaat over naar de Wet langdurige zorg (Wlz): kinderen
met een blijvende, intensieve zorgbehoefte (in de zin van permanent toezicht of 24
uur per dag zorg nabij). Naar verwachting zal ongeveer 10% van de huidige TOG-groep
een Wlz-indicatie ontvangen. Ik acht het onwenselijk dat alleen dit deel van de doelgroep
«ouders van een thuiswonend ernstig gehandicapt kind» deze specifieke inkomensondersteuning
blijft ontvangen als gevolg van de hervorming van de langdurige zorg. Het is dus niet
mogelijk alleen aan te sluiten bij de Wlz-indicatie.
Om de belasting voor ouders en kinderen te minimaliseren is onderzocht of het mogelijk
is aan te sluiten bij een ander toekomstig landelijk beoordelingskader. Dit blijkt
niet mogelijk omdat er door de invoering van de Jeugdwet per 2015 geen vaste indicatieprotocollen
meer zijn om de zorgbehoefte van zieke en gehandicapte kinderen te bepalen. Ik heb
daarom besloten voor de TOG een eigen beoordelingskader te ontwikkelen, dat gebruikt
kan worden naast de Wlz-indicatie. Welke organisatie deze beoordeling zal uitvoeren
is nog onderwerp van bezinning. Hierover wordt u nog nader geïnformeerd. In de toekomst
zullen de meeste kinderen dus apart geïndiceerd worden om in aanmerking te komen voor
dubbele kinderbijslag.
Het nieuwe beoordelingskader, dat naast de Wlz-indicatie wordt gehanteerd, zal gebaseerd
zijn op het eerdere beoordelingskader dat tot 2010 bestond voor de TOG. Inhoudelijk
was dit een passend kader omdat het gebaseerd was op de begrippen oppassing en verzorging,
twee elementen die het extra werk dat ouders aan een thuiswonend gehandicapt kind
hebben, bepalen. Het kader had echter als nadeel dat ouders ook ten behoeve van kinderen
met minder zware beperkingen recht kregen op TOG. Het zal dus nodig zijn het oude
kader aan te passen. Uit het hiervoor genoemde onderzoek blijkt dat het mogelijk is
dit beoordelingskader aan te scherpen. Op die manier lijkt het mogelijk de beoogde
doelgroep te bereiken.
Ik zal de komende maanden gebruiken om dit kader aan te scherpen en neer te leggen
in de lagere regelgeving bij de Algemene kinderbijslagwet. Ik zal na de zomer de Kamer
hierover nader informeren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher