24 170 Gehandicaptenbeleid

Nr. 105 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 april 2010

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 15 december 2009 inzake de publicatie over de wijzigingen in de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG) (kamerstuk 24 170, nr. 97)

De op 15 februari 2010 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 13 april 2010 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

Sjerp

1. Algemeen

Vanaf 1 april 2010 geldt er een ander criterium om in aanmerking te komen voor de TOG.

Het kabinet is verheugd te vernemen dat de meeste fracties dit kunnen onderschrijven.

Hieronder volgt een reactie op de vragen van de fracties; begonnen wordt met de belangrijkste vragen die door meerdere fracties zijn gesteld, en daarna volgen de afzonderlijke vragen van de fracties.

Verschillende fracties hebben overeenkomende vragen gesteld over de belangrijkste thema’s. Deze vragen worden voor een beter begrip van de regeling vooraf en in samenhang beantwoord. De antwoorden in de inleiding worden voor de leesbaarheid niet herhaald bij de afzonderlijke vragen. De overige vragen worden bij de inbrengen van de verschillende fracties beantwoord.

Deze procedure heeft tot gevolg dat bepaalde vragen niet gevolgd worden door een antwoord; deze vragen zijn dan beantwoord óf in de inleiding óf bij een eerder genoemde fractie.

De vragen van de fracties zijn cursief weergegeven.

1.1 Relatie TOG en gemaakte kosten

De leden van de fracties van CDA, PvdA, SP en SGP hebben vragen gesteld over de relatie tussen het ontvangen van de TOG-tegemoetkoming en de kosten die ouders hebben in verband met de handicap van hun kind.

De TOG is in 1997 tot stand gekomen. De oorspronkelijke doelgroep van de TOG betrof ouders die hun gehandicapte kind thuis verzorgen terwijl het kind zo ernstig gehandicapt is dat dit op grond van die handicap opgenomen zou kunnen worden in een instelling. Bij deze kinderen zorgt de handicap er voor dat ouders extra kosten maken. De TOG is een regeling die een tegemoetkoming verstrekt voor deze extra kosten. Het is niet de bedoeling alle kosten integraal te vergoeden. Om die reden is het ook niet nodig dat de ouders hun extra kosten aantonen, en is het bedrag voor ouders van alle TOG-kinderen gelijk.

1.2 Waarom AWBZ-indicatie voor doelgroep TOG

De leden van de fracties van CDA, PvdA, SP, SGP, VVD en GroenLinks hebben vragen gesteld over het nieuwe criterium om voor de TOG in aanmerking te komen, de AWBZ-indicatie.

De nieuwe regeling is na vele jaren tot stand gekomen. In 2006 (Kamerstukken II, 2006/07, 24 170, nr. 73) is reeds aangekondigd dat de TOG-regeling en de wijze van indicatiestelling tegen het licht gehouden zou worden. Hieraan was ook de doelstelling gekoppeld dat de administratieve lasten van de burger beperkt zouden worden. Verder bleek uit het APE-onderzoek uit 2006 dat het aantal TOG-gerechtigden de komende jaren nog zou groeien. Gezien de verdubbeling van het aantal gerechtigden in vijf jaar tijd, vormde dit aanleiding de huidige gerechtigden te vergelijken met de oorspronkelijke doelgroep. De oorspronkelijke doelgroep van de TOG betrof ouders die hun gehandicapte kind thuis verzorgen terwijl het kind zo ernstig gehandicapt is dat dit op grond van die handicap opgenomen zou kunnen worden in een instelling.

Het kabinet heeft geconstateerd dat de kinderen waarvoor de ouders nu TOG krijgen niet meer overeenkomen met de oorspronkelijke doelgroep. Deze constatering stoelt enerzijds op de hiervoor genoemde groei van de TOG en anderzijds op het gegeven dat er aanzienlijk minder ernstig gehandicapte kinderen in een instelling zijn opgenomen dan dat er thuis verzorgd worden. Volgens gegevens van de SVB zijn nu ongeveer 4200 kinderen in een inrichting opgenomen waarvan voor 2200 dubbele kinderbijslag wordt uitgekeerd. Er wordt daarentegen voor ca. 60 000 kinderen TOG uitgekeerd. Het is niet waarschijnlijk dat er in Nederland 60 000 kinderen zo gehandicapt zijn dat zij in een inrichting opgenomen zouden kunnen worden. Dit blijkt ook uit het evaluatie-onderzoek van 2006. Hieruit blijkt dat 56 procent van de TOG-toekenningen in de categorie «overige psychische ziekten» zoals PDD-NOS en ADHD valt. Het ligt voor de hand dat er meer kinderen in een inrichting opgenomen zouden kunnen worden dan dat er feitelijk opgenomen zijn. Immers, ouders proberen zo lang mogelijk hun kind thuis te houden. Het is echter onwaarschijnlijk dat het verschil een factor 15 zou bedragen.

Om weer terug te kunnen keren naar de oorspronkelijke doelgroep was het nodig het criterium om voor TOG in aanmerking te komen, aan te passen. Dit nieuwe criterium is dat het kind een AWBZ-indicatie heeft van minstens 10 uur zorg per week. Er is voor deze indicatie gekozen, omdat het beoordelingskader voor de indicatiestelling AWBZ in Nederland het wettelijke kader is om de zorgaanspraak vast te stellen. Het nieuwe TOG-criterium sluit zodoende aan bij de zorgaanspraak van een kind. Het is dus niet zo dat er AWBZ-zorg verleend zal worden met het oog op het verkrijgen van TOG, maar dat er TOG wordt verleend op het moment dat er een bepaalde aanspraak is op AWBZ-zorg.

Door aansluiting te zoeken bij de AWBZ-indicatie worden daarnaast de administratieve lasten van de burger beperkt en wordt invulling gegeven aan het streven naar een stroomlijning van de indicatiestelling. Dit strookt ook met wat in een eerdere brief (Kamerstukken II, 2005/06, 26 631, nr. 180) van de staatssecretaris van VWS al werd aangegeven: degenen die al bekend zijn bij het CIZ of Bureau Jeugdzorg zouden zo min mogelijk moeten merken van de indicatiestelling TOG. Het gebruik van de AWBZ-indicatie heeft daarom de voorkeur boven het aanpassen van het huidige beoordelingskader van de TOG, omdat dan nog steeds de kinderen dubbel geïndiceerd moeten worden.

Er is voor tien uur zorg gekozen, omdat dit aantal uren professionele zorg in de week een indicatie is dat het kind veel zorg nodig heeft. Hiermee wordt ook aangesloten bij de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). In de Wtcg wordt onderscheid gemaakt tussen een lage en een hoge tegemoetkoming door onder meer de grens van tien uur AWBZ-zorg te hanteren.

1.3 Mantelzorg

De leden van de fracties van CDA, SP, VVD en SGP hebben vragen gesteld over mantelzorg in relatie tot de AWBZ-indicatie.

Het gebruik van de AWBZ-indicaties heeft als gevolg dat ouders die zoveel mantelzorg verlenen dat zij gegeven de zorgbehoefte van hun kind geen recht op AWBZ-zorg hebben, geen recht op TOG hebben. Mantelzorg wordt immers in aftrek gebracht op de hoeveelheid AWBZ-zorg. Bij de indicatiestelling wordt onderzocht of er mantelzorg wordt gegeven, en hoeveel. Ook wordt onderzocht of de ouders de mantelzorg in de toekomst vrijwillig kunnen en willen blijven geven. Dit is een algemeen beginsel: uitgangspunt bij de indicatie van AWBZ zorg is immers dat iemand in redelijkheid niet is aangewezen op professionele AWBZ-zorg als de omgeving besluit die zorg als mantelzorg te verlenen. Dit geldt zowel voor kinderen als voor volwassenen, en zowel bij een indicatie voor intramurale zorg als voor extramurale zorg. Bij dit uitgangspunt wordt aangesloten. Dat bepaalde ouders door het nieuwe criterium geen recht hebben op TOG is een rechtstreeks gevolg van de roep in de maatschappij om gebruik van dezelfde soort indicatie voor meerdere regelingen.

Ouders die mantelzorg verlenen, waardoor hun kind minder dan 10 uur AWBZ-zorg geïndiceerd krijgen, kunnen overigens wel in aanmerking komen voor het mantelzorgcompliment. Het mantelzorgcompliment bedraagt maximaal € 250 euro.

1.4 Extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens

De leden van de fracties van CDA, PvdA, SGP, GroenLinks en VVD hebben vragen gesteld over de extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens.

In het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV is de afspraak gemaakt dat de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting in 15 jaar zal verdwijnen. Alleenverdienershuishoudens zien de algemene heffingskorting voor de niet-werkende partner met 6,7% per jaar afnemen vanaf 2009. Dit geldt ook voor alleenverdienershuishoudens met kinderen voorzover de kinderen ouder zijn dan 6 jaar en de ouders geboren zijn na 1971. Tevens geldt dat tweeverdieners en alleenstaande ouders die werken recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Deze maatregelen zijn genomen om de arbeidsmarktparticipatie te bevorderen. In het coalitieakkoord is ook afgesproken dat een uitzondering gemaakt wordt voor alleenverdieners die de zorg hebben voor chronisch zieke of gehandicapte kind: er zou een nader vorm te geven financiële ondersteuning komen voor alleenverdienershuishoudens die de zorg hebben voor chronisch zieke of gehandicapte kinderen. Voor deze compensatiemaatregel is een budget van € 17 mln gereserveerd. Op grond van gegevens van de Belastingdienst en de SVB komen ca 11 500 alleenverdienershuishoudens met de zorg voor chronisch ziek kind in aanmerking voor de extra tegemoetkoming. Gegeven het budget en het aantal rechthebbenden is de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 1 460.

2. Vragen en opmerkingen van de fracties

2.1 CDA-fractie

«De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voorgenomen wijzigingen in de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG). Deze leden hechten aan de keuzevrijheid in de zorg. Daarom willen zij ouders zo veel mogelijk in staat stellen hun gehandicapte kind thuis op te voeden en te verzorgen. Dat is naar alle waarschijnlijkheid niet alleen positief voor de kinderen en ouders, maar kan ook voor het beroep op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) financieel positief uitpakken. Genoemde leden vinden het daarom van belang dat de TOG-regeling beschikbaar blijft voor ouders met thuiswonende ernstig gehandicapte kinderen.

Nieuwe indicatiestelling

Deze leden onderschrijven het belang de TOG-regeling weer terug te brengen naar de oorspronkelijke doelgroep, de ouders met thuiswonende ernstig gehandicapten kinderen die zeer veel extra inzet van de ouders vragen en die gelet op hun beperkingen aanspraak kunnen maken op opname in een intramurale instelling. Maar uit TNO-onderzoek blijkt dat de toename van het gebruik van de regeling vooral voortkomt uit een toename van het aantal kinderen met psychische beperkingen als PDD-NOS en ADHD. Daar was de regeling niet voor bedoeld. Genoemde leden hebben daarover al eerder kritische opmerkingen gemaakt.

Dit kabinet wil niet alleen het beroep op de TOG terugbrengen maar ook het aantal indicaties terugdringen en kiest er daarom voor om vanaf 1 april 2010 voor het bepalen van het recht op de TOG-regeling gebruik te maken van de indicaties op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Dat voornemen spreekt deze leden in principe aan. Meerdere malen hebben zij er voor gepleit te komen tot een integrale indicatiestelling en meer gebruik te maken van reeds bestaande indicaties voor andere regelingen. Dat kan gunstig zijn voor de ouders en de uitvoeringsinstanties. Toch hebben zij hier nog vragen bij, die zij ook geuit hebben bij de behandeling van de begroting 2010 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De AWBZ-indicatie is gebaseerd op een zorgbehoefte, terwijl de TOG-regeling bedoeld is voor de meerkosten, niet zijnde zorgkosten. Vallen door het gebruik van de AWBZ-indicatie en de daarbij behorende grondslag dan niet onbedoeld kinderen met een ernstige handicap buiten de boot?»

Ook de huidige TOG is bedoeld als tegemoetkoming voor de extra kosten die ouders hebben gezien de ernst van de handicap van het kind en is niet bedoeld voor een vergoeding van alle daadwerkelijk gemaakte kosten. Dat betekent dat ook in de huidige TOG er geen directe relatie is tussen handicap en kosten van ouders. Om in aanmerking te komen voor de huidige TOG wordt nu ook de zorgbehoefte van een kind onderzocht. In die zin verandert er niets door het gebruik van de AWBZ-indicatie vergeleken met de huidige situatie.

«Kan worden toegelicht hoeveel ouders nu voor hun kind een beroep doen op de TOG-regeling, voor wie geen AWBZ-indicatie is afgegeven? Aan welke doelgroep moeten we daarbij denken?»

Medio 2009 waren er 60 000 TOG-gerechtigden. Uit een bestandskoppeling uit 2009 tussen het CIZ en de SVB blijkt dat er 36.000 kinderen een AWBZ-indicatie via het CIZ hebben of gehad hebben. Deze bestandskoppeling is echter niet volledig. Via Bureau Jeugdzorg worden ook AWBZ-indicaties verstrekt. Het was echter niet mogelijk om voor hen ook een bestandskoppeling te doen. Het aantal kinderen dat via Bureau Jeugdzorg een AWBZ-indicatie heeft gehad, wordt geschat op ca 12 000. Onze inschatting is dat er voor 12 000 kinderen waarvoor de ouders nu TOG krijgen, nooit een AWBZ-indicatie is afgegeven. Dit zijn kinderen waarvoor de ouders nooit behoefte hebben gehad aan AWBZ-zorg, of kinderen die niet zodanig zorg nodig hebben dat zij in aanmerking komen voor AWBZ-zorg.

«Deze leden maken zich vooral zorgen over de ouders die geen beroep doen op AWBZ-zorg en zich redden met mantelzorg en oppas. Genoemde leden vragen of niet het risico bestaat dat er juist meer ouders een beroep doen op de AWBZ, om zo ook een beroep te kunnen doen op de TOG-regeling.»

De inschatting is dat er geen groter beroep op de AWBZ wordt gedaan. Het CIZ en Bureau Jeugdzorg zullen op dezelfde manier blijven indiceren voor de AWBZ. Het nieuwe TOG-criterium sluit aan bij een bepaalde zorgaanspraak in het kader van de AWBZ. Na de overgangssituatie zal het niet meer zo zijn dat ouders TOG aanvragen en vervolgens geïndiceerd worden voor de TOG (zoals tot april 2010), maar volgt er TOG in geval van een bepaalde AWBZ-aanspraak.

«De leden van de CDA-fractie hechten eraan dat ouders die veel mantelzorg verlenen en als gevolg daarvan minder geïndiceerde zorg afnemen, toch een beroep kunnen doen op de TOG-regeling. Daarom vragen zij of deze ouders met zogenaamde «bruto-netto-indicaties» en «nuluren-indicaties», gebaseerd op de indiceerbare zorg, ook een beroep kunnen doen op de TOG-regeling. Zij verwijzen daarbij naar de regeling die geldt voor het mantelzorgcompliment.»

Om voor een mantelzorgcompliment in aanmerking te kunnen komen, moet de zorgvrager beschikken over een indicatie voor extramurale AWBZ-zorg. Deze indicatie moet ten minste 371 dagen geldig zijn. Het komt voor dat mensen deze zorg wel nodig hebben maar toch besluiten alle zorg zelf te leveren. Men kan dan naar het CIZ stappen en een nul uren indicatie vragen. Dat is een normale indicatie alleen heeft men daarbij afgesproken dat er 0 uren professionele zorg zal worden geleverd. Op deze wijze kan men toch aan de voorwaarden voldoen.

Voor de TOG komen alleen ouders in aanmerking waarvan hun kind een AWBZ-indicatie heeft van tenminste tien uur zorg per week.

«De leden van de CDA-fractie vragen waarom het kabinet er niet voor heeft gekozen om de beoordelingscriteria binnen de bestaande regeling aan te scherpen. Was daarbinnen ook niet het onderscheid tussen een ernstige en minder ernstige vorm van beperking te maken en zo nee, waarom niet?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Waarom AWBZ-indicatie voor doelgroep TOG».

«Genoemde leden vragen of de nieuwe criteria stringent genoeg zijn om de regeling weer terug te brengen tot de oorspronkelijke doelgroep. Zij hechten er namelijk aan dat de voorgestelde regeling een duurzaam karakter heeft.»

De inschatting is dat het nieuwe criterium voor een reductie van het aantal TOG-gerechtigden zorgt van ongeveer 25 000 gerechtigden. Dit aantal is opgebouwd uit bestaande TOG-gerechtigden met een indicatie voor tenminste 10 uur, plus ouders met die indicatie die nu nog geen TOG hebben.

«Niet alleen een AWBZ-indicatie intramurale zorg maar ook die voor extramurale zorg kan recht geven op de TOG. Daarvoor geldt de minimale norm van 10 uur zorg. Kan nogmaals worden toegelicht waarom wordt gekozen voor 10 uur?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Waarom AWBZ-indicatie voor doelgroep TOG».

«Kan het zo zijn dat alleen met een indicatie voor begeleiding al recht op de TOG ontstaat?»

Ja dat kan, indien het gaat om een kind dat zodanige matige tot zware beperkingen heeft dat het, bovenop de gebruikelijke zorg van zijn ouders, wekelijks minstens 10 uur AWBZ-begeleiding nodig heeft.

Hoeveel kinderen met een indicatie extramurale zorg krijgen minder dan 10 uur AWBZ-zorg en hoeveel kinderen krijgen 10 uur of meer?

Uit gegevens uit 2009 blijkt dat van de ongeveer 53 000 kinderen tussen de 3 en 18 jaar met een indicatie van CIZ voor extramurale zorg, er ongeveer 33 000 kinderen minstens 10 uur zorg per week hebben.

«Is overwogen om de hoogte van de tegemoetkoming op grond van de TOG-regeling aan te passen? Zo nee, waarom niet? Waar is deze hoogte overigens op gebaseerd? Is er een relatie met de hoogte van de extra kosten die gepaard gaan met de zorg van een ernstig gehandicapt kind thuis? «

De TOG wordt aangepast, omdat de groep gerechtigden niet meer samenvalt met de oorspronkelijke doelgroep. De hoogte van de tegemoetkoming heeft hierbij niet ter discussie gestaan. De hoogte is bij de aanvang van de TOG gebaseerd op het verschil tussen enkele en dubbele kinderbijslag, omdat ouders dubbele kinderbijslag konden krijgen voor een kind dat uithuis was geplaatst vanwege zijn handicap, en niet als zij hun kind thuis verzorgden.

«De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om het beroep op de gewijzigde TOG-regeling te blijven monitoren, om te voorkomen dat opnieuw onbedoelde ontwikkelingen plaatsvinden.»

Via de jaarlijkse cyclus van begroting en jaarverslag wordt de ontwikkeling van de TOG gemonitord. In de begroting 2010 is opgenomen dat er in 2014 een beleidsdoorlichting van de TOG zal plaatsvinden.

«Extra tegemoetkoming voor alleenverdienerhuishoudens

Genoemde leden vinden het van belang dat ouders ondersteund worden in het thuis verzorgen van hun ernstig gehandicapte kind. Tegelijkertijd bevordert dit kabinet ook financieel de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen. Dat is nadelig voor de inkomenspositie van alleenverdienerhuishoudens. Ook voor diegenen die de zorg hebben voor ernstig gehandicapte kinderen. Daarom steunen zij de doelstelling van dit kabinet om juist de alleenverdienerhuishoudens met ernstig gehandicapte kinderen financieel te compenseren.

Zij ontvangen een extra tegemoetkoming van 1 460 euro per jaar. Waar is de hoogte van dit bedrag op gebaseerd? Is er een directe relatie met de hoogte van de vervallen combinatiekorting en aanvullende combinatiekorting?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens».

«Artikelsgewijs, artikel I, onderdeel F

Waarom is er voor gekozen dat voor een beroep op de TOG-regeling een afzonderlijke aanvraag met daarbij het AWBZ-indicatiebesluit nodig blijft. Waarom kan een vereiste AWBZ-indicatie niet automatisch leiden tot het toekenning van de tegemoetkoming op grond van de TOG en zo nee, waarom niet?»

Het CIZ en Bureau Jeugdzorg verstrekken AWBZ-indicaties. Het is momenteel wettelijk niet mogelijk dat het CIZ en BJZ direct gegevens verstrekken aan de SVB.

Op termijn wordt er niet naar gestreefd dat een vereiste AWBZ-indicatie automatisch leidt tot het toekennen van een TOG. Door het indienen van een aanvraag geeft de betrokkene niet alleen aan aanspraak te willen maken op zijn rechten, maar ook dat hij instemt met de verplichtingen die hieraan verbonden zijn. Bij een ambtshalve toekenning zonder aanvraag ontbreekt een dergelijke instemming. De SVB maakt de noodzakelijke afspraken om de ouders zoveel mogelijk te faciliteren bij het aanvragen van de TOG.

2.2 PvdA-fractie

«De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen van de minister van Sociale Zaken over de wijzigingen in de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG). De huidige TOG-regeling is bedoeld voor ouders met thuiswonende, ernstig gehandicapte kinderen die zeer afhankelijk zijn en derhalve extra inzet vragen van de ouders. Omdat het aantal gerechtigden gegroeid is naar ruim 60 000, ruim meer dan waarvoor de regeling was bedoeld, wordt er een nieuwe regeling in het leven geroepen om de doelgroep beter af te bakenen en de financiële tegemoetkoming te verstrekken aan diegenen voor wie die is bedoeld. Tevens zal de beoordeling van een TOG-aanvraag door de nieuwe regeling vereenvoudigd worden en zullen de uitvoeringskosten dalen omdat er niet meer apart geïndiceerd hoeft te worden voor de TOG. Genoemde leden juichen de vereenvoudiging van het systeem toe maar hebben nog enkele vragen en opmerkingen bij de brief.

Om in aanmerking te komen voor de nieuwe regeling geldt een criterium van 10 uur AWBZ-zorg. Waarop is dat getal gebaseerd? Hoe wordt bewerkstelligd dat dit criterium handhaafbaar is en geen piek aan zorgindicaties voor 10 uur ontstaat? Hoe wordt niet-gebruik voorkomen?»

Het minimale aantal uren AWBZ-zorg is tien uur per week, omdat dit aantal uren professionele zorg in de week een aanwijzing is dat het kind veel zorg nodig heef; het geeft dus een indicatie van de ernst van de handicap. Ook wordt zo aangesloten bij de bestaande grens van tien uur in de AWBZ. De SVB zal bij de beoordeling voor recht op de TOG afgaan op de AWBZ-indicatie die afkomstig is van het CIZ en BJZ. De manier van indiceren door het CIZ en BJZ verandert niet door het aanpassen van de TOG en daarom zal er geen piek aan zorgindicaties voor 10 uur ontstaan.

Het is geen taak van het CIZ om mensen actief op het recht op TOG te wijzen. Het CIZ overlegt wel met de SVB over de mogelijkheid om gegevens elektronisch uit te wisselen, zodat de administratieve last voor de burgers verlicht wordt.

«Is een betere, meer doeltreffende indicering mogelijk en zo ja, waarom wordt daar dan niet voor gekozen?»

Het kabinet is van mening dat het gekozen criterium, aansluiten bij een bepaalde AWBZ-aanspraak, de meest doeltreffende indicering is. Hij sluit aan bij een bestaand wettelijk kader en leidt niet tot overbodige dubbele indicatiestellingen.

«Genoemde leden vragen op welke wijze en wanneer de ouders die nu nog in de huidige regeling vallen maar in de toekomst geen aanspraak meer kunnen maken op de hoogte zijn of worden gesteld van de wijzigingen.»

Alle huidige gerechtigden zijn in de week van 15 februari persoonlijk per brief over de gewijzigde TOG-regeling geïnformeerd door de SVB. In april zullen alle gerechtigden nader geïnformeerd worden over wat de wijzigingen in de regeling voor hen persoonlijk betekent.

Alle communicatie-uitingen, zoals websites, folders, aanvraagformulieren zijn of worden aangepast, zowel bij de SVB als ook bij het CIZ.

«Kan het kabinet vijf concrete situaties schetsen van gezinnen met kinder(en) die nu nog gerechtigd zijn maar met ingang van 1 oktober 2010 niet meer in aanmerking komen voor de regeling?»

Dit zijn gezinnen met kinderen die of in het geheel geen recht op AWBZ-zorg hebben, of minder dan tien uur. De reden hiervoor is dat de handicap van de kinderen niet ernstig genoeg is waardoor zij niet tot de doelgroep van de TOG behoren. Het is niet mogelijk vijf concrete situaties te schetsen.

«Welke mogelijkheden hebben ouders om dit financiële gat te overbruggen?»

Ouders hebben een overgangsperiode om zich voor te bereiden op het verlies van de TOG. Voor de huidige gerechtigden die per 1 oktober niet meer aan de criteria voor de TOG voldoen (door het niet hebben van de juiste AWBZ-indicatie), bestaat er een overgangsregeling van een half jaar. Gedurende dit halve jaar ontvangen zij de helft van de TOG-uitkering.

Doordat de betaling van de TOG-uitkering per kwartaal achteraf plaats vindt, betekent het dat ouders vanaf 1 maart nog tien maanden de tijd hebben om zich voor te bereiden op het mogelijk verliezen van de halve uitkering en zestien maanden op het verliezen van de hele uitkering.

«De leden van de PvdA-fractie vragen aan te geven in welke mate de nu voorgestelde tegemoetkoming voorziet in de extra kosten?

Wat is de relatie tussen deze regeling en de bijbehorende bedragen en de mogelijkheid om dubbele kinderbijslag te krijgen voor gehandicapte kinderen?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Relatie TOG en gemaakte kosten».

«In de brief staat vermeld dat het kabinet alleenverdieners waarvan de partner de zorg heeft voor chronisch zieke of gehandicapte kinderen wil compenseren voor de beperkte arbeidsmogelijkheden. TOG-gerechtigden met een alleenverdienershuishouden krijgen vanaf 2010 daarom een extra tegemoetkoming van 1 460 euro per jaar. Deze leden vragen waar het bedrag op is gebaseerd is. Welke effecten heeft deze maatregel voor diverse soorten huishoudens?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens».

«Het kabinet wil de ongewenste groei in het gebruik van de TOG-regeling terugdringen en terug naar de oorspronkelijke doelgroep. Hoe denkt het kabinet te voorkomen dat zich in de nieuwe regeling een soortgelijke ontwikkeling voordoet? Op welke wijze wordt het gebruik beperkt tot de bedoelde gerechtigden?»

De verwachting is dat het aantal AWBZ-indicaties voor jeugdigen in de toekomst niet veel zal toenemen. Het aantal TOG-gerechtigden wordt direct beïnvloed door het aantal AWBZ-indicaties en zal daarom ook niet toenemen.

«Wanneer, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, wordt de regeling geëvalueerd.»

In 2014 zal een beleidsdoorlichting van de TOG plaatsvinden.

2.3 SP-fractie

«De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wijziging in de TOG-regeling. Genoemde leden zijn van mening dat de wijzigingen arbitrair zijn en te kort door de bocht. Zij hebben daarom onderstaande vragen en opmerkingen.

Bij de nieuwe indicatiestelling wordt aangesloten bij de indicatiestelling van de AWBZ. Ouders waarvan de kinderen meer dan 10 uur per week AWBZ-zorg ontvangen komen in aanmerking voor de TOG-regeling. Waarom is er niet als criteria opgenomen dat er wordt gekeken naar de behoefte van de kinderen en de ouders, zodat de meerkosten die mensen hebben en de ondersteuning die nodig is als criteria zijn gesteld? Kan dit worden toegelicht?»

In aanvulling op de inleiding van de vragen en antwoorden kan nog worden aangegeven dat voor de kosten die samenhangen met een handicap een beroep kan worden gedaan op de Wtcg.

«Wordt er bij de wijziging uitgegaan van de in totaal indiceerbare zorg die het kind nodig heeft? Een deel van de indiceerbare zorg blijft immers bij de AWBZ buiten beeld, omdat deze zorg wordt opgevangen door een mantelzorger. Wordt er bij de indicatie voor de TOG-regeling uitgegaan van een objectieve bepaling van de zorg behoefte, dus AWBZ indicatie en mantelzorg? Zo nee, is het kabinet bereid om alsnog de mantelzorgtaken mee te nemen in de indicatie voor de TOG-regeling? Mocht er alleen uitgegaan worden van de AWBZ indicatie, vindt het kabinet het wenselijk dat ouders die juist veel gebruik maken van mantelzorg hierdoor buiten de boot vallen voor de financiële tegemoetkoming?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Mantelzorg».

«De 10 uur AWBZ indicatie is volgens de brief gebaseerd op het feit dat voor deze zorgomvang opname in een intramurale inrichting op enig moment te verwachten is. Geldt dit niet voor een omvang van 9,5 AWBZ-uren per week? Zo nee, waarom niet?»

Een grens is altijd enigszins arbitrair omdat een beoordeling in een individueel geval net onder of boven een grens kan uitkomen. In het huidige beoordelingskader wordt er ook gewerkt met een minimum aantal punten. Een kind dat net één punt te weinig heeft, is ook een gehandicapt kind, maar niet dusdanig dat diens ouders in aanmerking komen voor de TOG.

«Is het kabinet van oordeel dat voorliggende wijziging ouders niet stimuleert tot mantelzorg voor hun chronisch zieke of gehandicapte kind? Is het kabinet van oordeel dat voorliggende regeling ouders juist stimuleert om meer gebruik te maken van de AWBZ-indicatie, zodat een financiële tegemoetkoming gewaarborgd blijft?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen van het CDA.

«Waarom worden alleen alleenverdienershuishoudens met een chronisch ziek of gehandicapt kind gecompenseerd door een financiële tegemoetkoming?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens».

«Op welke wijze worden alleenstaande ouders gecompenseerd voor het mogelijk wegvallen van de TOG-regeling?»

Alleenstaande ouders worden hetzelfde behandeld als alle andere ouders als hun kind geen AWBZ-indicatie van tenminste tien uur heeft: gedurende een half jaar ontvangen zij vanaf oktober 2010 een bedrag ter hoogte van de helft van de TOG-uitkering.

«Gaat het kabinet ook andere groepen compenseren die nadeel ondervinden van de maatregelen van dit kabinet om de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen te vergroten? Bijvoorbeeld de groep vrouwen, die vanwege handicap of ziekte niet kunnen werken, die nadeel ondervinden van de afbouw van de overdraagbare heffingskorting?»

Nee, voor de groep ouders met de zorg voor een chronisch ziek of gehandicapt kind is in het coalitieakkoord alleen voor alleenverdieners de afspraak gemaakt dat zij gecompenseerd worden.

2.4 VVD-fractie

«De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake publicatie over de wijzigingen tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG), maar hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij. Genoemde leden zijn het eens met het voornemen om de TOG terug te brengen naar de oorspronkelijke doelgroep. Zij hebben echter wel enkele opmerkingen over de uitvoering.

De doelstelling van het kabinet is het terugdringen van medicalisering van jeugdigen, het kabinet kiest bij de vernieuwde uitvoering van de TOG voor het aanhaken bij de indicatiestelling uit de AWBZ. Volgens de leden van de VVD-fractie werkt dit juist medicalisering in de hand. Hoe rijmt het kabinet het ene uitgangspunt met het andere?»

Het gebruik van AWBZ-indicaties voor de TOG-regeling werkt geen medicalisering in de hand omdat toekenning van de TOG aansluit bij zorg waar al aanspraak op is. Bovendien moeten in de huidige situatie de kinderen ook beoordeeld worden voor het recht op TOG.

«Deze leden zijn van mening dat er bij de indicatiestellig voor de AWBZ te weinig sprake is van gelijke toegang tot zorg. Onderzoek laat zien dat verschillende CIZ-kantoren bij gelijke zorgvraag tot een andere zorgtoebedeling komen. Dit effect is nog duidelijker zichtbaar wanneer de indicatie gesteld is door Bureau Jeugdzorg (BJZ). Het kabinet heeft dit, wat betreft Bureau Jeugdzorg, ook erkend. Genoemde leden vrezen dat door de toegang tot de TOG louter via de AWBZ-indicatie te laten verlopen er geen gelijke toegang is voor ouders tot de TOG-regeling. Komt er voor de TOG-regeling een aparte klachtenregeling wanneer een aanvraag wordt afgewezen en zo nee, waarom niet?»

Het kabinet is niet bekend met het onderzoek dat verschillende CIZ-kantoren bij gelijke zorgvraag tot een andere zorgtoebedeling komen. Wel is onderzoek van Cebeon bekend waarbij regionale verschillen in AWBZ-uitgavenniveau per inwoner worden geconstateerd (gecorrigeerd voor gezondheidsverschillen en sociaal economische verschillen). Deze verschillen hangen echter niet alleen samen met een verschillend indicatiebeleid, maar worden ook veroorzaakt door een ander inkoopbeleid van zorgkantoren en het vraaggedrag van cliënten Het CIZ is juist opgericht om er voor te zorgen dat er in gelijke gevallen gelijk beoordeeld wordt en het kabinet vertrouwt er op dat het CIZ deze taak juist uitvoert.

De Taskforce Linschoten die eind 2008 het advies Verkeerd Verbonden heeft uitgebracht dat ondermeer ingaat op de indicatiestelling AWBZ door de BJZ’s heeft geconstateerd dat er sprake is van verschillen in indicatiestelling tussen de BJZ’s onderling. Een landelijk beeld terzake kan echter niet worden gegeven omdat de BJZ’s niet beschikken over een landelijk informatiesysteem.

Het voorgaande is wel aanleiding geweest om vanuit VWS en J&G in overleg met de brancheorganisatie MOgroep Jeugdzorg een traject in gang te zetten om de AWBZ-indicatiestelling bij de BJZ’s verder te uniformeren via na- en bijscholing, de introductie van werkinstructies en de koppeling van de digitale aanmeldfunctionaliteit van het CIZ aan het Informatiesysteem Jeugdzorg.

Voor de TOG komt er geen aparte klachtenregeling. Gegeven de voor aanvragers van een TOG beschikbare informatie kan bekend verondersteld worden dat een TOG-aanvraag wordt afgewezen als niet is voldaan aan het urencriterium en men is het niet eens met het aantal geïndiceerde uren, dan kan men bezwaar aantekenen bij het CIZ of Bureau Jeugdzorg. Is men het om een andere reden niet eens met het afwijzen van de TOG-aanvraag, dan kan men bezwaar aantekenen bij de SVB.

«Er is een behoorlijke groep ouders van gehandicapte kinderen die ervoor kiest de (zware) zorg voor hun kind geheel zelf op zich te nemen, zonder hulp van professionele zorgverleners. Het is met name deze groep die door de oorspronkelijke initiatiefnemers van de regeling werd bedoeld om te helpen. Heeft het kabinet inzicht in de omvang van deze groep ouders en zo nee, is het kabinet bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te berichten? Op welke wijze kunnen ouders die geen externe hulp wensen toch in aanmerking blijven komen voor de TOG-regeling? Is het kabinet bereid om voor deze groep een alternatieve toegang tot de TOG te creëren en zo nee, waarom niet?»

De oorspronkelijke doelgroep van de TOG waren kinderen die thuis verzorgd werden terwijl zij ook in een inrichting opgenomen zouden kunnen worden. Hieraan was geen extra voorwaarde verbonden in de zin dat de ouders helemaal geen professionele zorg zouden ontvangen. Het kabinet heeft geen onderzoek gedaan naar de omvang van de groep ouders die ervoor kiest de zorg voor hun kind geheel zelf op zich te nemen en heeft ook niet het voornemen dit onderzoek uit te voeren.

«Komen, naast alleenverdienershuishoudens, éénoudergezinnen ook in aanmerking voor de nieuwe extra tegemoetkoming van 1 460 euro per jaar? Zo nee, waarom niet?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens».

«Op welke wijze gaat het kabinet evalueren of de vernieuwde uitvoering van de TOG het gewenste resultaat behaald, te weten dat de TOG voortaan daadwerkelijk neerdaalt bij de ouders met thuiswonende ernstig gehandicapte kinderen?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen van het CDA.

2.5 GroenLinks-fractie

«De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de wijzigingen in de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG).

Genoemde leden zien graag een nadere onderbouwing van de wijziging van de TOG. Op basis van welke overwegingen heeft het kabinet besloten tot deze wijziging? Welke overwegingen waren doorslaggevend: de wens om de uitgaven te verminderen of inhoudelijke overwegingen?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Waarom AWBZ-indicatie voor doelgroep TOG».

«Waarop baseert het kabinet de conclusie dat de stijging van het beroep op de regeling voort komt uit een groeiend beroep door ouders met kinderen met minder zware beperkingen? In hoeverre kan een groeiende bekendheid van de regeling onder de doelgroep een verklaring zijn voor het stijgende beroep op de regeling?»

Behalve de in de inleiding genoemde verklaringen voor de groep van de regeling, is ook een verklaring dat de regeling bekender werd onder de doelgroep.

«Deze leden maken zich zorgen over de gevolgen van deze wijziging voor de positie van gezinnen met kinderen met een beperking. De extra tegemoetkoming wordt in voorgestelde regeling beperkt tot gezinnen waarvan één ouder de alleenverdiener is. Wat zijn daarvoor de redenen? Waarom worden andere gezinsvormen uitgesloten van de tegemoetkoming? Wat is de reden om bijvoorbeeld eenoudergezinnen of gezinnen waarin beide ouders ervoor hebben gekozen minder te gaan werken uitgesloten van de toegang tot deze regeling?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens».

«Is het kabinet bereid de gevolgen van de wijziging van de TOG voor alle verschillende gezinsvormen in kaart te brengen?»

De wijziging van het criterium voor de TOG (10 uur AWBZ-zorg) is voor alle gezinnen hetzelfde, of zij nu alleenverdiener of tweeverdiener zijn, en of zij nu een of twee ouders hebben. Het is aannemelijk dat ouders die het recht op TOG verliezen door het nieuwe criterium, niet specifiek of alleenstaand, of alleenverdiener, of tweeverdiener zijn.

«De leden van de GroenLinks-fractie zien graag een nadere onderbouwing van het kabinet ten aanzien van de uitvoerbaarheid van de regeling. Op welke wijze gaat het kabinet tijdige en duidelijke voorlichting bieden aan de doelgroep van de regeling en de gezinnen die de tegemoetkoming zullen verliezen?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen van de PvdA.

2.6 ChristenUnie-fractie

«De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijzigingen in de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG). Deze leden hechten groot belang aan een goede regeling, die voorziet in een financiële tegemoetkoming, waardoor ouders onafhankelijk van hun inkomenssituatie in staat worden gesteld om thuis de zorg voor één of meerdere ernstig gehandicapte kinderen op zich te nemen. Genoemde leden hebben begrip voor het besluit om de regeling beter toe te spitsen op de oorspronkelijke doelgroep en onnodige medicalisering te voorkomen, maar zien wel mogelijke knelpunten als het gaat om de afbakening van de doelgroep en de uitvoerbaarheid van de regeling. De voorgestelde wijzigingen in de regeling vormen voor deze leden daarom aanleiding tot het stellen van een aantal vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat de groep die van de regeling gebruik maakt het afgelopen jaar ook te maken heeft gekregen met de invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de pakketmaatregel AWBZ. Op welke wijze is hiermee bij de vormgeving van de wijzigingen in de voorliggende regeling rekening gehouden? Bestaat er voldoende inzicht in de toename van de lasten als gevolg van deze stapeling van regelingen voor ouders die thuis één of meerdere gehandicapte kinderen verzorgen, ook als het gaat om kinderen met minder zware beperkingen?»

De aanpassing van de TOG staat los van de Wtcg en de pakketmaatregel AWBZ. De regeling wordt gewijzigd, omdat de oorspronkelijke doelgroep uit het oog was verloren. De maatregelen in de Wtcg en de AWBZ zijn ingegeven door een ander motief.

Er is geen onderzoek gedaan naar de mogelijke toename van lasten door eventuele samenloop van de Wtcg, AWBZ en TOG.

«Voor de toegang tot de regeling wordt aansluiting gezocht bij de AWBZ-indicatie van tenminste tien uur per week. Welke maatregelen worden genomen om uitvoeringsproblemen, zoals met de Regeling waardering mantelzorgers, te voorkomen en er zorg voor te dragen dat (nuluren)indicaties daadwerkelijk worden afgegeven?»

Om in aanmerking te komen voor de TOG heeft men een AWBZ-indicatie van tenminste tien uur per week nodig. Deze indicatie wordt verstrekt door het CIZ of Bureau Jeugdzorg. Het verstrekken van deze indicaties zorgt niet voor problemen en er worden ook geen uitvoeringsproblemen verwacht voor de TOG.

»De leden van de ChristenUnie-fractie spreken de vrees uit dat aansluiting bij de AWBZ-indicatie tot afbakeningsproblemen leidt. Zij vragen of het niet beter is om de indicatie te baseren op de beperkingen die mensen hebben en de meerkosten die hiermee samenhangen (ICF-indicatie).»

Het «International Classification of Functioning, Disability and Health» (kortweg ICF) is een classificatiesysteem om het menselijk functioneren internationaal op uniforme wijze te benoemen. Hiervan wordt nu al gebruik gemaakt bij de indicatiestelling AWBZ. De huidige formulierenset, die door het CIZ wordt gehanteerd bij indicatieonderzoek, is mede met gebruikmaking van ICF-classificatie voor het vaststellen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen tot stand gekomen.

«Wanneer en op welke wijze worden rechthebbenden geïnformeerd over de wijzigingen in de regeling en de gevolgen die dit heeft voor de financiële tegemoetkoming die zij ontvangen?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen van de PvdA.

2.7 SGP-fractie

«De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de wijzigingen in de regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG). Deze leden hebben daar nog een aantal vragen bij.

Nieuw criterium

De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet in de eerste plaats of zij de noodzaak van de aanpassing van de TOG nader kan onderbouwen. Kan ook nader worden in te gaan op de werking van het gehanteerde beoordelingskader voor de TOG? Wat zijn de achterliggende oorzaken ervan dat het huidige beoordelingskader kennelijk te ruim gefunctioneerd heeft? Waarop baseert het kabinet de stelling dat ook ouders ten behoeve van kinderen met minder zware beperkingen recht kregen op de TOG?»

In aanvulling op de inleiding het volgende. Het huidige beoordelingskader onderscheidt twee functiegebieden: oppassing en verzorging en binnen elk gebied vijf functies. In de beoordeling wordt er gekeken of er sprake is van aanzienlijk meer afhankelijkheid van verzorging en oppassing dan bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. De beoordelaar bepaalt per functie de zorgzwaarte. Hij kan kiezen uit drie gradaties: sterk (twee punten), licht (een punt) of geen (nul punten). Bij het scoren wordt er geen rekening gehouden met de leeftijd van het kind. De leeftijdsafhankelijkheid komt tot uitdrukking in de minimale score die vereist is om in aanmerking te komen voor de TOG en die afhankelijk is van de leeftijd.

«Kan het kabinet de stelling nader onderbouwen dat de TOG met het nieuw voorgestelde criterium teruggebracht wordt naar het oorspronkelijke doelgroep?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de paragraaf in de inleiding «Waarom AWBZ-indicatie voor doelgroep TOG».

«Welke consequenties hebben de recent genomen pakketmaatregelen voor het aantal tegemoetkomingen in het kader van TOG? Hoe gaat het kabinet ermee om dat de bezuiniging in de AWBZ toch al een extra belasting voor ouders betekent, en dat een toekenning van de TOG voor deze ouders juist verlichting kan bieden voor de extra kosten? Het feit dat zij minder recht hebben op AWBZ zorg, betekent toch niet dat zij minder extra kosten hebben dan mensen die wel recht hebben op meer dan 10 uur AWBZ zorg?»

De aanpassing van de TOG staat los van de pakketmaatregel AWBZ. Daar komt bij dat de TOG niet bedoeld is als compensatie voor het verlies aan AWBZ-zorg.

Bij de totstandkoming van de TOG is er voor gekozen de mate van handicap een indicatie te laten zijn of men in aanmerking komt voor de TOG. Er is daarbij aangegeven dat de TOG niet de daadwerkelijk gemaakte kosten dekt. De mate van handicap wordt vanaf 1 april (nieuwe aanvragen) respectievelijk 1 oktober (bestaande uitkeringsgerechtigden) bepaald door een AWBZ-indicatie van tenminste 10 uur per week.

«Erkent het kabinet dat ouders die geen AWBZ-zorg vragen en het redden met mantelzorg en oppas hierdoor in feite extra belast worden? Hoe groot schat het kabinet het risico in dat ouders hun chronisch zieke of gehandicapte kind niet meer thuis kan verzorgen? Hoe groot is de kans op een aanzuigende werking op de AWBZ omdat ouders die nog geen zorg aanvroegen omdat zij het met mantelzorg en oppas redden, nu wel een AWBZ-indicatie zullen aanvragen? Vindt het kabinet dat een wenselijke ontwikkeling, zeker gezien het feit dat juist zulke ouders en mantelzorgers bijdragen aan het besparen van AWBZ-gelden?»

In aanvulling op de inleiding kan nog gesteld worden dat het kabinet niet meent dat door het nieuwe criterium in de TOG ouders hun gehandicapte kind niet meer thuis kunnen verzorgen. Deze ouders hebben nu meestal ook al ondersteuning met behulp van de AWBZ, en de TOG komt daarbij. Daarnaast komt het voor dat ouders er bewust voor kiezen geen beroep te doen op de AWBZ, terwijl zij daar wel recht op zouden hebben.

«Heeft het kabinet ook overwogen om de TOG gerichter in te zetten door aansluiting te zoeken bij ICF-classificaties, een door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ontwikkeld internationaal medisch classificatiesysteem voor de beschrijving van ziekten, stoornissen, beperkingen en handicaps? Zo nee, waarom niet?»

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen van de ChristenUnie.

«Extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de extra tegemoetkoming voor alleenverdienershuishoudens. Het kabinet stelt terecht dat alleenverdienershuishoudens in besteedbaar inkomen zijn achtergebleven als gevolg van tal van (fiscale) maatregelen om de arbeidsparticipatie te verhogen. Genoemde leden hebben zich daar altijd tegen verzet. Nu de situatie anders is dan de door deze leden wenselijk geachte, hebben zij waardering voor de compensatie voor kostwinnersgezinnen met gehandicapte kinderen. Toch hebben zij nog een aantal vragen.

Kan het kabinet toelichten waarom ouders met gehandicapte kinderen niet volledig gecompenseerd worden voor de afbouw van de algemene heffingskorting voor de minst verdienende partner en de stijging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting? Immers, de algemene heffingskorting is voor 2010 een bedrag van 2 007 euro, de inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal 1 765 euro. De extra tegemoetkoming bedraagt 1 460 euro per jaar. Waarom is voor dit bedrag gekozen? Worden dergelijke ouders daardoor toch niet belemmerd in hun keuze om voor hun chronisch zieke of gehandicapte kind te zorgen?»

In aanvulling op de inleiding: de tegemoetkoming van € 1460 is redelijk mede gezien het feit dat de afbouw van de overdraagbare heffingskorting in 15 jaar plaatsvindt en de aanvullende combinatiekorting minimaal € 775 bedraagt en pas bij een inkomen ca € 33 000 het maximum van € 1 859 bereikt.

«De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet de effecten van deze maatregel voor alle soorten huishoudens – kostwinnersgezinnen, tweeverdienersgezinnen en eenoudergezinnen – in kaart te brengen, waarbij ook de effecten van de diverse belastingmaatregelen – de afbouw van de algemene heffingskorting voor de minst verdienende partner en de inkomensafhankelijke combinatiekorting inzichtelijk worden meegerekend.»

In onderstaande tabellen zijn twee voorbeelden gegeven. Een modale tweeverdiener (partner met modaal inkomen plus partner met half modaal inkomen) in vergelijking tot een alleenverdiener bij hetzelfde inkomen.

Het tweede voorbeeld betreft een alleenstaande ouder en alleenverdiener met een inkomen op minimumniveau. De verschillen zijn voor hogere inkomens groter omdat de inkomensafhankelijke combinatiekorting pas bij een inkomen van ca € 33 000 maximaal wordt.

Voor een alleenstaande ouder in de bijstand en een alleenverdiener geldt, dat beide geen recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De alleenverdiener heeft in tegenstelling tot de alleenstaande ouder in de bijstand wel last van het feit dat de overdraagbaarheid van de heffingskorting wordt afgebouwd.

Tabel 1. Tweeverdiener en een alleenverdiener bij hetzelfde inkomen
 

Tweeverdiener

Alleenverdiener

 

Partner 1

Partner 2

Totaal

 

bruto inkomen

32 988

16 494

49 481

49 481

Gemiddelde pensioenpremie

824

412

1 236

1 509

vergoeding inkomens afhankelijke bijdrage

2 268

1 134

3 401

2 340

belastbaar inkomen voor

34 431

17 215

51 646

50 312

 

   

 

loonheffing

12 896

5 759

18 655

19 566

heffingskorting (-/-)

1 987

1 987

3 974

3 708

arbeidskorting (-/-)

1 489

1 129

2 618

1 433

combinatiekorting (-/-)

0

1 251

1 251

0

kinderkorting (-/-)

   

 

te betalen belasting

9 420

1 392

10 812

14 425

 

   

 

netto inkomen

22 743

14 690

37 433

33 547

gemiddelde premie

1 219

1 219

2 438

2 438

zorgtoeslag

0

 

0

0

kindgebonden budget

0

 

0

0

kinderbijslag

1 894

 

1 894

1 894

TOG uitkering

  

846

846

tegemoetkoming TOG

   

1 460

Beschikbaar inkomen

23 418

13 471

37 735

35 309

Tabel 2. Alleenstaande ouder en een alleenverdiener (euro per jaar)

 

Alleenstaande ouder

Alleenverdiener

 Verschil

bruto inkomen

18 309

18 309

0

pensioenpremie

324

215

109

vergoeding IAB

1 268

1 276

– 8

Belastbaar inkomen

19 252

19 369

– 117

 

  

 

loonheffing

6 528

6 577

– 49

heffingskorting (-/-)

3 760

3 708

52

arbeidskorting (-/-)

1 371

1 385

– 14

combinatiekorting (-/-)

1 328

 

1 328

te betalen belasting

69

1 484

– 1 415

 

  

 

Netto inkomen

17 916

16 609

1 306

ziektekosten (-/-)

1 219

2 438

– 1 219

zorgtoeslag

735

1 548

– 813

kindgebonden budget

1 322

1 322

0

kinderbijslag

1 894

1 894

0

TOG uitkering

846

846

 

tegemoetkoming TOG

 

1 460

 

Beschikbaar inkomen

21 493

21 241

252


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Kant, A.C. (SP), Ferrier, K.G. (CDA), Ondervoorzitter, Joldersma, F. (CDA), Vries, J.M. de (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Voorzitter, Miltenburg, A. van (VVD), Schippers, E.I. (VVD), Smilde, M.C.A. (CDA), Timmer, A.J. (PvdA), Koşer Kaya, F. (D66), Willemse-van der Ploeg, A.A.M. (CDA), Veen, E. Van der (PvdA), Schermers, J.P. (CDA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Wolbert, A.G. (PvdA), Zijlstra, H. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Agema, M. (PVV), Leijten, R.M. (SP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Sap, J.C.M. (GL), Roos-Consemulder, B. De (SP) en Harbers, M.G.J. (VVD).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Velzen, K. van (SP), Atsma, J.J. (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout, J.D.M.P. (CDA), Ormel, H.J. (CDA), Dijken, M.J. van (PvdA), Verdonk, M.C.F. (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Vietsch, C.A. (CDA), Arib, K. (PvdA), Ham, B. van der (D66), Uitslag, A.S. (CDA), Yücel, K (PvdA), Omtzigt, P.H. (CDA), Langkamp, M.C. (SP), Vermeij, R. (PvdA), Krom, P. de (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Mos, R. De (PVV), Luijben, A.P.M. (SP), Heerts, A.J.M. (PvdA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Halsema, F. (GL), Wit, J.M.A.M. de (SP) en Neppérus, H. (VVD).

Naar boven