24 077 Drugbeleid

Nr. 372 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2016

Tijdens de begrotingsbehandeling op 25 en 26 november 2015 heeft uw Kamer een motie van de leden Van Oosten (VVD) en Oskam(CDA) aangenomen (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 31) (Handelingen II 2015/16, nr. 31, item 16). De motie roept de regering op om het bestuursrechtelijke instrumentarium aan te passen, zodat het voor de burgemeester mogelijk wordt om panden en woningen te sluiten als daarin grote hoeveelheden versnijdings- dan wel hulpmiddelen worden aangetroffen. In het mondelinge vragenuur op 12 april 2016 heb ik toegezegd om bij gemeenten te peilen welke behoefte er precies is en op welke manier, als die behoefte bestaat, aan de motie invulling kan worden gegeven (Handelingen II 2015/16, nr. 75 herdruk, item 2). In deze brief bericht ik uw Kamer over de wijze waarop ik de motie zal uitvoeren, mede naar aanleiding van de bespreking in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie en gesprekken met medewerkers van diverse gemeenten.

Op grond van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid om een pand te sluiten indien een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Die sluitingsbevoegdheid geldt niet als in een pand geen drugs worden aangetroffen (noch verkocht, afgeleverd of verstrekt), terwijl er wel voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur (drugslaboratorium, cocaïnewasserij), chemicaliën (apaan, zoutzuur) en versnijdingsmiddelen. De motie ziet op dergelijke situaties. De wenselijkheid van uitbreiding van artikel 13b Opiumwet is bevestigd van de zijde van de gemeenten, onder meer vanwege de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor een veilige woon- en leefomgeving en ter versterking van de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit, waarbij gemeenten en burgemeesters een belangrijke rol hebben.

Ik vind het belangrijk om tegemoet te komen aan deze signalen van het lokaal bestuur en bereid op dit moment een wetsvoorstel voor, waarin de sluitingsbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet wordt verruimd zoals in de motie en hierboven beschreven. Ik streef ernaar dat het wetsvoorstel nog deze zomer in consultatie gaat en eind 2016 wordt ingediend bij uw Kamer.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven