24 077 Drugbeleid

Nr. 296 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2012

In voorliggende brief ga ik in op de door het lid Berndsen tijdens de regeling van werkzaamheden op 20 november 2012 gevraagde informatie met betrekking tot de monitor van de clubpas.

Bij brief van 19 november 2012 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de (beleids-) consequenties van het regeerakkoord ten aanzien van het coffeeshopbeleid (Kamerstuk 24 077, nr. 293). De bijlage bij deze brief bevat een rapportage naar aanleiding van de ervaringen met het aangescherpte coffeeshopbeleid in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland en de operationele handhaving daarvan. Ten behoeve van deze rapportage heb ik contact onderhouden met betreffende gemeenten in aangrenzende provincies om zicht te hebben op de mogelijke verschuivingseffecten. Daarnaast heb ik informatie opgevraagd bij de betrokken korpsbeheerders en zijn er gesprekken gevoerd met de (regionale) driehoeken in de zuidelijke provincies. De rapportage bevat een samenvatting en specifieke cijfers van het Openbaar Ministerie en politie.

Het totaalbeeld aan ervaringen heeft mij voldoende informatie opgeleverd om uw Kamer zoals toegezegd te informeren over de ervaringen van gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie bij de invoering van het aangescherpte coffeeshopbeleid in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland per 1 mei 2012.

De rapportage moet overigens onderscheiden worden van het brede onderzoek van het WODC naar de effecten van het aangescherpte coffeeshopbeleid over de periode 2012–2014. In het voorjaar van 2013 verwacht ik de tussenrapportage van dit evaluatieonderzoek. Afronding van het onderzoek is voorzien in 2014.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven