23 645 Openbaar vervoer

Nr. 652 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2017

Op 1 juni jongstleden heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de aanpak Beter Benutten voor Beter Onderwijs.1 Zij gaf daarbij aan het besluit over de verdere invulling van de aanpak Beter Benutten voor Beter Onderwijs aan het nieuwe kabinet te laten. Via deze brief wil ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), daarover informeren.

Voorgeschiedenis

Op 17 december 2015 heeft de Taskforce Beter benutten onderwijs en openbaar vervoer, onder leiding van mevr. Jeanette Baljeu, haar eindrapport gepubliceerd.2

Aanleiding hiervoor was de breed levende wens om de prijs/kwaliteit-verhouding van het studentenreisproduct kritisch te onderzoeken, zonder te tornen aan het studentenreisproduct zelf. Doel van de Taskforce was om € 200 miljoen te besparen op het OV-contract tussen OCW en de openbaarvervoerbedrijven, zodat deze middelen konden worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het (hoger) onderwijs en aan onderwijs gerelateerd onderzoek.

De Taskforce concludeerde in haar eindrapport dat een besparing van 200 miljoen op de uitgaven aan het OV-contract niet mogelijk was. Inclusief een geschatte besparing van € 58 miljoen bij een betere benutting van gebouwen, was volgens de Taskforce in totaal een bedrag van circa € 169 tot € 205 miljoen extra te investeren in de kwaliteit van het (hoger) onderwijs en aan onderwijs gerelateerd onderzoek. Op basis van het rapport van de Taskforce heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat een aantal uitgangspunten belangrijk was om een succesvolle vervolgaanpak te realiseren en heeft daarbij ingezet op een regionale aanpak, waarbij per regio gekeken is naar wat er gedaan kan worden om knelpunten in het OV rondom de mobiliteit van studenten op te lossen en een besparing te realiseren op het OV-contract. Daarbij is dhr. Maarten van Poelgeest vanaf 1 oktober 2016 als landelijk coördinator aangesteld. U bent hier per brief van 15 september 2016 over geïnformeerd.3

Bevindingen dhr. Van Poelgeest

Dhr. Van Poelgeest heeft als landelijk coördinator met de betrokken partijen gesproken. Dhr. Van Poelgeest constateerde dat de betrokken partijen in beweging willen komen wanneer sprake is van serieuze bereikbaarheidsproblemen. In een beperkt aantal regio’s met grote piekdrukte in de ochtendspits van het openbaar vervoer en/of waar de bereikbaarheid van onderwijsinstellingen onder druk staat, wordt gewerkt aan experimenten voor het beïnvloeden van het reisgedrag van studenten. In regio’s waar echter minder problemen zijn met de bereikbaarheid en studentenmobiliteit, blijkt het heel lastig betrokken partijen (vervoerders, hogeronderwijsinstellingen en studenten) te motiveren met dit onderwerp aan de slag te gaan. Dhr. Van Poelgeest heeft op datzelfde moment ook geconstateerd dat de financiële doelstelling alleen behaald kan worden wanneer het bestaande reisrecht wordt aangepast. Daarbij moet gedacht worden aan aanpassingen zoals een spitsheffing of een eigen bijdrage voor het studentenreisproduct.

Op basis hiervan heeft mijn ambtsvoorganger in haar brief van 1 juni jl.4 een spanning tussen twee beleidsdoelstellingen geconstateerd:

  • Het realiseren van een besparing waardoor geld beschikbaar komt om te investeren in de kwaliteit van (hoger) onderwijs;

  • Het verbeteren van de bereikbaarheid door de piekbelasting op specifieke OV-trajecten te verminderen.

Mijn ambtsvoorganger besloot daarop, in afstemming met de Staatssecretaris van IenM, een tussenfase in te lassen gezien de demissionaire periode. In deze tussenfase heeft dhr. Van Poelgeest zich vooral gericht op het ondersteunen en faciliteren van pilots en experimenten rondom het reisgedrag van studenten. De focus van de aanpak van de vorige regering is daarmee sinds 1 juni 2017 met name komen te liggen op het opdoen van kennis en ervaring rondom het beïnvloeden van het reisgedrag van studenten, en minder op het realiseren van een landelijk dekkend netwerk van regionale samenwerkingsverbanden en op een besparing op het OV-contract.

Besluit rondom deze aanpak

Op basis van de informatie van dhr. Van Poelgeest concludeer ik dat een besparing op basis van de huidige aanpak Beter Benutten voor Beter Onderwijs niet haalbaar is. Het is een complex vraagstuk met vele (soms tegengestelde) belangen. Deze situatie heeft geen gevolgen voor de OCW-begroting, omdat de beoogde financiële opbrengst bovenop de huidige studievoorschotmiddelen zou komen en daar is in de begroting niet op vooruitgelopen. Vooralsnog houd ik wel vast aan de doelstelling om een besparing van € 200 miljoen op het OV-contract en het gebruik van gebouwen te realiseren ten gunste van investeringen in de kwaliteit van het (hoger) onderwijs en aan onderwijs gerelateerd onderzoek. Daarbij is een belangrijke bijdrage van onderwijsinstellingen, de vervoersbedrijven en de studentenorganisaties onontbeerlijk. Ik ga mij beraden op welke wijze een dergelijke besparing gerealiseerd kan worden. Alternatieve maatregelen waarbij ingegrepen wordt in het studentenreisrecht om een dergelijke besparing te realiseren, vind ik nu niet opportuun. Gegeven de complexiteit van de bovenstaande uitgangspunten, verwacht ik eind 2018 bij u terug te komen op dit onderwerp.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 24 724, nr. 164.

X Noot
2

Taskforce beter benutten onderwijs en openbaar vervoer, «Beter benutten voor beter onderwijs – Advies van de Taskforce beter benutten onderwijs en openbaar vervoer» (december 2015). Bijlage bij Kamerstuk 23 645, nr. 609

X Noot
3

Kamerstuk 23 645, nr. 634.

X Noot
4

Kamerstuk 24 724, nr. 164.

Naar boven