23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 478 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2020

In antwoord op het verzoek van de Algemene Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 3 september 2020 om een schriftelijke reactie te geven op recente berichten dat Nederlands subsidiegeld is verleend aan Palestijnse niet-gouvernementele organisaties waarvan medewerkers worden beschuldigd van banden met terroristische organisaties, informeer ik u met deze brief over de Nederlandse steun aan maatschappelijke organisaties in de Palestijnse gebieden. Achtereenvolgens ga ik in op de doelstelling van hulp aan (maatschappelijke organisaties in) de Palestijnse Gebieden, de context waarin gewerkt wordt, de kanalen en controles en de twee specifieke gevallen waarover Uw kamer vragen heeft gesteld, UAWC en Al Mezan.

Ontwikkelingssamenwerking als deel van de inzet voor de twee-statenoplossing

De Nederlandse inzet is gericht op het verwezenlijken van de twee-statenoplossing, waarbij Israël en een toekomstige Palestijnse staat in vrede en veiligheid naast elkaar bestaan. Hiertoe draagt Nederland via ontwikkelingssamenwerking in de Palestijnse Gebieden bij aan het opbouwen van een Palestijnse economie en versterken van het Palestijnse bestuur. De belangrijkste thema’s in het ontwikkelingsprogramma zijn toegang tot land, water en energie, rechtsbescherming, en economische ontwikkeling. Samenwerking met het Palestijns maatschappelijk middenveld is belangrijk voor de ontwikkeling van een democratische Palestijnse samenleving, zeker in de context waarin het Palestijns parlement niet functioneert en een deel van de gebieden bestuurd worden door Hamas. Maatschappelijke organisaties kunnen ervoor zorgen dat de Palestijnse Autoriteit en Hamas tegenspraak krijgen en zich in zekere mate moeten verantwoorden aan de Palestijnse samenleving. Bovendien verlenen maatschappelijke organisaties belangrijke diensten aan Palestijnen in Area C, ten bate van de totstandkoming van de twee-statenoplossing.

Naast ontwikkelingssamenwerking zet Nederland zich ook op andere manieren in voor de twee-statenoplossing en stabiliteit, onder meer door een intensieve politieke dialoog met beide partijen en internationale actoren, maar ook door het bijeenbrengen van Israëliërs en Palestijnen om onderling vertrouwen en samenwerking te bevorderen, en door beschermen van mensenrechten en de bijdragen aan UNRWA. Met deze inzet bouwt het kabinet voort op de inzet van voorgaande kabinetten, inclusief de relaties die in het verleden met organisaties zijn aangegaan. Met mijn bezoek in februari kwam ook een delegatie van bedrijven en kennisinstelling naar Israël en de Palestijnse gebieden, om de banden verder te versterken.

Ontwikkelingssamenwerking in de Palestijnse Gebieden vindt plaats binnen de context van de bezetting. Dit gaat in toenemende mate gepaard gaat met inkrimping van ruimte voor het maatschappelijk middenveld, zeker waar dit middenveld zich inzet voor twee-statenoplossing. Dit blijkt ook uit het streven van sommige organisaties om kritiek op het Israëlisch optreden in de bezette Palestijnse gebieden te stoppen, waarover De Israëlische organisatie Policy Working Group in september 2018 een rapport publiceerde. In gesprekken met Nederlandse, internationale en Israëlische en Palestijnse ngo’s wordt het ministerie vaak gewezen op de groeiende druk en de wijze waarop dit hun werk bemoeilijkt. Palestijnse, Israëlische en internationale ngo’s die in de Palestijnse gebieden opkomen voor mensenrechten en internationaal recht staan onder toenemende druk, zoals ook bleek toen Israël de directeur van Human Rights Watch uitzette in 2019, of door de steeds fellere retoriek in Israël tegen Palestijnse en Israëlische mensenrechtenorganisaties die zich al dan niet gezamenlijk inzetten voor een twee-statenoplossing en rechten voor Palestijnen. Voor Palestijnse maatschappelijke organisaties geldt daarnaast dat zij vaak ook nog eens onder druk staan van zowel de Palestijnse Autoriteit als Hamas in Gaza. Zo is er geregeld sprake van arbitraire arrestatie of detentie van Palestijnse mensenrechten- of politieke activisten. Vooral mensen die zich kritisch uitlaten over het beleid van de Palestijnse Autoriteit of het optreden van Hamas in Gaza, die openstaan voor samenwerking met Israël, of die anderszins «afwijkende» politieke meningen hebben, zijn kwetsbaar.

Kanalen en controles

De Nederlandse programma’s in de Palestijnse gebieden worden uitgevoerd via internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties, en met Palestijnse, Israëlische en internationale maatschappelijke organisaties. Organisaties waarmee Nederland rechtstreeks samenwerkt worden vooraf beoordeeld op hun capaciteit om beoogde doelen te behalen en de Nederlandse middelen op een verantwoorde wijze te beheren. In een dergelijke beoordeling wordt gekeken of een organisatie een bewezen trackrecord heeft met soortgelijke projecten, of deze de benodigde expertise heeft om een project uit te voeren. Uiteraard worden zaken als integriteit, transparantie en financieel beheer beoordeeld. Met de beoordeling van het voorstel en de organisatie worden mogelijke risico’s in beeld gebracht en kunnen eventuele extra maatregelen worden afgesproken die de risico’s verkleinen. Hierbij worden risico’s als corruptie en fraude expliciet meegenomen. Indien de conclusie van de beoordeling luidt dat deze risico’s te groot zijn en niet afdoende gemitigeerd kunnen worden, wordt niet overgegaan tot samenwerking. Dit is een werkwijze die Nederland wereldwijd hanteert. In de Palestijnse Gebieden en in andere conflictgebieden geldt nog sterker dan in andere landen dat er altijd bepaalde risico’s zullen blijven die niet uit te sluiten zijn. Het ministerie en de posten zetten zich in om deze risico’s zoveel mogelijk te verkleinen en mitigerende maatregelen te nemen waar mogelijk. Er wordt dan een weloverwogen besluit genomen of de overgebleven risico’s geaccepteerd kunnen worden om de beoogde resultaten te halen. Wanneer er dan toch misstanden zijn, dan worden zaken onderzocht en indien nodig worden maatregelen genomen.

Indien wordt overgegaan tot samenwerking dan wordt contractueel vastgelegd dat de bijdrage uitsluitend gebruikt mag worden voor de verwezenlijking van het afgesproken programma. Nederlandse middelen mogen niet gebruikt worden voor activiteiten die strijdig zijn met het Nederlandse buitenlands beleid.

De Nederlandse Vertegenwoordiging zorgt ervoor dat de partnerorganisaties bekend zijn met de specifieke aandachtspunten die vanuit Nederland gesteld worden bij werken in de Palestijnse gebieden, zoals het standpunt over de oproep tot een boycot, sancties en desinvesteren tegen Israël (BDS), haatzaaien of aanzetten tot en verheerlijken van geweld. De Nederlandse standpunten over geweld, haatzaaien of BDS zijn breed bekend in de Palestijnse gebieden. De Nederlandse Vertegenwoordiging bespreekt ze daarnaast met de betrokken organisaties voordat een samenwerking wordt gestart en monitort hier op. Activiteiten in projectvoorstellen die neerkomen op propageren van BDS tegen Israël worden afgekeurd en uitgesloten van Nederlandse steun. In contracten met mensenrechtenorganisaties is vastgelegd dat zij zich niet schuldig mogen maken aan aanzetten tot haat of geweld.

Indien in programma’s die door de Verenigde Naties worden uitgevoerd andere organisaties worden betrokken, dan moeten deze organisaties voldoen aan de vereisten van de VN. Nederland heeft met veel VN-instellingen raamovereenkomsten, met afspraken over alle elementen van samenwerking. De Nederlandse Vertegenwoordiging waakt in de Palestijnse gebieden erover dat in programma’s die met de VN worden uitgevoerd geen activiteiten zitten die strijdig zijn met de bovengenoemde specifieke aandachtspunten zoals die over haatzaaien, aanzetten of verheerlijken van geweld en het Nederlandse BDS-standpunt.

Het kabinet benadrukt dat geen van de organisaties of personen waarmee samengewerkt wordt op de EU- of VN-sancties lijsten staan. Bovendien wil het kabinet benadrukken dat Israël als bezettende macht de mogelijkheden heeft en gebruikt om in te grijpen als het denkt dat de eigen veiligheid in het geding is. Geen van de door Nederland gesteunde organisaties is door Israël op een lijst van terroristische organisaties geplaatst.

UAWC

Nederland veroordeelt terrorisme, en verwacht van diens partnerorganisaties dat zij zich hier niet schuldig aan maken. Indien organisaties zich schuldig maken aan verheerlijken van geweld, aanzetten tot haat of geweld, of als tegen afspraken in blijkt dat Nederlandse financiering niet conform afspraken is uitgegeven, laat staan ter beschikking is gesteld aan terroristische organisaties, dan is dat reden om in te grijpen. Nederland veroordeelde de aanslag waarbij Rina Schnerb om het leven kwam. Het was een schok toen twee medewerkers van een door Nederland gesteunde organisatie werden gearresteerd op verdenking van betrokkenheid hierbij, en bleek dat een deel van hun salaris bij UAWC afkomstig was uit de Nederlandse bijdrage aan de overheadkosten van UAWC. Uiteraard heeft de familie hier ook vragen over, net als het kabinet en uw Kamer. Het is belangrijk om de vraag over mogelijke banden tussen UAWC en PFLP duidelijk beantwoord te krijgen, met een rapport van een onafhankelijke partij, gebaseerd op controleerbare informatie, om daarmee de vragen die bij het kabinet, uw Kamer en de familieleden te kunnen beantwoorden. Daarom heb ik besloten om een extern onderzoek in te stellen, dat de hele samenwerkingsperiode met UAWC van 2007 tot 2020, zal beslaan, naar eventuele banden tussen PFLP en UAWC en de wijze waarop UAWC invulling geeft aan het eigen beleid dat medewerkers politiek niet actief mogen zijn, zoals aangekondigd in onze Kamerbrieven van 20 juli 2020. De Nederlandse bijdrage aan UAWC is opgeschort totdat dat onderzoek is afgerond. Daarna zal een besluit genomen worden over de verdere samenwerking met UAWC. De selectie van de onderzoekers moet zorgvuldig verlopen, waarvoor een aanbesteding gedaan zal worden. Het kabinet verwacht dat het onderzoek zeker enige maanden gaat duren. Zie ook de eerdere antwoorden op Kamervragen over UAWC van 20 juli en 20 augustus jl., Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nrs. 3571, 3572, 3822, 3819, 3820 en 3821.

Het ministerie blijft vanzelfsprekend nieuwe ontwikkelingen nauwgezet volgen en zal relevante nieuwe informatie die verkregen wordt betrekken bij het extern onderzoek. De bevindingen van dit onderzoek zullen met de appreciatie van het kabinet gedeeld worden met de Kamer, inclusief een besluit over continuering van de samenwerking met UAWC.

Al Mezan

Al Mezan is een organisatie die zich richt op het bevorderen van mensenrechten in met name Gaza. De organisatie monitort daarbij het optreden van de Palestijnse Autoriteit en Hamas in Gaza en het Israëlisch handelen in de Palestijnse gebieden. Al Mezan geeft onder meer rechtsbijstand aan mensen in rechtszaken in Gaza en in Israël, komt op voor journalisten in Gaza en spreekt Hamas aan op marteling en de situatie in gevangenissen. Al Mezan coördineert ook met Israël toegang voor Gazanen die bijvoorbeeld naar Jeruzalem moeten voor medische zorg. Hiertoe heeft Al Mezan met regelmaat rechtstreekse ontmoetingen met vertegenwoordigers van het Israëlische leger.

NGO Monitor publiceerde op 31 augustus 2020 een rapport over de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al Mezan, waarin onder meer gesteld wordt dat Al Mezan banden zou hebben met PFLP. Nederland steunt Al Mezan al ongeveer 20 jaar en de organisatie wordt of werd in het verleden ook gesteund door andere landen en organisaties, zoals de VN, de EU, Zweden, Noorwegen en Denemarken, Zwitserland. Al Mezan is voor Israël, de EU en VN een gesprekspartner, en is ook niet als een terroristische organisatie opgenomen op de VN- of EU-lijst of door Israël aangemerkt als een terroristische organisatie.

Het kabinet neemt de aantijgingen serieus en de Nederlandse Vertegenwoordiging heeft direct contact opgenomen met de organisatie en gevraagd naar een reactie. Al Mezan heeft in een eerste reactie laten weten de aantijgingen te verwerpen, neutraal te zijn en geen terrorisme te steunen. De Nederlandse Vertegenwoordiging onderzoekt de aantijgingen nog verder en is hierover in contact met Al Mezan. In de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden De Roon, Wilders en Van Weerdenburg, ingediend 3 september jl. met kenmerk 2020Z15479, zal de reactie van Al Mezan en de kabinetsappreciatie daarvan gegeven worden.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Naar boven