Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat de Minister op 9 juli jl. heeft besloten om verdere betalingen aan UAWC aan te houden (ingezonden 7 augustus 2020).

Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 20 augustus 2020).

Vraag 1

Hebt u in uw contacten met andere donoren van de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) te horen gekregen waarom deze donoren er niet voor gekozen hebben de betalingen aan te houden? Zo nee, bent u bereid om dit na te gaan en de uitkomsten met de Kamer te delen?

Antwoord 1

Andere donoren zien op dit moment om diverse redenen geen aanleiding tot aanhouding van betalingen. Het kabinet zal deze vraag meenemen in het externe onderzoek dat door Nederland wordt ingesteld naar UAWC.

Vraag 2

Heeft u informatie dat de aanslag op Rina Shnerb door het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) is opgeëist en is het PFLP-lidmaatschap van de betrokken UAWC-medewerkers vastgesteld?

Antwoord 2

Nee.

Vraag 3

Zijn de betrokken UAWC-medewerkers door de rechter reeds veroordeeld of zijn het slechts verdachten?

Antwoord 3

Op dit moment zijn de twee personen verdachten. Nederland volgt de zaak nauwgezet.

Vraag 4

Wat is, in het geval de UAWC-medewerkers nog niet veroordeeld zijn, uw afweging geweest om de organisatie UAWC te straffen voor een feit dat de verdachten vanuit een andere hoedanigheid dan hun dienstverband bij UAWC zouden hebben gepleegd en waar UAWC dus niet als zodanig bij betrokken is geweest?

Antwoord 4

Nu twee inmiddels ontslagen medewerkers van UAWC verdacht worden van betrokkenheid bij een bomaanslag en een deel van hun salaris betaald hebben gekregen uit de Nederlandse bijdrage aan overhead kosten van UAWC, wil het kabinet een extern onderzoek laten uitvoeren dat naar de vraag gaat kijken of er sprake is van banden tussen UAWC en PFLP, en het personeelsbeleid van UAWC, zoals toegelicht in de antwoorden op de schriftelijke kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nrs. 3571 en 3572. Daarmee wil Nederland meer duidelijkheid scheppen, en kijken of er bepaalde lessen getrokken moeten worden voor de toekomst.

Vraag 5

Beschouwt u UAWC als een terroristische organisatie? Als dat niet het geval is: welke verwijten kunnen UAWC naar uw mening dan wel gemaakt worden?

Antwoord 5

UAWC is niet aangemerkt als een terroristische organisatie, niet door de EU en niet door Nederland, niet door de VN en niet door Israël. De bestuursleden staan evenmin op internationale sanctielijsten.

Zie verder het antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Wat is uw oordeel over het feit dat een van medewerkers van de UAWC oorspronkelijk gearresteerd is geweest, vervolgens vrijgelaten en uiteindelijk onder zware marteling (waarna hij lange tijd buiten bewustzijn is geweest en 45 dagen gehospitaliseerd is geweest) een bekentenis heeft afgelegd?1 2 3 4

Antwoord 6

De door u gedeelde berichten uit de media zijn bekend. Het bureau voor de Hoge Commissaris van de Mensenrechten van de VN (OHCHR) heeft zorgen uitgesproken over de behandeling van gedetineerden in deze kwestie en volgt de zaak nauwgezet. Het Palestijnse Ministerie van Buitenlandse Zaken en verschillende NGO’s hebben eveneens hun zorgen geuit over deze berichtgeving. Het kabinet deelt deze zorgen en benadrukt te alle tijden het belang van strikte naleving van het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten. Nederland zal het proces bij de militaire rechtbank waar mogelijk volgen. De correspondentie met het Palestinian Non-Governmental Organizations Network (PNGO)waarin ook op deze kwestie wordt ingegaan, wordt bijgevoegd bij deze beantwoording.

Vraag 7

Acht u het aannemelijk dat een verdachte van wie in mei 2019 door UK Lawyers for Israel (UKLFI) werd aangegeven dat hij lid van de door Israël en de EU als terroristisch bestempelde organisatie PFLP zou zijn geweest, in augustus 2019 de aanslag zou hebben uitgevoerd en dat Israëlische veiligheidsdiensten vervolgens niet hebben kunnen vaststellen dat hij op de plek van de aanslag is geweest?

Antwoord 7

Het kabinet wil hierover niet speculeren en kan niet vooruitlopen op de Israelische uitspraak in deze zaak, die niet voor volgend jaar wordt verwacht. Nederland zal zoals aangegeven de zaak bij de militaire rechtbank waar mogelijk monitoren.

Vraag 8

Wat concludeert u uit het feit dat de huizen van andere verdachten (nog voor zij door een rechter veroordeeld zijn) zijn gesloopt terwijl dit voor de betrokken UAWC-medewerkers kennelijk nog niet het geval is? Wat is uw mening over deze vorm van «collective punishment», die is uitgevoerd nog voordat een rechtszaak heeft plaatsgevonden?

Antwoord 8

Het kabinet wil hierover niet speculeren en kan niet vooruitlopen op de Israelische uitspraak in deze zaak, die niet voor volgend jaar wordt verwacht. Nederland zal zoals aangegeven de zaak nauwgezet monitoren waar mogelijk. Het kabinet veroordeelt de sloop en confiscatie van Palestijnse bezittingen. Israël heeft als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht een specifieke zorgplicht jegens de Palestijnse bevolking. Als bezettende mogendheid is het Israël op basis van het bezettingsrecht onder meer verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering in elk concreet geval. Het kabinet verwacht van Israël dat het handelt in overeenstemming met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten. Zie ook de beantwoording op vraag 6.

Vraag 9

Op welk moment hadden de twee verdachten de beschikking over een door de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah verstrekt pasje en op welk moment vond de aanslag plaats?

Antwoord 9

In 2017 hebben beide personen, net als andere medewerkers van NGO’s die door Nederland worden gesteund, voor de periode van 1 jaar een pasje gekregen van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah waarmee zij zich konden identificeren als medewerkers van een partnerorganisatie van de Nederlandse vertegenwoordiging. Deze pasjes werden, net als die van andere UAWC-medewerkers die hierover beschikten, op 31 december 2017 teruggegeven aan de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah. Ook andere landen geven papieren aan medewerkers van partnerorganisaties waarmee zij kunnen aantonen voor de vertegenwoordigingen van die landen projecten uit te voeren. De aanslag in Dolev vond plaats op 23 augustus 2019.

Vraag 10

Bent u, gelet op uw beantwoording van de vragen van Van der Staaij c.s.5 waarin u aangeeft dat u in juli 2020 hebt gereageerd op brieven van UKLFI, bekend met het feit dat UKLFI bekend staat om het feit dat het poogt het werk van NGO’s en mensenrechtenverdedigers onmogelijk te maken en dat haar beschuldigingen (zoals die tegen Medical Aid for Palestine en Defense for Children) vrijwel altijd grondslag bleken te ontberen?6 7 8

Antwoord 10

Het Kabinet is bekend met de gerichte aandacht van UK Lawyers for Israel (UKLFI) voor het werk van organisaties zoals UAWC, Medical AID en Defense for Children. Alle drie organisaties die werk verrichten in de door Israël bezette gebieden en die al jarenlang gesteund worden door verschillende donoren. Zie ook beantwoording op vraag 13.

Vraag 11

Bent u bekend met het feit dat ook NGO Monitor al jarenlang ongefundeerde aanvallen uitvoert op onder meer UAWC?9 10

Antwoord 11

Voor zover bekend bij het kabinet richt de NGO Monitor zich uitsluitend op organisaties en donoren die zich kritisch uiten over het Israëlisch beleid in de door Israël bezette gebieden, waaronder UAWC.

Zie ook de antwoorden op schriftelijke kamervragen van het lid Kuzu over dit onderwerp, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1329

Vraag 12

Bent u bekend met het feit dat organisaties als NGO Monitor en UKLFI nauwe banden onderhouden met de Israëlische ministeries van Strategische Zaken en van Buitenlandse Zaken?

Antwoord 12

Zoals eerder aangegeven aan uw Kamer, hebben Nederland en Israël goede relaties, waarbij er contacten zijn tussen de overheden, tussen bedrijven en de brede samenleving. Het kabinet monitort eventuele contacten tussen het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken en personen of organisaties in Nederland niet en is niet voornemens dit te doen.

Vraag 13

Deelt u de mening dat NGO Monitor en UKLFI drijvende krachten zijn achter het doelbewust verkleinen van de maatschappelijke ruimte en het ondermijnen en ontwrichten van Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties die de Israëlische bezetting en de daaruit voortvloeiende schendingen bekritiseren?

Antwoord 13

Zoals eerder aan de Kamer gemeld, is Nederland bezorgd over de krimpende maatschappelijke ruimte in Israël en de Palestijnse gebieden en brengt dit dan ook consequent op in gesprekken met Israëlische en Palestijnse autoriteiten. Het kabinet benadrukt daarbij het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties en bijvoorbeeld organisaties werkzaam in Area C voor een vrije en pluriforme samenleving. Voor de rol van NGO Monitor bij verkleining van de ruimte voor maatschappelijke organisaties verwijs ik u naar het antwoord op schriftelijke kamervragen van het lid Kuzu, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1329.

Naar boven