23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 471 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2018

Op verzoek van Uw Kamer van 7 september jl. informeert het kabinet Uw Kamer nader over de uitvoering van de motie met Kamerstuk 34 775, nr. 44 van het lid Van der Staaij c.s. om in VN-verband actief stelling te nemen tegen lidstaten in VN-organisaties, die disproportioneel agenderen tegen Israël. Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om Uw Kamer in deze brief tevens te informeren over uitvoering van de motie van het lid Kuzu (motie met Kamerstuk 23 432, nr. 460) over het behoud van de twee-statenoplossing.

Algemene lijn motie Van der Staaij

De Nederlandse inzet is erop gericht om disproportionele aandacht voor een land binnen de VN te voorkomen, omdat dit afleidt van de kerntaak van organisaties en kan leiden tot politisering van een organisatie (zie tevens de schriftelijke beantwoording d.d. 15 november 2017 van vragen gesteld tijdens de begrotingsbehandeling (bijlage bij Handelingen II 2017/18, nr. 22, item 8) en Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 915).

Zo spreekt het kabinet de Palestijnse Autoriteit (PA) regelmatig aan op politiek en hoogambtelijk niveau over het initiëren van resoluties die disproportioneel aandacht geven aan Israël. Bijvoorbeeld bij het bezoek van voormalig Minister Zijlstra aan Israël en de Palestijnse gebieden begin dit jaar (zie tevens de Kamerbrief over dit bezoek d.d. 17 januari 2018 met Kamerstuk 23 432, nr. 445). Het uitspreken van Nederlandse zorgen over disproportionele aandacht laat onverlet dat het kabinet van mening is dat er in VN-verband ruimte moet zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten.

De beoordeling van ieder voorgesteld besluit over dit onderwerp in VN-fora geschiedt aan de hand van het internationaal recht (waarbij ook resoluties van de VN-Veiligheidsraad, zoals resolutie 2334, moeten worden betrokken), het regeerakkoord, waarin staat dat het kabinet de goede betrekkingen met Israël en de PA benut voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing, en het EU-beleid ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces, zoals vastgesteld in Raadsconclusies. Internationaalrechtelijke uitgangspunten zijn leidend bij de beoordeling van voorgestelde resoluties en andere besluiten waarin de status van de door Israël bezette gebieden (Golan, Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, en Gaza) centraal staat. Nederland streeft in EU-verband naar een zo evenwichtig mogelijk resultaat en stelt zich daartoe in onderhandelingen kritisch op. Nederland let er voorts op dat voorgestelde besluiten geen feitelijke onjuistheden of verkeerde juridische interpretaties bevatten. Deze benadering werpt zijn vruchten af. Het blijkt regelmatig mogelijk om de inhoud van resoluties vóór de aanvaarding bij te stellen in de door ons land gewenste richting.

Nederlandse inzet dit jaar

Met het aflopen van het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad (MRR) en Uitvoerende Raad van UNESCO heeft Nederland minder vaak gestemd over voorstellen. Nederland is wel een actieve rol blijven spelen in de interne EU-coördinatie in deze fora.

Nederland blijft zich inzetten voor het aanpassen van het permanente agendapunt 7 in de VN-Mensenrechtenraad, «human rights situation in Palestine and other occupied Arab territories» dat betrekking heeft op het Israëlische optreden. Nederland is met de EU en de VS van mening dat de mensenrechtensituatie in de bezette gebieden op eenzelfde manier zou moeten worden behandeld als andere landensituaties, onder het agendapunt 4, waar alle landen-specifieke situaties worden besproken. Om dit te kunnen bewerkstelligen, is breed draagvlak nodig in de MRR. Nederland spant zich hiervoor in. De VS, dat hier ook al lang voor strijdt, zal zijn belangen van buiten de Raad moeten behartigen nu het in juni zijn lidmaatschap van de Raad heeft opgezegd. Het kabinet verwijst U graag naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen ingezonden op 22 juni 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2727).

Ons land heeft zich in juni zowel in de VN-Veiligheidsraad als in de Algemene Vergadering van de VN onthouden op een ontwerpresolutie gewijd aan de protesten en het geweld rond Gaza. Door druk van EU-landen was de tekst meer in evenwicht gebracht, maar het eindresultaat was nog niet geheel conform de Nederlandse positie. Nederland heeft zich ook in andere fora ingezet om disproportioneel agenderen tegen te gaan. Een voorbeeld is de Nederlandse onthouding tijdens de 71e Wereldgezondheidsassemblee (WHA), de jaarlijkse vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in Geneve, toen er gestemd werd over een Palestijns ontwerpbesluit ten behoeve van een rapport over de gezondheidssituatie in de Palestijnse gebieden. Verder heeft deze aanpak bijvoorbeeld bij UNESCO succes gesorteerd: mede dankzij EU-inzet toonden de PA, Israël en andere partijen zich bereid tot een compromis waarbij in april van dit jaar verschillende Palestijnse voorstellen wederom met consensus zijn aangenomen. Dit is een positieve ontwikkeling, omdat hiermee politisering van UNESCO wordt tegengegaan. Bij een andere gelegenheid werd besluitvorming in UNESCO over een Palestijnse kwestie doorgeschoven naar een volgende sessie.

Het kabinet verwacht, gezien de huidige impasse in het vredesproces en de verslechterende relatie tussen de VS en de PA, dat de PA gedurende de komende periode de multilaterale strategie eerder zal intensiveren dan verminderen. Ook onder deze omstandigheden blijft het kabinet het bovenbeschreven beleid voortzetten. Dit past binnen de algemene beleidsdoelstelling om het multilaterale stelsel zo gebalanceerd mogelijk te laten werken.

Motie Kuzu

Het kabinet blijft zich in bilaterale contacten, EU- en VN-verband actief inzetten voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing: een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat naast een veilig en internationaal erkend Israël. Uitgangspunt hierbij zijn de grenzen van 1967, tenzij partijen in onderling overleg landruil overeenkomen.

Het kabinet constateert met zorg dat ontwikkelingen op de grond de twee-statenoplossing bedreigen, zoals het nederzettingenbeleid en wetgeving aan Israëlische zijde die het onderscheid tussen Israël en de bezette gebieden vertroebelen. Een probleem aan Palestijnse zijde is de voortdurende interne verdeeldheid, waardoor Gaza en de Westelijke Jordaanoever steeds verder van elkaar vervreemd raken. Een ander aanhoudend zorgpunt is het gebruik van geweld en het verheerlijken daarvan aan Palestijnse zijde; tegelijk is er de zorg van het kabinet over de proportionaliteit van geweld aan Israëlische zijde in reactie op de recente protesten bij Gaza. Onbehulpzame en opruiende uitspraken van beide partijen maken de kans op hervatting van het vredesproces kleiner. Eenzijdige besluiten op het MOVP die de ruimte voor een vreedzame oplossing van het conflict verkleinen, worden door het kabinet als onverstandig en niet behulpzaam beschouwd.

In EU-verband bepleit Nederland actief de noodzaak van een eensgezinde benadering om de twee-statenoplossing mogelijk te maken. Dergelijke eensgezindheid vergroot de politieke invloed van de EU op partijen en in internationale verbanden, zoals het Kwartet of het Ad Hoc Liaison Committee (AHLC). De EU beziet momenteel hoe haar activiteiten nog beter kunnen bijdragen aan de verwezenlijking en behoud van de twee-statenoplossing. Nederland verwelkomt dit initiatief. Inzet hierbij is het vergroten van de Europese invloed op de partijen en partners, zoals de VS en Arabische landen. Het kabinet is bezorgd over recente stappen van de VS met betrekking tot Jeruzalem, zoals het opzeggen van alle hulp aan UNRWA en het sluiten van het PLO-kantoor in Washington. Een voorbeeld van de EU inzet van de afgelopen jaren zijn de afspraken die met de PA zijn gemaakt over meetbare resultaten die bereikt moeten worden via de steun die wordt verstrekt via PEGASE1. Een ander aandachtspunt voor Nederland is het vergroten van draagvlak binnen de EU voor de inspanningen om de betalingen aan Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen niet meer afhankelijk te maken van de duur van de detentie.

Een van de bedreigingen van de twee-statenoplossing is het Israëlische nederzettingenbeleid, waarbij het onderscheid tussen Israël en de bezette gebieden vervaagt. Op grond van het internationaal recht erkennen Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet, en beschouwen zij deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Dit standpunt is overigens ook vastgelegd in EU-Raadsconclusies en is in lijn met VN Veiligheidsraad-resolutie 2334 (2016). Daarom ontmoedigt de Nederlandse overheid al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Verder gelden bilaterale verdragen tussen Nederland en Israël alleen binnen Israël op basis van de grenzen van 1967. Ook In EU-verband zijn stappen genomen die het onderscheid tussen de gebieden moeten verduidelijken. Zo heeft de Europese Commissie in 2015 een interpretatieve mededeling gepubliceerd over de toepassing van EU-wetgeving inzake herkomstaanduiding op producten afkomstig uit de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden. Daarnaast is in Raadsconclusies afgesproken dat in alle nieuwe overeenkomsten tussen de EU en Israël expliciet moet worden opgenomen dat deze niet van toepassing zijn op de gebieden die Israël sinds 1967 bezet zijn. Door dit onderscheid te maken kan Nederland de relaties met Israël binnen de grenzen van 1967 versterken, zonder tegelijkertijd legitimiteit te verlenen aan de nederzettingen.

Ook in VN-verband, inclusief de VN-Veiligheidsraad, zet Nederland zich in voor het behoud van de twee-statenoplossing. De Nederlandse inzet is erop gericht partijen te bewegen positieve stappen te zetten die een oplossing mogelijk helpen maken, en partijen aan te spreken op negatieve stappen. Hierbij zet Nederland in op een zo eensgezind mogelijke Europese positie, bijvoorbeeld door coördinatie met de andere Europese leden van de Veiligheidsraad of in de Algemene Vergadering, met inachtneming van de zorgen over disproportionele agendering zoals hierboven beschreven.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

De Europese Unie geeft via het PEGASE mechanisme (Mécanisme Palestino-Européen de Gestion de l’Aide Socio-Economique) directe financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit voor uitgaven als ambtenarensalarissen, pensioenen en sociale zekerheid.

Naar boven