23 235 Thuiszorg

Nr. 164 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 augustus 2016

Met de brieven van 12 april1en 29 april2 jl. heb ik uw Kamer toegezegd onderzoek te laten doen naar de situatie bij Zorggroep Alliade, naar aanleiding van berichten in de media. Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de verschillende onderzoeken, mijn oordeel daarover en het verdere vervolg op het terrein van goed bestuur in de zorg. Over deze situatie bij Alliade zijn ook Kamervragen gesteld. De antwoorden op deze vragen (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3161) stuur ik u gelijktijdig met deze brief.

Wat is er precies onderzocht en door wie?

Ten eerste hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoek gedaan naar de besturing bij Alliade. Zij hebben daarbij gericht gekeken naar:

  • 1. Mogelijke belangenverstrengeling

  • 2. Het hanteren van niet-marktconforme voorwaarden

  • 3. Het respecteren van het verbod op winstuitkering

  • 4. Of er sprake is van een ordelijke en controleerbare bedrijfsvoering

  • 5. De rechtmatigheid van de uitgaven Wet langdurige zorg (Wlz)

  • 6. De continuïteit van zorg

  • 7. De keuze-informatie voor cliënten in geval van doorverwijzing

De code geeft aan dat elke vorm of schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. Om te voorkomen dat er de schijn is van belangenverstrengeling, moeten volgens de code besluiten waarbij dit speelt niet genomen worden door de bedoelde bestuurders, maar door de raad van toezicht.

Bij deze brief treft u het gezamenlijke onderzoeksrapport van de IGZ en NZa aan3. De Raad van Bestuur van Zorggroep Alliade heeft zijn zienswijze gegeven op de resultaten van het onderzoek. Deze treft u ook als bijlage bij deze brief aan4.

Daarnaast heeft het CIBG onderzoek gedaan naar de naleving van de Wet Normering Topinkomens (WNT) door Zorggroep Alliade.

Daarnaast heeft VWS een inventarisatie gedaan onder de betrokken gemeenten. Daarbij is gevraagd naar het oordeel van gemeenten over de Wmo- en jeugdzorg bij Alliade, of gemeentes op de hoogte waren van de onderaanneming bij Freya-groep BV en of de tarieven die Alliade in rekening bracht marktconform waren.

Tenslotte wil ik u melden dat het Openbaar Ministerie en de Inspectie Sociale Zaken nog apart kijken naar mogelijke misstanden bij Woonfoyers Nederland.

Conclusies uit de onderzoeken

Het IGZ en NZa-onderzoek

  • De IGZ en NZa hebben in hun onderzoek geconcludeerd dat er sprake is van de schijn van belangenverstrengeling als het gaat om de dubbelfunctie van twee (nu nog één) directeuren van Alliade en het eigenaarschap van Freya-groep BV. De IGZ en NZa vinden dit onwenselijk gegeven de publieke taak van Alliade.

  • Er is niet geconstateerd dat de twee directeuren oneigenlijk materieel voordeel hebben gehaald uit deze dubbelfunctie. Dit baseert de IGZ op haar onderzoek naar de marktconformiteit van de gesloten overeenkomsten tussen Alliade en Freya-groep BV, zoals de transacties rond Support & Co en Zorgkompas. Daaruit kwam naar voren dat deze marktconform zijn.

  • De IGZ concludeert eveneens dat geen sprake is van schending van het verbod op winstuitkering en dat er sprake is van een ordelijke en controleerbare bedrijfsvoering.

  • De NZa heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de zorgdeclaraties Wlz en de continuïteit van zorg bij de ondernemingen van Alliade en constateert geen afwijkende bevindingen. Ook worden cliënten niet doelbewust naar andere dochterondernemingen van Alliade doorverwezen of is sprake van oneigenlijke sturing van het keuzeproces. Uit de praktijk blijkt dat bij doorverwijzing van cliënten Alliade voldoet aan de hiervoor geldende regels.

De IGZ en de NZa stellen dus vast dat er sprake is van de schijn van belangenverstrengeling binnen Zorggroep Alliade.

Deze is ontstaan bij de aankoop door Alliade van Zorgkompas BV in 2008 waarbij twee bestuurders «meegingen» naar Zorggroep Alliade, zonder daarbij hun belang bij de Freya-groep BV, een van de onderaannemers van Alliade, op te geven. Tot 1 januari 2014 waren deze directeuren zowel statutair bestuurder van vier dochtermaatschappijen van Alliade als bestuurders van Freya Holding B.V. (de «hoogste» vennootschap van de Freya-groep). De directeuren vervullen na 2014 wel de functie van titulaire directie voor alle vijf de dochtervennootschappen. De twee directeuren zijn ook nog steeds (indirect) aandeelhouders en bestuurders van Freya Holding B.V.

Ter beantwoording van de vraag of er sprake was van belangenverstrengeling is de werkwijze bij Alliade onder andere getoetst aan de Zorgbrede Governancecode (hierna: code). De huidige code spreekt alleen over bestuurders en interne toezichthouders en heeft daarmee strikt juridisch gezien geen betrekking op de rol van directeuren.

Zorggroep Alliade geeft in haar Jaardocument aan dat zij de code heeft vertaald in interne gedragscodes en reglementen. De IGZ concludeert dan ook dat de eigen interne regels niet zijn nageleefd cq onvoldoende inzichtelijk is gemaakt of dit wel is gebeurd.

Onderzoek door het CIBG

  • Het CIBG heeft geconstateerd dat er geen sprake is van een overtreding van de WNT door Alliade.

Informatie door VWS ingewonnen bij gemeenten

  • De genoemde inventarisatie onder betrokken gemeenten geeft geen aanleiding tot nader onderzoek. De betrokken gemeenten hebben mij geïnformeerd dat de afspraken met Alliade ruimte bieden om gecontracteerde werkzaamheden in onderaanneming te laten uitvoeren.

  • Volgens de gemeenten zijn de prijzen die Alliade rekent voor haar dienstverlening vergelijkbaar met die van andere aanbieders.

Maatregelen

De IGZ verwacht van Alliade dat zij binnen vier weken maatregelen treft om de geconstateerde schijn van belangenverstrengeling weg te nemen en in de toekomst te voorkomen. Alliade heeft aangegeven deze maatregelen te nemen respectievelijk al genomen heeft (zie de bijgevoegde zienswijze)5. De IGZ ziet hierop toe. Indien naar oordeel van de IGZ Alliade toch tekort schiet, dan zal de IGZ deze maatregelen afdwingen.

Oordeel

Onderaannemerschap binnen de zorg is niet ongebruikelijk en kan een belangrijke functie hebben in het effectief en efficiënt zorgverlenen.

Ik vind daarbij iedere vorm van belangenverstrengeling onwenselijk, ongeacht of daar nu materieel voordeel van wordt verkregen of niet. Cliënten moeten volledig kunnen vertrouwen op de integriteit van zorgaanbieders. Het laten bestaan van een situatie waarin steeds weer de vraag gesteld kan worden welk belang hiermee wordt gediend, ondermijnt dit vertrouwen. De IGZ heeft geconstateerd dat er sprake is van de schijn van belangverstrengeling. Ik acht dat zeer ongewenst en wil dat die situatie wordt beëindigd.

De IGZ heeft aangegeven dat de Raad van Bestuur van Alliade heeft toegezegd het dienstverband met de betrokken directeur per 1 januari 2017 te beëindigen. Daarmee komt op dat moment aan de geconstateerde situatie dus structureel een einde. Tot die tijd kan de betreffende directeur op geen enkele wijze nog betrokken zijn bij transacties met de Freya-groep BV, waarmee de (schijnbare) belangenverstrengeling dus feitelijk ook nu al ophoudt te bestaan. Ik hecht eraan dat deze maatregelen ook daadwerkelijk worden genomen. Wanneer dat niet zo is, dan zal de IGZ handhavend optreden.

Naast de geconstateerde schijn van belangenverstrengeling, heeft de IGZ in een ander onderzoek bij Alliade ook risico’s geconstateerd voor de kwaliteit van de zorgverlening. Vier weken geleden heeft uw Kamer van de IGZ de lijst van 150 verpleeghuizen ontvangen (Kamerstuk 31 765, nr. 216). Stichting Alliade stond op deze lijst in categorie 2, wat betekent dat de IGZ de komende periode vervolgtoezicht gaat houden om te kijken of Alliade geconstateerde tekortkomingen oplost.

Goed Bestuur is een belangrijke voorwaarde voor het leveren van goede cliëntgerichte zorg. Ik heb de IGZ gevraagd om bij haar vervolgactiviteiten richting Alliade steeds nadrukkelijk de verbinding te leggen tussen haar toezicht op kwaliteit en de geconstateerde schending van de norm op goed bestuur.

Goed Bestuur

In de afgelopen periode zijn stappen gezet als het gaat om goed bestuur in de zorg.

Allereerst is er ook in de sector zelf steeds meer aandacht voor de kwaliteit van het bestuur. Zo wordt er hard gewerkt aan de (door)ontwikkeling van de accreditatie van bestuurders en toezichthouders door respectievelijk de Nederlandse Vereniging voor Bestuurders in de Zorg (NVZD) en de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in de Zorg (NVTZ).

Verder zijn ook de Brancheorganisaties Zorg (BoZ) bezig met een nieuwe versie van de Zorgbrede Governancecode. In de nieuwe code, die per 1 januari 2017 van kracht wordt, besteedt de BoZ ook aandacht aan de onderliggende managementlagen binnen een zorgorganisatie. Ik verwacht dat daarmee een duidelijke norm is gezet.

Tot slot hebben IGZ en NZa nu een gezamenlijk kader voor het toezicht op goed bestuur, waarin gemeenschappelijke uitgangspunten worden gedefinieerd. Het nu voorliggende onderzoek is een eerste voorbeeld van gezamenlijk optrekken door beide toezichthouders op het terrein van goed bestuur.

Ik vind het noodzakelijk dat beide toezichthouders de kwaliteit van het bestuur zien als noodzakelijke randvoorwaarde om ook goede en betaalbare zorg te leveren. De IGZ en de NZa hebben daarmee ook het bestuursgesprek als nieuw toezichtsinstrument geïntroduceerd. Ik heb de IGZ gevraagd om het thema belangenverstrengeling expliciet te agenderen bij hun toezicht op goed bestuur, zodat dit structureel geborgd is.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Kamerstuk 23 235, nrs. 144 en 145.

X Noot
2

Kamerstuk 23 235, nr. 149.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven