22 894 Preventiebeleid voor de volksgezondheid

Nr. 291 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2010

U heeft mij verzocht u te informeren over de openbaarheid over betalingen aan artsen door de farmaceutische industrie. Circa een jaar geleden is deze vraag aan de orde geweest tijdens een debat over de aandelen van viroloog Osterhaus. Dat debat heeft geleid tot het aannemen van de motie Arib1.

Samenwerking tussen artsen en farmaceutische industrie is noodzakelijk in het kader van de ontwikkeling en toepassing van geneesmiddelen. Transparantie over deze samenwerking is van belang voor het vertrouwen dat patiënten en publiek in de industrie en artsen kunnen stellen. Via wetgeving en zelfregulering is een vrij uitgebreide set regels van toepassing op deze samenwerking. Deze regels voorzien nog niet in openbaarmaking van deze relaties en de daarmee gemoeide betalingen.

De motie Arib is aanleiding geweest om na te gaan hoe de gewenste transparantie verkregen kan worden. Mijn voorganger heeft de stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) gevraagd aan de slag te gaan met het ontwikkelen van een zelfreguleringsvariant. Daarbij is uitgezocht hoe bij transparantie kan worden voldaan aan de bepalingen van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. De afgelopen maanden zijn deze juridische en praktische zaken besproken en ik verwacht op korte termijn een door de CGR uitgewerkte regeling. Ik heb aangegeven er aan te hechten dat er draagvlak is voor deze regeling. Verder vind ik het belangrijk dat duidelijk is welke relaties/betalingen openbaar worden gemaakt, de wijze waarop dit gebeurt, en de wijze waarop op de naleving wordt toegezien. Ik zal de Inspectie voor de Gezondheidszorg vragen om, zodra er een regeling is, vanuit haar ervaringen als toezichthouder op de Geneesmiddelenwet en de Beleidsregels gunstbetoon in haar toezicht op de zelfregulering specifiek aandacht te besteden aan de opzet en werking van deze nieuwe regeling.

Ik ga er vanuit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 22 894, nr. 243.

Naar boven