22 831 De Hoorn van Afrika

Nr. 100 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 juli 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de brief van 11 juni 2014 inzake de actuele politieke situatie in Sudan (Kamerstuk 22 831, nr. 99).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 juli 2014.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vragen en antwoorden

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken inzake de actuele politieke situatie in Sudan. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De situatie in Sudan baart de leden van de VVD-fractie ernstige zorgen. De afgelopen tijd is veel aandacht besteed aan de zaak rondom Meriam Ibrahim, maar ook de arrestatie en marteling van activisten en de beperking van andere burgerlijke vrijheden zijn deze fractie niet ontgaan. Dat Freedom House Sudan als not free kwalificeert komt dan ook niet als een verrassing.

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen van het kabinet inzake de berichten over de bombardement van een ziekenhuis. Dat de Sudanese autoriteiten niet ontvankelijk lijken voor een onderzoek is zorgelijk. Is het kabinet nog van plan de Sudanese autoriteiten op deze vermeende onwil aan te spreken?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen over de mensenrechtensituatie in Sudan. Deze zorgen worden regelmatig opgebracht in contacten met de Sudanese overheid. Recent hebben de EU-ambassadeurs een verklaring afgegeven over de verslechterende mensenrechtensituatie. Hierbij is speciale aandacht gevraagd voor politieke gevangenen en de beperkte ruimte voor maatschappelijk middenveld, inclusief de inperking van vrijheid van meningsuiting en vergadering. Zowel Nederland als de EU blijven de situatie in Zuid-Kordofan en Blue Nile aan de orde stellen bij de Sudanese overheid.

Verder horen de leden van de VVD-fractie graag hoe het kabinet de voortgang van de onderhandelingen met Zuid-Sudan beoordeelt en wat onze ambassades kunnen doen om een constructieve bijdrage te leveren aan politieke stabiliteit en dialoog.

Antwoord van het kabinet:

De voortgang van de onderhandelingen tussen Sudan en Zuid-Sudan vindt plaats op verschillende niveaus. Zo sprak de Zuid-Sudanese president Kiir begin juni met de Sudanese vicepresident Saleh en onlangs was de Zuid-Sudanese Minister van Binnenlandse Zaken in Khartoum. Hierbij werd gesproken over onder andere politiesamenwerking en het reguleren van grensovergangen. Na afloop tekenden beide landen een Memorandum of Understanding (MoU). Beide landen houden zich ook aan bestaande afspraken zoals de doorgang van oliestromen.

Sinds de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan is de bilaterale rol van Nederland in de onderhandelingen tussen Sudan en Zuid-Sudan beperkt, maar onze ambassades blijven de ontwikkelingen volgen.

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA maken zich grote zorgen om de instabiele situatie in Sudan en de gevaren die deze met zich meebrengt voor de bevolking van het land. De aangekondigde grotere politieke vrijheid komt niet van de grond. Het meest recente bewijs hiervoor is de arrestatie van de tot het christendom bekeerde moslima Meriam Ibrahim en haar familie. De leden van de PvdA fractie vragen wat de laatste stand van zaken is in deze zaak. Heeft de Minister contact gehad met zijn Sudanese ambtsgenoot? Wat zijn de uitkomsten van het gesprek tussen de Minister en de Sudanese ambassadeur?

Antwoord van het kabinet:

Meriam Ibrahim en haar familie hebben Sudan op 24 juli verlaten. Dankzij stille diplomatie konden zij uiteindelijk met een Italiaans vliegtuig naar Europa reizen.

Op 20 mei is de Sudanese ambassadeur in Nederland ontboden op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tijdens het gesprek zijn de ambassadeur onze ernstige zorgen en bedenkingen te kennen gegeven, waaronder het schenden van internationale verplichtingen door Sudan.

De tweede arrestatie van een oppositieleider deze maand toont aan dat degenen binnen de regeringspartij NCP (National Congress Party) die de aangekondigde dialoog willen frustreren, grote invloed hebben in Sudan. Berichten over openlijke steun door de regering aan de «janjaweed», een militie die jarenlang de regio Darfur terroriseerde, vergroten de zorgen van de leden van de PvdA-fractie over de intenties van de regering van Sudan.

Partijen voelen zich niet betrokken bij de Nationale Dialoog en hebben hierdoor geen vertrouwen in het proces. Het kabinet schrijft dat zij twijfelen aan de oprechtheid van de NCP om daadwerkelijk verandering teweeg te willen brengen. De leden van de PvdA-fractie delen de twijfels van het kabinet en zijn bezorgd over de voortgang van de Nationale Dialoog. Deze leden vragen zich af op welke wijze de oplopende politieke spanningen volgens het kabinet de verkiezingen beïnvloeden die volgend jaar gepland staan? Op welke wijze kan Nederland, in bilateraal of multilateraal verband, bijdragen aan het succes van de Nationale Dialoog?

Antwoord van het kabinet:

De arrestatie van belangrijke oppositieleiders is niet bevorderlijk voor het slagen van de Nationale Dialoog. Oppositieleider Al-Mahdi is 15 juni weer vrijgelaten maar Ibrahim Al-Sheikh wordt nog steeds in hechtenis gehouden. Vooralsnog lijken de autoriteiten de voor 2015 geplande verkiezingen door te willen laten gaan.

In de afgelopen maanden heeft de Nederlandse ambassadeur in Khartoum, ook in EU-verband, met leiders van alle grotere partijen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld gesproken. Nederland zet hierbij in op het benadrukken van het belang van een inclusief proces, en op actieve monitoring van het proces, ook samen met partners.

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af hoe het kabinet het feit dat de Sudanese overheid de « janjaweed» heeft erkend als officiële, geüniformeerde groep, beoordeelt? Welke gevolgen zal deze steunbetuiging mogelijk hebben voor de ontwikkelingen in Sudan en de kans van slagen van de Nationale Dialoog?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet beoordeelt de opkomst van de Rapid Support Forces (RSF) als een zorgelijke ontwikkeling. Hun tactieken tonen gelijkenissen met die van de Janjaweed destijds. Het voortzetten van dit soort tactieken geeft geen positief signaal richting de bevolking van Sudan, en kan de bestaande twijfels over de oprechtheid van de NCP met betrekking tot de Nationale Dialoog verder doen groeien. Dit zal de kans van slagen van de Nationale Dialoog niet ten goede komen.

Heeft het oplaaien van het geweld in Darfur volgens het kabinet te maken met de afwezigheid van de Justice and Equality Movement (JEM), omdat deze groep momenteel actief is in de strijd in het Zuiden van Sudan en andere strijdende partijen meer ruimte krijgen?

Antwoord van het kabinet:

Het oplaaien van geweld heeft te maken met verschillende factoren, zoals de verhoogde activiteit van overheidstroepen en de Rapid Support Forces (RSF), met onder meer nieuwe ontheemdenstromen tot gevolg. Daarnaast waren er in Darfur meer gewelddadige confrontaties tussen verschillende stammen. Deze confrontaties zijn onder meer gerelateerd aan migratie en de schaarste van water en grondstoffen.

Het bombardement op het ziekenhuis in het Nuba gebergte van 1 en 2 mei was een afschuwelijke gebeurtenis. Deze staat echter niet op zich. Met de militaire operatie Decisive Summer, die op 14 april 2014 van start ging, tracht de Sudanese regering alle vormen van «rebellie» te onderdrukken. De bevolking in het gebied heeft zwaar te lijden onder de gevechten tussen het Sudanese leger en de gewapende facties van de Sudanese People Liberation Movement – North (SPLM-N). De voortdurende bombardementen schaden de vredesbesprekingen tussen beide partijen. De leden van de fractie van de PvdA vragen wat de kans van slagen van de besprekingen is en welke mogelijkheden het kabinet ziet om het vredesproces verder te ondersteunen, in bilateraal dan wel in multilateraal verband?

Antwoord van het kabinet:

Sinds begin mei zijn de besprekingen opgeschort, en de kans van slagen van de vredesbesprekingen neemt af naarmate de posities van beide partijen verharden. Ondanks deze beperkingen zijn reële alternatieven momenteel niet voorhanden. Het kabinet geeft daarom zowel bilateraal als in multilateraal verband duidelijke steun aan AUHIP mediator Thabo Mbeki. Mbeki heeft het proces tot nu toe geleid en kan met input van betrokken partners mogelijk weer beweging krijgen in het proces.

De leden van de PvdA-fractie vinden het een goede zaak dat Nederland de situatie in het Nuba gebergte heeft aangekaart bij de Onafhankelijk Expert van de VN Mensenrechtenraad, professor Baderin, die in februari dit jaar Sudan bezocht. Deze leden vragen wat de reactie van Baderin was. Welke acties zou de VN volgens het kabinet moeten ondernemen? Wat zijn de vooruitzichten op een fact finding mission van de Afrikaanse Unie naar het Nuba gebergte? Verwacht het kabinet dat de Sudanese regering in de nabije toekomst toestemming geeft voor een dergelijke missie? Blijft de internationale gemeenschap hier op aandringen?

Antwoord van het kabinet:

Tijdens zijn bezoek aan Sudan in juni heeft de Onafhankelijk Expert professor Baderin uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de situatie in het Nuba gebergte in zijn afsluitende persconferentie. Ook uitte hij zijn zorgen over de mensenrechtensituatie in deze en andere conflictgebieden. Hij zal hier waarschijnlijk ook in zijn rapportage aan de VN-Mensenrechtenraad op terug komen. De situatie in Sudan wordt regelmatig besproken tijdens de VN Mensenrechtenraad, het kabinet is voorstander van deze voortdurende aandacht.

Er zijn momenteel geen vooruitzichten op een fact finding mission van de Afrikaanse Unie naar het Nuba gebergte. Helaas valt niet te verwachten dat de Sudanese regering in de nabije toekomst toestemming verleent voor een dergelijke missie

De leden van de PvdA-fractie ondersteunden de motie Omtzigt, die de regering verzocht te zoeken naar mogelijkheden tot het bieden van cross border hulp van Zuid-Sudan naar Sudan. Deze leden hebben echter ook begrip voor het standpunt van de grote hulporganisaties: het verlenen van hulp zonder toestemming van nationale autoriteiten is in strijd met het beginsel van nationale soevereiniteit en kan worden gezien als politieke daad die strijdig is met de principes van neutraliteit en onpartijdigheid van de hulporganisaties.

De leden van de fractie van de PvdA blijven van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om de Sudanese bevolking humanitaire hulp te bieden. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om de humanitaire noden van de bevolking zo veel mogelijk te verlichten? Is het kabinet bereid om in haar contacten met de Sudanese regering aan te blijven dringen op toegang van humanitaire organisaties tot Sudan, en van mensenrechtenmonitors tot alle gebieden van Zuid Kordofan en de Blue Nile?

Antwoord van het kabinet:

Ook het kabinet maakt zich grote zorgen over de humanitaire situatie in Sudan. Het kabinet dringt in haar contacten met de Sudanese regering aan op verbetering van de humanitaire ruimte in Sudan en zal dit blijven doen. Met humanitaire partners wordt ook gezamenlijk opgetrokken richting de Sudanese regering. Een voorzichtige verbetering is dat dit vooralsnog geleid heeft tot meer toegang tot Zuid-Sudanese vluchtelingen in White Nile. Het kabinet probeert humanitaire hulp zo veel mogelijk op de noden van de bevolking te laten aansluiten. Zo worden jaarlijks ongeoormerkte bedragen aan de noodhulpfondsen van de VN gegeven. Toegang van mensenrechtenmonitors is, gezien de nu al zeer beperkte humanitaire toegang, vooralsnog helaas een brug te ver.

Inbreng CDA-fractie

De leden van de fractie van het CDA hebben met teleurstelling kennis genomen van de brief van het kabinet over de actuele politieke situatie in Sudan. In het bijzonder betreft deze teleurstelling de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt/Mulder (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2233), alsmede de reactie op de motie Omtzigt (Kamerstuk 33 750 V, nr. 32) aangaande het verlenen van cross-border humanitaire hulp in Sudan.

Het kabinet heeft zorgen uitgesproken over de bombardementen op het ziekenhuis in het Nuba gebergte op 1 en 2 mei jl, maar spreekt zich niet uit over de schuldvraag. In plaats daarvan beweert het kabinet «de bombardementen zijn deel van het conflict tussen het Sudanese leger en de gewapende fracties van de Sudanese People Liberation Movement-North. Beide zijden leveren gevechtshandelingen (...)». De Verenigde Staten zijn veel duidelijker en scherper dan de Nederlandse regering en de EU, die wel erg voorzichtig en terughoudend overkomen. De Verenigde Staten beschuldigen Sudan ervan steeds meer aanvallen uit te voeren op de eigen bevolking in de zuidelijke regio's Zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl. Klopt het dat de Amerikaanse VN-ambassadeur de aanvallen openlijk veroordeeld heeft en Sudan ervan beschuldigt bewust civiele objecten, zoals scholen en ziekenhuizen te bombarderen? Hoe beoordeelt het kabinet de beschuldigingen van de VS dat Sudanese vliegtuigen sinds april steden en dorpen hebben gebombardeerd met honderden vaten vol explosieven? De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de schrijnende humanitaire situatie en roepen het kabinet op aan te blijven dringen op fact finding en onderzoek.

Antwoord van het kabinet:

Ja, evenals de EU-ambassadeurs heeft ook de Amerikaanse ambassadeur de aanvallen openlijk veroordeeld. Ook de Nederlandse regering heeft ernstige zorgen over de humanitaire situatie en bombarderingstactieken. Deze zorgen worden op verschillende wijze aangekaart bij de Sudanese autoriteiten.

Teleurstellend is het ook om te lezen dat Nederland binnen de EU «gesproken heeft met medewerkers van EUSV Rondos over de mogelijkheid van een onderzoeksmissie.» Dat suggereert dat er niet op het niveau van de Minister bilateraal richting EUSV Rondos gesproken is en dat er ook geen voorstel gedaan is in de RBZ. De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet om een reactie op dit punt.

Antwoord van het kabinet:

In de contacten op ambtelijk niveau werd duidelijk dat de Sudanese autoriteiten geen toegang geven tot dit gebied en dat een onderzoeksmissie dus onhaalbaar zou zijn. Om deze reden is er geen voorstel gedaan in de RBZ, maar het kabinet blijft oog houden voor mogelijke veranderingen in deze situatie.

Het kabinet overweegt gezien de risico’s en de internationaalrechtelijke context «op dit moment» niet om over te gaan tot financiering van cross-border humanitaire hulp naar het Nuba gebergte en Blue Nile State. Klopt het dat het kabinet hiermee ruimte open laat om het op een later moment wel te overwegen? Waarom maken dan zowel private als bilaterale donoren, zoals USAID en Denemarken, de afweging om dat wél te doen? Vindt het kabinet dat zij onvoorzichtig opereren?

Antwoord van het kabinet:

De keuze om tot cross-border hulp over te gaan is een delicate kwestie, en de voor- en nadelen moeten in elke situatie zorgvuldig worden afgewogen. Cross-border hulp kan leiden tot een ongewenste reactie van de nationale autoriteiten, zoals het dwarsbomen van hulpverlening aan andere groepen behoeftigen. Daarnaast kan door de huidige conflictsituatie in het noorden van Zuid-Sudan geen effectieve en controleerbare cross-border hulp gegeven worden. Vanwege de aard van cross-border hulp is het lastig dit volledig te coördineren, maar het kabinet consulteert met de betrokken donoren waar mogelijk.

De leden van de CDA-fractie zijn ook teleurgesteld over de houding van het kabinet ten aanzien van zaken doen met Sudan door Nederlandse bedrijven. Het kabinet erkent dat «overheid, veiligheidsdiensten en leger aanmerkelijke belangen hebben in een aantal grote bedrijven.» Maar ziet helaas «niet voldoende reden» om over te gaan tot een handelsontmoedigingsbeleid. De vraag hoe veel ernstiger Sudan de mensenrechten moet schenden voordat het kabinet hiertoe wel bereid is. Is het kabinet tenminste bereid over te gaan tot een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van zaken doen met bedrijven waar de Sudanese staat en militaire sector nauw mee verweven zijn?

Antwoord van het kabinet:

In de eerder aan u toegekomen brief van 11 juni 2014 (Ref. 22 831, nr. 99), gaf het kabinet aan dat er onvoldoende reden is om tot een formeel ontmoedigingsbeleid ten aanzien van zaken doen in Sudan over te gaan. De situatie is sindsdien onveranderd en er is derhalve geen aanleiding om het beleid op dit punt bij te stellen.

Zoals eerder aangegeven is de Nederlandse betrokkenheid bij private sector ontwikkeling in Sudan zeer beperkt. Nederland geeft geen steun aan de regering van Sudan. Het ontmoedigen van zaken doen met bedrijven in de militaire sector wordt voldoende gewaarborgd door de algemene sancties die van kracht zijn tegen Sudan onder het VN-sanctieregime.

De leden van de CDA-fractie blijven zich zorgen maken over het lot van de tot de doodstraf veroordeelde christelijke vrouw Meriam Ibrahim. Volgens recente berichtgeving zou ze opnieuw gearresteerd zijn, het land niet mogen verlaten en onderdak hebben gevonden in de Amerikaanse ambassade. Deze leden vernemen graag de laatste stand van zaken. Is er hier sprake is van een incident, of zijn er meer van dit soort gevallen van gruwelijke straffen bekend, in flagrante strijd met de vrijheid van godsdienst?

Antwoord van het kabinet:

Er is inderdaad sprake van een incident met betrekking tot de straf die mevrouw Ibrahim werd opgelegd. Er zijn geen recente gevallen bekend van uitvoering van de doodstraf in relatie tot godsdienstvrijheid.

Meriam Ibrahim en haar familie hebben Sudan op 24 juli verlaten. Dankzij stille diplomatie konden zij uiteindelijk met een Italiaans vliegtuig naar Europa reizen.

Naar boven