Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 22112 nr. 3888 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 22112 nr. 3888 |
Vastgesteld 13 februari 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 22 december 2023 over het Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten (Kamerstuk 22 112, nr. 3860).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 januari 2024 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 13 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Graus
Adjunct-griffier van de commissie, Holtjer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande de verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er reeds Nederlandse wet- en regelgeving is voor het welzijn en de gezondheid van honden en katten. In de afgelopen jaren hebben deze leden voorstellen gedaan om deze te verbeteren, zoals een levenslang houdverbod voor recidiverende dierenmishandelaars, een verbod op de handel in en import van doorgefokte gezelschapsdieren en het laten chippen van katten. Ook het kabinet heeft in het recente verleden beleid aangekondigd om het dierenwelzijn te verhogen, zoals een houd- en vertoningsverbod voor doorgefokte huisdieren.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in Nederland het verbeteren van dierenwelzijn voor honden en katten dus al hoog op de agenda staat, maar dat voor sommige zaken ook Europees beleid nodig is. In algemene zin zijn deze leden dus voorstander van het doel van de Europese Commissie (EC) om illegale handel tegen te gaan, het gelijke speelveld te verbeteren en de minimale welzijnstandaarden voor het bedrijfsmatig fokken, houden en verkopen of aanbieden van honden en katten op Europees niveau te verhogen.
Essentie voorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit onderzoeken van de EC blijkt dat veel honden en katten zijn onderworpen aan illegale handel en transport, waaronder uit derde landen. Wat is hier «veel», kan het kabinet dit in een percentage van het totaal uitdrukken? Heeft de EC hier ook onderzoek naar gedaan op nationaal niveau, en zo ja wat is hier de uitkomst van voor de Nederlandse situatie? In welke EU en derde landen is vooral sprake van illegale handel?Klopt het dat er in het voorstel geen eisen worden gesteld aan vaccinatie of inenting? Zo ja, waarom niet?
Antwoord
Er zijn helaas geen cijfers bekend van het aantal honden en katten dat jaarlijks illegaal wordt verhandeld binnen de EU. Dit komt omdat de illegale handel zich kan vermommen als niet-commercieel verkeer, waarbij men niet (of minder uitgebreid) aan verplichtingen ten aanzien van registratie, identificatie en documentatie hoeft te voldoen. Illegale handel komt doorgaans in beeld door meldingen van frauduleuze praktijken, zoals vervalsing van gezondheidscertificaten en het dierenpaspoort, vervalste documentatie rondom de rabiësinenting en/of het ontbreken van een chip.
De Europese Commissie heeft in 2022 en 2023 een gecoördineerde EU-brede inventarisatie uitgevoerd van meldingen waarbij frauduleuze praktijken werden vermoed. Hierbij kwamen Bulgarije en Hongarije naar voren als lidstaten waar het merendeel van de honden en katten uit deze meldingen uit afkomstig waren. Als derde landen kwamen Servië, Belarus, Rusland en Turkije naar voren1. De Commissie heeft geen onderzoek gedaan op nationaal niveau. Gegevens van meldingen van de Nederlandse toezichthouder schetsen een vergelijkbaar beeld, met de toevoeging van de landen België, Polen, Roemenië, Oekraïne en Marokko als land van herkomst.
In het voorstel worden inderdaad geen eisen gesteld aan vaccinatie of inenting. Verplichtingen ten aanzien hiervan staan reeds opgenomen in de Diergezondheidswet (EU 2016/429), en zijn al van kracht.
De leden van de VVD-fractie zien kansen in een Europees registratiesysteem om daarmee illegale handel tegen te gaan. Welke lidstaten hebben vergelijkbaar met Nederland reeds een dergelijk I&R-databank voor honden en katten? Begrijpen deze leden goed dat de EC voorstelt dat lidstaten verantwoordelijk worden gehouden voor interoperabiliteit van de systemen? Zo nee, kan het kabinet dit dan verduidelijken? Zo ja, dan kan daar wat deze leden betreft geen sprake van zijn en zou de EC verantwoordelijk moeten zijn. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.
Antwoord
In het voorstel staat inderdaad dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun databanken interoperabel zijn met databanken van andere lidstaten. Het kabinet verwacht dat het realiseren van de operabiliteit van de (nog te ontwikkelen) databanken lastig zal zijn. Om dit een kans van slagen te geven vindt het kabinet dat de Commissie moet voorzien in een systeem waarop de lidstaten kunnen aansluiten met een geautomatiseerd koppelsysteem. Hier zal het kabinet zich voor inzetten tijdens de onderhandelingen.
De volgende landen hebben een met Nederland vergelijkbare databank voor honden: Ierland, België, Frankrijk, Spanje, Portugal, Zweden, Italië, Denemarken, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, Kroatië, Oostenrijk, Roemenië, Bulgarije, Litouwen, Letland, Finland, Griekenland en Cyprus.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet schrijft dat het voorstel zorgt «voor een harmonisering op het beschermingsniveau van de huidige Nederlandse wetgeving.» Tegelijkertijd maakt het kabinet zich zorgen over het capaciteitsbeslag bij de toezichthoudende autoriteiten, bijvoorbeeld bij de fysieke inspectie van nieuwe fokinstellingen of voor het geven van trainingen. Deze leden zouden het zeer onwenselijk vinden als dit ten koste gaat van de handhavingscapaciteiten. In dat licht vragen deze leden het kabinet waarom het kabinet de voorgestelde uitvoeringsbevoegdheid van de EC voor het stellen van eisen aan onderwijs en training in lijn vindt met het subsidiariteitsbeginsel.
Antwoord
Het kabinet vindt het initiatief over het algemeen in lijn met het subsidiariteitsbeginsel, maar dit neemt niet weg dat er nog goed gekeken moet worden naar bepaalde onderdelen. Dit betreft zo'n onderdeel. Zoals in het BNC-fiche is opgenomen, is het kabinet van oordeel dat de verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van trainingen en het goedkeuren van de inhoud van trainingen niet bij de bevoegde autoriteiten op het gebied van de Wet dieren neergelegd moet worden. Beschikbaarheid van inhoudelijk goede trainingen moet gegarandeerd worden, maar dit moet aan de markt worden overgelaten. In Nederland is er een bestaand systeem van erkende opleidingen en trainingen die gevolgd kunnen worden om een zogeheten «bewijs van vakbekwaamheid» te verkrijgen. Deze opleidingen worden door Nederlandse educatieve instellingen ontwikkeld aan de hand van nationaal vastgestelde leerdoelen. Erkenning van de opleidingen vindt plaats door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De inzet zal dan ook zijn om ons bestaande systeem van het bewijs van vakbekwaamheid in stand te houden.
Wat betreft de uitvoeringsbevoegdheid van de Commissie voor het stellen van minimumeisen met betrekking tot de inhoud van het onderwijs, de opleiding of beroepservaring, is het oordeel van het kabinet positief. Het gaat hier namelijk om minimumeisen. Om goed onderwijs in elke lidstaat te kunnen garanderen is het van belang dat hieraan minimumeisen worden gesteld. Het kabinet zal er wel op toezien dat deze minimumeisen niet verder gaan dan noodzakelijk.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat regelgeving op Europees niveau goed kan zijn voor het effectief tegengaan van handel in doorgefokte honden en katten met schadelijke erfelijke kenmerken. Ziet het kabinet ruimte om als inzet voor de onderhandelingen de Nederlandse regels als Europese standaard te maken, zoals de aangescherpte beleidsregels van augustus jongstleden voor de fok van brachycefale ofwel kortsnuitige honden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Daar zie ik zeker ruimte voor. In het voorstel staat een vergelijkbare open norm opgenomen als in het Nederlandse Besluit houders van dieren staat, met daarbij de bevoegdheid voor de Commissie om hier gedelegeerde handelingen over op te stellen. Het kabinet zal zich er voor inzetten dat deze gedelegeerde handelingen zo spoedig mogelijk na vaststelling van het voorstel opgesteld worden, in ieder geval voor de kenmerken en aandoeningen waarvoor voldoende wetenschappelijk bewijs bestaat. Hierbij zal de Beleidsregel brachycephale honden van 17 augustus 2023, waar verschillenden lidstaten al interesse in hebben getoond, als voorbeeld worden aangedragen.2
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ook de fok van bijtgevaarlijke honden zou moeten worden tegengegaan. Hoe ziet het kabinet dit? Is er in het voorstel van de EC ruimte om op termijn ook voor bijtgevaarlijke kenmerken aanvullende gedelegeerde bevoegdheden op te stellen?
Antwoord
Hier is geen ruimte voor gelaten in het voorstel van de Commissie. Het voorstel stelt alleen dat beheerders zich ervan moeten vergewissen dat fokstrategieën niet resulteren in genotypes of fenotypes die nadelige effecten op het welzijn van de honden en katten of hun nakomelingen hebben. Er staat niets opgenomen over gevaarlijk of ongewenst gedrag. Deze problematiek wordt wel binnen Nederland aangepakt, zoals geschetst in het voorstel voor verschillende maatregelen tegen bijtincidenten door honden (Kamerstuk 28 286, nr. 1322).
Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet schrijft dat zij voornemens is het grootste deel van de lasten te verhalen op het bedrijfsleven, maar dat het voorstel niet gedetailleerd genoeg is om hier een realistische kosteninschatting van te maken. Deze leden vragen of het kabinet wel een ordegrootte-inschatting kan maken. Is het kabinet bereid om later alsnog een realistische kosteninschatting naar de Kamer te sturen wanneer meer duidelijkheid is over het voorstel?
Antwoord
Op basis van het huidige voorstel is het niet mogelijk om een ordegrootte inschatting te maken. Hiervoor zijn nog teveel onduidelijkheden, bijvoorbeeld rondom de inrichting van de interoperabiliteit van identificatie- en registratiesystemen, en welke gevolgen dit gaat hebben voor de infrastructuur en inrichting van het Nederlandse systeem. Zoals aangegeven in het BNC-fiche zal de komende periode voor Nederland de impact van het voorstel in kaart worden gebracht. Zodra de resultaten hiervan bekend zijn zullen deze met de Kamer worden gedeeld.
Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het voorliggende voorstel het eenvoudiger maakt om illegale handel via online platforms tegen te gaan. Kan de Minister hierop reflecteren?
Antwoord
Het voorstel ziet op verschillende manieren toe op maatregelen die de illegale handel via online platforms ontmoedigen of bemoeilijken. Voor een effectieve aanpak van deze handel is het belangrijk dat dit op Europees niveau wordt opgepakt. Met een identificatie- en registratieplicht (I&R) in elke lidstaat, en een verplichting om nationale I&R databanken interoperabel te laten zijn met databanken van andere lidstaten worden honden en katten beter traceerbaar en wordt het moeilijker om dieren te verhandelen waarvan de herkomst is vervalst.
Deze betere traceerbaarheid biedt daarnaast toezichthouders meer instrumenten om hun controlerende functie uit te voeren en om fraude ter herkennen en te ontmoedigen. Ook de schaal van handel in honden en herkomst kan beter in kaart worden gebracht.
De Commissie stelt verder voor dat verkopers een bewijs van I&R moeten leveren aan de koper, waarna de koper de authenticiteit moet kunnen verifiëren in een door Commissie te ontwikkelen systeem. Online platforms worden verplicht gesteld de voorwaarden voor het adverteren met honden en katten zodanig aan te passen dat aanbieders deze I&R bewijsstukken kunnen verstrekken. Deze maatregel maakt het voor toekomstige eigenaren makkelijker om – ook in het geval van online advertenties – te verifiëren waar hun dier vandaan komt doordat deze geregistreerd staat in een nationale databank.
Tenslotte worden online platforms verplicht om bij online advertenties voor honden en katten een waarschuwing te plaatsen waarin de boodschap van verantwoord houderschap doeltreffend wordt overgebracht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over Verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie lezen over bepaalde fokstrategieën die kunnen leiden tot problemen met het welzijn van honden en katten. De verordening roept exploitanten op maatregelen te nemen om deze negatieve gevolgen te mitigeren. Deze leden hebben twijfels of dit artikel voldoende waarborgen biedt om te voorkomen dat het fokken op pijnlijke uiterlijke kenmerken plaatsvindt. Deelt het kabinet de mening dat dit aspect verder zou moeten worden uitgewerkt zodat duidelijk is voor fokkers welke maatregelen zij geacht worden te nemen? Zo ja, kan het kabinet zich daarvoor inzetten tijdens de behandeling van de verordening?
Antwoord
Ja, deze mening deelt het kabinet. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten tijdens de behandeling van de verordening. Zoals in het BNC-fiche staat beschreven, is het voor de effectiviteit van de voorschriften die zien op het terugdringen van het selectief fokken met dieren met schadelijke erfelijke kenmerken van belang dat de gedelegeerde handelingen hieromtrent ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de verordening opgesteld worden. Het kabinet zal er op aandringen dat er op korte termijn gedelegeerde handelingen worden opgesteld voor de kenmerken waarover nu al wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren, katten met vouworen en bepaalde designer breeds3.
De leden van de D66-fractie lezen dat een fokbedrijf wordt gedefinieerd als «alle ruimten of structuren waar honden en katten voor reproductiedoeleinden worden gehouden met als doel hun nakomelingen in de handel te brengen, waaronder in huishoudens» (Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het welzijn van honden en katten en hun traceerbaarheid COM(2023) 769). Is het kabinet van mening dat deze definitie voldoende verschil aanbrengt tussen bedrijfsmatige, en incidentele- of hobbyfokkers? Hoe wordt er rekening gehouden met de dierenwelzijnsstandaarden van grote hobbyfokkers? Is er in de praktijk genoeg verschil duidelijk tussen de twee type fokkers waardoor voorkomen wordt dat een hobbymatige fokker wet- en regelgeving ontwijkt?
Antwoord
In de aangehaalde definitie wordt geen verschil gemaakt tussen bedrijfsmatige, en incidentele- of hobbyfokkers. Echter, in het voorstel wordt wel onderscheid gemaakt tussen kleinschalige fokkers (i.e. ≤3 teven/poezen en ≤2 nesten per jaar) en andere fokkers. Deze kleinschalige fokkers hoeven namelijk niet te voldoen aan de vereisten uit hoofdstuk II van het voorstel. Dit betreft artikelen met betrekking tot erkenning van de instelling, vakbekwaamheid van de beheerders, veterinaire bedrijfsplannen en huisvestings- en verzorgingsvereisten. De grote hobbyfokkers zullen dus aan dezelfde welzijnsstandaarden gehouden worden als bedrijfsmatige fokkers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over de verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden zien de toegevoegde waarde van de verordening als het gaat om traceerbaarheid van honden en katten en het belang van de verordening bij de aanpak van illegale handel in en transport van honden en katten. Na het lezen hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie vragen ten eerste waarom de verantwoordelijkheid voor dergelijke wetgeving niet bij de lidstaten zelf kan blijven. Nederland heeft grote stappen gezet, bijvoorbeeld wat betreft de chip-plicht bij honden en registratie van alle gefokte nesten door middel van unieke bedrijfsnummers (UBN) voor fokkers. Kan het kabinet uitleggen waarom er voor het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten dan een Europese verordening zou moeten komen?
Antwoord
Voor een effectieve aanpak van illegale handel in honden en katten is het belangrijk dat dit op Europees niveau wordt opgepakt. Met een identificatie- en registratieplicht in elke lidstaat wordt het moeilijker om honden en katten binnen de Unie te verhandelen waarvan de herkomst is vervalst. Dit is wenselijk, ook vanuit het perspectief van het beschermen van de volksgezondheid (bijvoorbeeld rabiës).
De leden van de BBB-fractie constateren dat in het fiche wordt benoemd dat de EC voorstelt dat de bevoegde autoriteit een openbare lijst met erkende instellingen bijhoudt. Deze leden vragen of de privacy van exploitanten van de instellingen daarbij voldoende zou zijn gewaarborgd. Erkent het kabinet dat een openbare lijst gevolgen kan hebben voor de privacy van exploitanten en kan het kabinet aangeven hoe de privacy van exploitanten gaat worden gewaarborgd?
Antwoord
Een openbare lijst heeft gevolgen voor de privacy van exploitanten. Dit is een onlosmakelijk gevolg van de functie die de lijst heeft. Het is echter van belang dat er een lijst van erkende inrichtingen openbaar beschikbaar is om potentiële kopers in staat te stellen de status van hun leveranciers te verifiëren. Zoals in het BNC-fiche aangegeven acht het kabinet het belangrijk dat de verwerking van persoonsgegevens die voortvloeit uit de verplichtingen tot identificatie en registratie van honden en katten en het bijhouden en openbaar maken van een lijst van goedgekeurde inrichtingen, plaats dient te vinden in overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de richtlijn Gegevensbescherming, opsporing en vervolging en met de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens (resp. artikel 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie). Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen aandacht vragen voor de wijze waarop de voorstellen van de Commissie zich verhouden tot de genoemde wetgeving en jurisprudentie.
De leden van de BBB-fractie constateren dat het voorstel verder een minimaal jaarlijks bezoek door een dierenarts omvat, en andere taken die worden uitbesteed aan dierenartsen. Deze leden onderkennen het belang van het betrekken van veterinaire zorg en toezicht bij de instellingen, maar heeft wel vragen over de borging van de geleverde zorg. Deze leden houden daarbij in gedachten dat een vergelijkbaar systeem al bestaat in de rundveehouderij, waar de sector zorg draagt voor het systeem van «geborgde rundveedierenartsen». Zijn er op dit moment al concrete plannen ter borging van het veterinaire toezicht en de veterinaire zorg voor de instellingen zoals bedoeld in de verordening? Aansluitend aan de bovenstaande vragen, zouden deze leden graag vernemen of er al alternatieven in beeld zijn voor de voorgestelde fysieke inspecties van fokinstellingen.
Antwoord
Het kabinet onderschrijft eveneens de belangrijke rol van veterinaire zorg en toezicht bij het borgen van welzijn van honden en katten. Er zijn op dit moment nog geen concrete plannen over de invulling van de voorschriften zoals deze in de verordening staan, maar het kabinet zal zich inzetten voor een systeem waarbij de kwaliteit en continuiteit van veterinaire zorg gewaarborgd wordt.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief «Onderzoeksrapporten van dierenartsen» van 23 december 2022 (Kamerstuk 29 683, nr. 263), en vermeld in de Kamerbrief van 4 september 2023 (Kamerstuk 29 683, nr. 276) vindt op dit moment in samenspraak met het veterinaire veld een herijking plaats ter versterking van de positie van de dierenarts en kwaliteitsborging binnen de diergeneeskundige praktijk. De voorschriften die voortvloeien uit deze EU-verordening kunnen worden meegenomen in dit proces.
De komende tijd wordt in samenspraak met toezichthouders en uitvoeringsinstanties bekeken of er alternatieven zijn voor de voorgestelde fysieke inspecties van fokinstellingen. Zodra hier meer over bekend is, zal het kabinet de Kamer informeren.
De leden van de BBB-fractie constateren dat, hoewel het niet in het fiche wordt benoemd, de EC voorstelt om inteelt bij honden en katten te verbieden door specifiek de paring ouder-kind en de paring grootouder-kleinkind te verbieden. Hoewel deze leden in principe het belang van minimale inteelt zien, hebben zij aanmerkingen op dit voorstel. De paring broer-zus wordt niet benoemd, hoewel die een grotere inteeltcoëfficiënt geeft dan de genoemde paringen. Kan het kabinet aangeven of er een reden is dat de broer-zus paring niet wordt genoemd? Als daar geen reden voor is, kan het kabinet toezeggen zich in te spannen om die specifieke paring alsnog te laten toevoegen om het voorstel completer te maken?
Antwoord
De reden dat broer en zus paring niet wordt genoemd is niet duidelijk. Het ligt voor de hand dat deze paring niet wenselijk is. Het kabinet zal zich inzetten om het voorstel op dit punt completer te maken.
Daarnaast vragen deze leden wat de consequenties zouden gaan zijn voor fokkers die de niet toegestane paringen toch gebruiken en wat die consequenties betekenen voor (het welzijn van) de dieren die voortkomen uit dergelijke paringen. Kan het kabinet daarover meer duidelijkheid geven?
Antwoord
Fokkers die zich niet aan de toegestane paringen houden, houden zich niet aan de Nederlandse regelgeving (art 3.4 van het Besluit houders van dieren). Hiermee overtreden zij de wet en hiervoor kunnen zij een sanctie krijgen. Voor het welzijn van de nakomelingen uit deze overtredingen is de consequentie dat de dieren meer kans hebben op het krijgen van erfelijke ziekten. Het welzijn zal hierdoor verslechteren.
De leden van de BBB-fractie lezen dat in het fiche wordt uitgesproken dat het kabinet het wenselijk acht om het voor lidstaten mogelijk te maken om striktere nationale regels te maken met betrekking tot Identificatie en Registratie (I&R) van honden en katten. Kan de Minister toelichten waarom het kabinet dit wenselijk acht? Is er op dit moment al zicht op mogelijke striktere regels waarmee de Minister rekening houdt?
Antwoord
Artikel 25, eerste lid, van het voorstel belet niet dat de lidstaten strengere nationale voorschriften handhaven die gericht zijn op een uitgebreidere bescherming van het welzijn van honden en katten, welke van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Hier vallen bijvoorbeeld de in het Besluit houders van dieren opgenomen regels onder over identificatie en registratie van honden en het fokken van honden en katten. Zoals aangekondigd in de verzamelbrief dierenwelzijn van 19 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1287) wil ik ook een landelijke chip- en registratieverplichting voor katten invoeren. In het tweede lid van artikel 25 is de mogelijkheid opgenomen dat lidstaten strengere nationale maatregelen mogen nemen met het oog op een uitgebreidere bescherming van het welzijn van honden en katten die in inrichtingen op het grondgebied van de lidstaat worden gehouden met betrekking tot de volgende kwesties inzake dierenwelzijn: a) huisvestingsomstandigheden; b) verminkingen; c) verrijking; d) selectie- en fokprogramma’s, met inbegrip van de minimum- en maximumleeftijd voor het fokken.
Identificatie en registratie wordt nu niet genoemd in het tweede lid terwijl het wel om een welzijnskwestie gaat. Identificatie en registratie van een kat heeft namelijk als doel hereniging met de houder. Voor katten is inmiddels een proces gestart voor nationale identificatie- en registartievoorschriften die mogelijk verder gaan dat de minimumeisen die de Commissie voorstelt. Om die reden is het wenselijk dat identificatie en registratie wel wordt opgenomen in lid 2 van artikel 25.
De leden van de BBB-fractie constateren dat op een aantal punten in het fiche en de verordening specifiek wordt benoemd dat alleen een dierenarts de voor I&R gebruikte microchip mag plaatsen. Deze leden onderschrijven zonder twijfel dat het aanbrengen van een microchip met voldoende kennis en kunde moet gebeuren. Juist daarom willen deze leden onder de aandacht brengen dat rashonden, waarvoor een stamboom wordt aangevraagd bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, in het nest worden gechipt door een chipper van de Raad van Beheer. Deze leden staan achter deze huidige gang van zaken en willen het kabinet vragen om zich in te zetten voor een aanvullende bepaling waardoor het chippen van jonge rashonden (en katten) door geregistreerde chippers van de Raad van Beheer de standaard blijft. Kan het kabinet dit toezeggen?
Antwoord
In Nederland kan een chip ook worden gezet door iemand die geen dierenarts is, maar die daar speciaal voor is aangewezen. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat artikel 17 lid 1 van de conceptverordening zo wordt gewijzigd dat het ruimte biedt aan een systeem zoals wij in Nederland hebben.
Tot slot willen de leden van de BBB-fractie graag de volgende twee punten uit de verordening aanhalen, hoewel ook deze beide punten in het fiche niet als zodanig aan bod komen.
Ten eerste artikel 12 lid 5, van de verordening, waarin wordt benoemd dat katten in fokinstellingen (catteries) moeten worden gehouden op zo’n manier dat zij hun «natuurlijke gedrag» kunnen vertonen. Kan het kabinet aangeven of het «natuurlijke gedrag» dat katten zouden moeten kunnen vertonen specifiek gaat worden uitgewerkt en benoemd? Zo nee, kan het kabinet aangeven wie bij de controle en handhaving bepaalt of een houder aan dit voorschrift voldoet? Hoe wordt in deze situatie voorkomen dat er willekeur ontstaat, of zelfs een totaal verbod op het houden van katten in een fokinstelling, omdat bovenstaande bepaling te uitgebreid of allesomvattend is?Daarop volgend willen deze leden artikel 12, lid 6, van de verordening, aanhalen, waarin wordt gesproken wordt over een thermoneutrale zone voor zowel honden als katten. Kan het kabinet aangeven of er bij de bepaling van die thermoneutrale zone rekening wordt gehouden met verschillen tussen rassen?
Antwoord
In Artikel 12 staat in het huidige voorstel geen bevoegdheid opgenomen voor de Commissie om gedelegeerde handelingen op te stellen. Het kabinet onderschrijft echter het belang van nadere invulling van de open norm in lid 5 op basis van wetenschappelijke literatuur, zodat duidelijkheid gegeven kan worden aan fokinstellingen en handhavers. Het kabinet zet zich in voor het opnemen van een bevoegdheid die een dergelijke invulling mogelijk maakt.
De huidige beschikbare wetenschappelijke literatuur omtrent huisvesting en temperatuur is door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op verzoek van de Commissie en in het kader van het verordeningsvoorstel samengevat in het rapport «Welfare of cats and dogs in commercial breeding establishments». In dit rapport staat ook vermeld dat er rasverschillen bestaan in de gevoeligheid voor thermische stress. Zo zijn brachycefale honden bijvoorbeeld gevoelig voor hittestress, en zijn windhonden en vachtloze dieren gevoelig voor koudestress. Er zijn in het voorstel geen concrete thermoneutrale zones opgenomen voor honden en katten, waardoor rekening kan worden gehouden met verschillen tussen rassen. In bijlage I, paragraaf 2.1 wordt wel aangegeven dat het temperatuurbereik voor dieren van brachycefale rassen/soorten en voor dieren met extreme vachtsoorten dienovereenkomstig moet worden aangepast.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over Verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden beschouwen de nieuwe verordening als positief, maar zij hebben nog wel enkele vragen.
Zo constateren de leden van de SP-fractie dat duidelijke richtlijnen voor de fok en handel van dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken ontbreken, ook in relatie tot daarmee verbonden veterinaire ingrepen. Deelt het kabinet de mening dat voorkomen van schadelijke uiterlijke kenmerken van essentieel belang is en dat deze beter specifiek kunnen worden benoemd en kunnen worden uitgesloten van de legale fokkerij? Is het kabinet bereid om zich in te zetten om tot een lijst in deze verordening te komen en zo duidelijkheid te scheppen voor de fokkers, de kopers, de handelaren en de handhavers?
Antwoord
Ja, deze mening deelt het kabinet. Zoals in het BNC-fiche staat beschreven, is het voor de effectiviteit van de voorschriften die zien op het terugdringen van het selectief fokken met dieren met schadelijke erfelijke kenmerken van belang dat de gedelegeerde handelingen hieromtrent ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de verordening opgesteld worden. Het kabinet zal erop aandringen dat er op korte termijn gedelegeerde handelingen worden opgesteld voor de kenmerken waarover nu al wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren, katten met vouworen en bepaalde designer breeds4.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het commissievoorstel en het kabinetsstandpunt over de verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten.
De leden van de PvdD-fractie vinden het goed nieuws dat er eindelijk regels komen om honden en katten in de hele Europese Unie (EU) beter te beschermen. In de EU leven meer dan 72 miljoen honden en meer dan 83 miljoen katten. Veel van deze dieren worden in slechte omstandigheden gefokt en gehouden. Bij de handel in deze dieren gaat € 1,3 miljard per jaar om en de illegale handel neemt toe, blijkt uit analyse van de EC. Alle reden in de visie van deze leden om daadkrachtig op te treden.
Ondanks dat de leden van de PvdD-fractie het positief vinden dat er wetgeving wordt geïntroduceerd om huisdieren beter te beschermen, zien deze leden ook dat het voorstel van de EC niet veel verder gaat dan minimale verbeteringen en het aanpakken van het meest extreme dierenleed. Zo komt er eindelijk een Europees verbod op het couperen van oren en staarten van honden. Het schoppen, slaan, sleuren, gooien en knijpen van honden en katten wordt verboden. De dieren mogen niet meer worden gecastreerd en gesteriliseerd door mensen die geen dierenarts zijn en lichaamsdelen mogen niet meer, voor langere tijd, worden vastgebonden. Ook worden er maatregelen getroffen om beter in te kunnen grijpen bij illegale en malafide handel in honden en katten. Het is goed dat deze punten in wetgeving worden vastgelegd. Wel hadden deze leden gehoopt dat de onderhavige verordening zou worden aangegrepen om met hogere basisstandaard te komen, waarmee niet alleen de ergste misstanden worden aangepakt, maar waarmee het welzijn van honden en katten in heel Europa naar een hoger niveau wordt getild. Op een aantal open normen na, ontbreekt dat in het huidige voorstel.
Illegale handel
De leden van de PvdD-fractie delen het belang van het verplichtstellen van identificatie en registratie van honden en katten om zo de illegale handel tegen te gaan. Wel vrezen deze leden dat ook met een dergelijk systeem fraude zal blijven voorkomen. Deelt het kabinet deze zorgen?
Antwoord
Een verplicht identificatie – en registratiesysteem in alle lidstaten zal fraude in de handel moeilijker maken. Een systeem kan nooit waterdicht worden gemaakt, maar het voorstel zal zeker bijdragen aan meer transparantie bij de handel in honden en katten.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat met het Nederlandse systeem, waar registratie al verplicht is, malafide handelaren de wetgeving simpelweg kunnen omzeilen door de nieuwe eigenaren zelf een UBN aan te laten vragen. Dit is zo gebeurd, zonder controle of onderzoek naar de achtergrond van de hond. Vervolgens kan de nieuwe eigenaar, met de illegale pup naar de dierenarts waar de pup een paspoort en chipnummer krijgt, en hiermee legale papieren krijgt. Heeft het ministerkabinet zicht op de schaal waarop de wetgeving op deze manier wordt omzeild? Hoe verwacht het kabinet dat dit kan worden tegengegaan? Gaat de Minister het kabinet zich hiervoor inzetten?
Antwoord
Bij het importeren van een hond zijn er twee opties; via een stichting importeren, of zelf de hond meenemen vanuit het buitenland naar Nederland.
Het komt voor dat importeurs (stichtingen) tegen adoptanten zeggen dat zij zelf een uniek bedrijfsnummer (UBN) moeten aanvragen en hiermee de hond bij de dierenarts in I&R hond moeten laten registreren. Dit mag niet. De importerende partij (in dit voorbeeld dus de stichting) is altijd verantwoordelijk voor de importregistratie binnen 14 dagen na aankomst van de hond in Nederland. Op welke schaal de wetgeving op deze manier omzeild wordt is niet bekend. Bij een importmelding in I&R hond is niet te zien of het een hond is die van een zwerfdierstichting komt of dat de hond zelf door de eigenaar naar Nederland is gebracht.
Vanuit wet- en regelgeving wordt een grote mate van verantwoordelijkheid bij de houder en de koper van een hond gelegd. Zo is het verboden een hond te verkrijgen zonder chip, geldige registratie en identificatiedocument (paspoort). Bij het importeren van een hond zijn er specifieke verplichtingen, zoals de identificatie- en registratieplicht, naast importeisen vanuit de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Op de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waar je een UBN moet aanvragen, staat specifiek gemeld wanneer je een UBN nodig hebt. Ook staat er dat je het niet moet aanvragen als je hond door een handelaar of zwerfdierstichting is geïmporteerd. Het kabinet zal nog een keer goed onder de aandacht brengen dat een adoptant zijn hond, die hij van een zwerfdierstichting heeft, niet op zijn eigen UBN in I&R hond mag laten registreren. Verder hebben we goed contact met dierenartsen om te onderzoeken of zij klanten nog beter kunnen informeren bij de registratie van honden. Met RVO wordt tenslotte samen gekeken naar mogelijke aanpassingen in het systeem om deze praktijken zoveel mogelijk te kunnen inperken.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet meer inzicht kan geven in de huidige omvang van illegale honden- en kattenhandel in Nederland en de omzeiling van geldende wetgeving. Het afgelopen jaar zijn ongeveer 800 honden en katten van buiten Europa naar Nederland getransporteerd. Vallen hier ook de dieren onder die via een tussenhandelaar, in bijvoorbeeld Duitsland, naar Nederland zijn gehaald? Daarbovenop zijn nog eens duizenden honden en katten geïmporteerd vanuit landen binnen Europa. Welk deel hiervan bestaat uit illegale handel? Uit recent onderzoek van de EC blijkt dat er bijvoorbeeld honden illegaal worden getransporteerd van Turkije naar Nederland, per vliegtuig (Europese Commissie, 16 juni 2023, EU Enforcement Action – Illegal trade of cats and dogs). Ook worden vanuit Oost-Europese landen veel honden illegaal getransporteerd naar Duitsland, waarna ze in Nederland terechtkomen. Wat gaat het kabinet doen om dit aan te pakken?
Antwoord
Er zijn helaas geen cijfers bekend van het aantal honden en katten dat jaarlijks illegaal wordt verhandeld binnen de EU. Dit komt omdat de illegale handel zich kan vermommen als niet-commercieel verkeer, waarbij men niet (of minder uitgebreid) aan verplichtingen ten aanzien van registratie, identificatie en documentatie hoeft te voldoen. Illegale handel komt doorgaans in beeld door meldingen van frauduleuze praktijken, zoals vervalsing van gezondheidscertificaten en het dierenpaspoort, vervalste documentatie rondom de rabiësinenting en/of het ontbreken van een chip.
In het identificatie en registratiesysteem voor honden wordt bij import het chipnummer van de hond geregistreerd en gekoppeld aan het uniek bedrijfsnummer van de importeur. Hieraan is niet te zien of de hond via een tussenhandelaar naar Nederland is gekomen. Dit is ook niet nodig. Inzicht in de tussenhandelaar is pas belangrijk als er aanwijzingen zijn dat deze handelaar het herkomstland van de gehandelde honden vervalst, door bijvoorbeeld een hond uit een derde land een chip te geven met een landcode van een EU-lidstaat. In dat geval wordt de koper misleid. Ook kan dit, indien het dier met rabiës besmet blijkt te zijn, ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid.
Het kabinet wil zich inzetten om deze misleiding te voorkomen. Dit wil zij doen door zich in te zetten voor een sluitende chiplogistiek in alle lidstaten. Met een sluitende chiplogistiek kan de illegale handelaar niet meer aan chips met landcodes van EU-lidstaten komen waardoor het in de markt brengen van dieren met vervalste herkomst ernstig wordt bemoeilijkt.
Op het moment onderneemt de NVWA al actie tegen de illegale import vanuit Turkije. De NVWA heeft hierover contact met de Turkse autoriteiten, luchtvaartmaatschappije en met Turkse dierenartspraktijken.
Doorgefokte dieren
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de EC stelt voor dat het wordt verboden om dieren met schadelijke genetische aandoeningen of ziekmakende uiterlijke kenmerken te fokken. Dit zou volgens deze leden goed nieuws moeten zijn en een einde kunnen maken aan veel leed waar honden en katten dag in, dag uit mee moeten leven. Zo hebben honden met korte snuiten, zoals mopshonden en Franse buldogs, permanent moeite met ademen, hoofdpijn en oog- en huidproblemen. Chihuahua’s zijn zo doorgefokt dat hun schedels te klein zijn voor hun hersenen, met permanente, helse hoofdpijn als gevolg. Katten met vouworen, zoals de Scottish Fold, hebben een aangeboren groeistoornis, met pijnlijke gewrichtsaandoeningen, misvormde poten en kreupelheid. Volgens deze leden alle reden om het fokken met deze rassen per direct te verbieden.
Daarom vinden de leden van de PvdD-fractie het dan ook onbestaanbaar dat de EC een uitzondering maakt voor kortsnuiten. In plaats daarvan wordt de verantwoordelijkheid bij de fokkers zelf gelegd om dierenleed door deze extreme uiterlijke kenmerken te minimaliseren. In de praktijk, en zeker met de huidige rasstandaarden, zullen deze dieren ernstig blijven lijden.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de het kabinet kan duiden wat het verbod om dieren met schadelijke genetische aandoeningen of ziekmakende uiterlijke kenmerken te fokken concreet gaat inhouden? Deelt het kabinet de interpretatie dat het hiermee wordt verboden om honden en katten te fokken die lijden onder hun eigen uiterlijk of genotypen, op de onbegrijpelijke uitzondering voor kortsnuiten na? Op welke manier kunnen lidstaten straks, aan de hand van deze bepaling, ingrijpen bij fokkers die ongezonde dieren fokken?Kan het kabinet daarnaast aangeven wat de consequentie van deze bepaling is op het houdverbod en tentoonstellingsverbod dat wordt voorbereid?
Antwoord
In het voorstel van de Commissie staat een vergelijkbare open norm opgenomen als in het Nederlandse Besluit houders van dieren staat, met daarbij de bevoegdheid voor de Commissie om hier gedelegeerde handelingen over op te stellen. Het kabinet deelt de interpretatie van de leden van de PvdD-fractie dat het hiermee wordt verboden om honden en katten te fokken die lijden onder hun uiterlijk of genotype. In tegenstelling tot wat de leden van PvdD-fractie stellen, staat er geen uitzondering voor het fokken met kortsnuitige honden en katten in het voorstel. In de derde subparagraaf van artikel 6.3 staat slechts dat het fokken met brachycefale honden en katten niet geheel is uitgesloten, bij de selectie en in fokprogramma’s moeten de negatieve welzijnsconsequenties van brachycefale kenmerken geminimaliseerd worden.
Wanneer fokkers ongezonde dieren fokken zijn zij (na inwerkingtreding van de verordening) in overtreding. Hierop kunnen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten handhavend optreden. De lidstaten stellen zelf voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de verordening. Voor de effectiviteit van de handhaving is het daarnaast van belang dat de bovengenoemde gedelegeerde handelingen ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de verordening opgesteld worden. Het kabinet zal er daarom op aandringen dat er op korte termijn gedelegeerde handelingen worden opgesteld voor de kenmerken waarover nu al wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale dieren, katten met vouworen en bepaalde designer breeds5.
Zoals in hoofdstuk VI van het voorstel staat beschreven mogen lidstaten strengere nationale wet- en regelgeving hanteren met betrekking tot de onderwerpen in de verordening, mits deze geen belemmering vormen voor de goede werking van de interne markt en zolang lidstaten het in de handel brengen van honden en katten die in een andere lidstaat worden gehouden, niet verbieden of belemmeren op grond van het feit dat de betrokken dieren niet overeenkomstig de strengere nationale dierenwelzijnsvoorschriften zijn gehouden. Het kabinet voorziet geen consequenties voor het vertoningsverbod dat wordt voorbereid. Het kabinet zal zich er verder voor inzetten dat lidstaten de ruimte houden om ingrijpende maatregelen, zoals een houdverbod voor dieren met bepaalde schadelijke kenmerken, in te voeren.
Scope
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het voorliggende voorstel geldt voor bedrijfsmatige houders van honden en katten. Deze beperkte scope wekt een aantal vragen op bij deze leden. Waarom komen er geen dierenwelzijnseisen voor dieren die worden gehouden door particulieren? Waarom vallen niet alle gezelschapsdieren onder deze verordening? Verdienen konijnen die solitair worden gehouden en eenzaam wegkwijnen in kleine hokken niet dezelfde bescherming? Hoe zit het met vogels die niet nooit kunnen vliegen omdat ze in een klein kooitje zijn opgesloten?
Antwoord
Het kabinet is het ermee eens dat dierenwelzijn ook moet worden geborgd bij particulieren. Een belangrijk speerpunt van deze verordening is echter het reguleren van grensoverschrijdende handel in gezelschapsdieren, welke hoofdzakelijk via fokbedrijven, dierenwinkels en dierenasielen loopt. Het kabinet benadrukt wel dat de verplichtingen waar particulieren aan moeten voldoen voor welzijnsborging op basis van nationale wetgeving onverminderd van kracht blijven.
De nadruk op het reguleren van handel, en daarmee ook het tegengaan van illegale handel, maakt met name dat het voorstel zich richt op honden en katten. Deze soorten vormen de grootste groep gehouden gezelschapsdieren in Europa6, en worden daarmee het meest verhandeld binnen de EU.
De handel is zeer lucratief, met een geschatte jaarlijkse opbrengst in de EU van € 1,3 miljard7, en daarom aantrekkelijk voor exploitanten die bereid zijn oneerlijke of zelfs illegale handelspraktijken toe te passen.
Het kabinet zet zich daarnaast ook in voor de bescherming van andere gezelschapsdieren, onder andere door zich als ondertekenaar van de Europese Overeenkomst tot bescherming van kleine huisdieren ertoe te verbinden het welzijn van alle kleine gezelschapsdieren te beschermen. Dit belang is nog eens benadrukt door ratificatie van deze overeenkomst door Nederland op 29 september 2022 (Kamerstuk 36 215, nr. 1).
Ook vinden de leden van de PvdD-fractie het een gemis dat dit voorstel niet wordt aangegrepen om zwerfhonden en -katten beter te beschermen. In veel landen worden deze dieren nog steeds gedood of in overvolle asielen gepropt. Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een internationale TNR-actie, gefinancierd door de overheden?
Antwoord
De landelijke chip- en registratieplicht voor katten zal helpen bij het tegengaan van het zwerven en verwilderen van katten in Nederland. Hiermee zal de druk op overvolle asielen naar alle waarschijnlijkheid verlicht worden. Als de lidstaten een voorstel doen tot een internationale Trap, Neuter, Return-actie, staat het kabinet open voor het verder onderzoeken van de mogelijkheden.
Daarnaast wijzen de leden van de PvdD-fractie erop dat pijnlijke ingrepen, zoals couperen, terecht worden verboden bij honden en katten, maar er ondertussen in de Nederlandse varkenshouderij bij ruim 27 miljoen biggen per jaar het staartje wordt afgebrand of afgeknipt. Deelt het kabinet het inzicht dat geen enkel dier wil lijden? Deelt het kabinet de mening dat het voor een dier niet zou moeten uitmaken of het wordt gefokt als gezelschapsdier of als dier in de veehouderij en dat ze allemaal onze bescherming verdienen?
Antwoord
Het kabinet deelt dit inzicht. Dieren zijn levende wezens met een eigen waarde, los van de (gebruiks-)waarde die de mens er aan toekent. Deze intrinsieke waarde van dieren is vastgelegd in de Wet dieren en vormt het uitgangspunt van mijn beleid. Daarbij wordt de algemene lijn gehanteerd dat pijnlijke ingrepen in principe zoveel mogelijk moeten worden voorkomen, tenzij de ingreep noodzakelijk is om welzijnsproblemen als gevolg van het achterwege laten van de ingreep te voorkomen. Het streven is er in het kader van de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij op gericht om te stoppen met ingrepen die dienen om dieren aan te passen aan het houderijsysteem, en om die verantwoord uit te faseren.
Europese Commissie, directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, Illegal trade of cats & dogs, EU enforcement action, 2023, doi:10.2875/236344
Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nr. WJZ/ 19230636, houdende regels over de toepassing van artikel 3.4, eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren op honden.
Ook wel mutantenfokkerij genoemd, waarbij bewust geselecteerd wordt op het combineren van (schadelijke) erfelijke kenmerken van twee verschillende typen dieren.
Study on the welfare of dogs and cats involved in commercial practices», Europese Commissie, 2015: https://food.ec.europa.eu/system/files/2016–10/aw_eu-strategy_study_dogs-cats-commercial-practices_en.pdf
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-3888.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.