22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3845 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2023

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Europees windpakket (Kamerstuk 22 112, nr. 3843)

Fiche: Aanbeveling energiearmoede (Kamerstuk 22 112, nr. 3844)

Fiche: Mededeling Versterking van de Europese Bestuurlijke Ruimte (ComPAct) Fiche: Commissiemededeling aanpak medicijntekorten in de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3846)

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

Fiche: Mededeling Versterking van de Europese Bestuurlijke Ruimte (ComPAct)

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad, het Europese Economische en Sociale Comité en de Raad van de Regio’s «Versterking van de Europese Bestuurlijke Ruimte (ComPAct)»

b) Datum ontvangst Commissiedocument

25 oktober 2023

c) Nr. Commissiedocument

COM (2023) 667

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie

N.v.t

f) Behandelingstraject Raad

Raad voor Concurrentievermogen

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

2. Essentie voorstel

De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft een mededeling gepubliceerd over de versterking van de Europese bestuurlijke ruimte (hierna: de ComPAct), waarin concrete maatregelen worden voorgesteld om overheidsdiensten te helpen om beter te voorzien in de bestuurlijke behoeften van Europese burgers en bedrijven. De Commissie baseert deze maatregelen op zes gemeenschappelijke overkoepelende beginselen van openbaar bestuur. De ComPAct is het eerste uitgebreide plan met acties van de Commissie wat is bedoeld om de modernisering van overheidsdiensten op alle niveaus te ondersteunen en grensoverschrijdende samenwerking tussen overheidsdiensten te versterken.

Efficiënte nationale, regionale en lokale overheidsdiensten zijn volgens de Commissie van cruciaal belang om prioriteiten op niveau van de Europese Unie (hierna: EU) en nationaal niveau op de juiste plek te verwezenlijken, om beleid en hervormingen door te voeren die mensen en bedrijven ten goede komen, en om strategische investeringen te kanaliseren die bijdragen aan de groene en digitale transities. Ze vormen een belangrijk instrument voor een beter concurrentievermogen in de hele EU. Verdere samenwerking via de voorgestelde acties met het openbaar bestuur van de kandidaat-lidstaten helpt volgens de Commissie de kandidaat-lidstaten in het voldoen aan de eisen gesteld in het uitbreidingsproces.

De Commissie benoemt dat betere implementatie van Europees en nationaal beleid en effectievere administratieve prestaties bijdragen aan minder bureaucratie en meer transparantie, en jaarlijks kunnen leiden tot een besparing van miljoenen euro’s. De Commissie erkent dat overheidsdiensten tegenwoordig geconfronteerd worden met toenemende druk door ernstige externe schokken zoals de COVID-19 pandemie en de Russische agressie tegen Oekraïne, met de moeilijkheden om talenten te werven en te behouden en met de noodzaak om expertise op te bouwen op steeds complexere onderwerpen, zoals de groene en digitale transities. Dergelijke uitdagende beleidsagenda’s vergen weerbare en flexibele overheidsdiensten op alle lagen in de lidstaten.

De Commissie werkt al samen met de lidstaten op het domein van overheidsdiensten via twee complementaire netwerken: de deskundigengroep inzake openbaar bestuur (EG PAG) en het Netwerk van Europese overheidsdiensten (EUPAN). Daarnaast biedt het EU Instrument voor Technische Ondersteuning (TSI)1 lidstaten technische expertise om hervormingen te ontwikkelen en uit te voeren. De Commissie ziet de ervaringen opgedaan met het TSI en in de genoemde netwerken als indicatie van interesse onder lidstaten voor een bredere en diepere samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op dit domein.

De eerste pijler van de ComPAct betreft de vaardighedenagenda voor overheidsdiensten. Het doel van deze pijler is het versterken van samenwerking tussen overheidsdiensten, om kennis- en capaciteitsopbouw te bevorderen. De Commissie zet daarom in op het versterken van een variant van het TSI, het zgn. PACE (Public Administration Cooperation Exchange), waarmee de uitwisseling van ervaringen en kennis tussen overheidsdiensten van lidstaten gefaciliteerd worden. Om de kennis van ambtenaren van lidstaten aan te vullen, zal de Commissie thematische trainingen ontwerpen en de toegang van het TSI vergroten voor regionale en lokale overheden. De Commissie is voornemens dit te doen door meer initiatieven op te starten binnen de huidige kaders van het TSI waar specifiek regionale en lokale overheden een beroep op kunnen doen. De Commissie is voornemens om indicatoren en methodes te ontwikkelen waarmee zij de prestaties en status van nationale overheidsdiensten kan meten en publiceren. Deze informatie zal over alle lidstaten gepubliceerd worden via een portaal waartoe alle lidstaten toegang hebben.

De tweede pijler betreft de capaciteit van overheden voor het uitvoeren van de doelstellingen van het Digitale Decennium2. De Commissie zet hier in op het versterken van de capaciteit van overheidsdiensten om de digitale transformatie van de overheid vorm te geven. Om dit te bereiken is de Commissie voornemens om overheidsdiensten te ondersteunen bij de implementatie van wetgeving op het digitale domein, en het duurzaam en effectief gebruik van opkomende technologieën te vergroten. De Commissie wil onder meer instrumenten ontwikkelen voor meer interoperabiliteit, een overzicht publiceren van financieringsmogelijkheden voor de digitale transformatie van overheidsdiensten, en het bundelen van cloud capaciteiten tussen overheidsdiensten ondersteunen door een open-source smart middleware platform aan te schaffen, een richtsnoer te publiceren voor overheidsaanbesteding van clouddiensten en de interoperabiliteit van clouddiensten van overheidsorganisaties te bevorderen.

De derde pijler betreft de capaciteit om het voortouw te nemen bij de groene transitie. Het doel is om de capaciteit van overheidsdiensten te versterken om de groene transformatie aan te drijven en veerkracht op te bouwen. De acties onder deze pijler zullen voornamelijk geïmplementeerd worden via het TSI. Hiermee wil de Commissie lidstaten ondersteunen in het actualiseren van hun nationale klimaataanpassingsplannen en -strategieën, de toepassing van het do-no-significant-harm beginsel bevorderen, instrumenten voor klimaatrisicobeoordelingen en risicopreventie promoten, lidstaten ondersteunen bij het ontwikkelen van capaciteit voor het plannen, ontwerpen en uitvoeren van ecosysteemherstelmaatregelen, en de oorzaken vaststellen van inefficiënte implementatie van milieuwetgeving en -beleid door lidstaten. Hiernaast zet de Commissie in op het bevorderen van de vergroening van de overheidsdiensten. De Commissie zal verdere richtsnoeren ontwikkelen voor het gebruik van het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de EU (EMAS) om de vermindering van de ecologische voetafdruk van organisaties op te voeren. Ook zal het de toepassing van methodologieën voor de beoordeling van de koolstofvoetafdruk bevorderen, en toegang faciliteren tot technische ondersteuning en begeleiding voor de verduurzaming van gebouwen.

De onder de ComPAct benoemde acties moeten geleidelijk geïmplementeerd en uitgevoerd worden, voornamelijk via het TSI en andere financieringsmechanismen van de EU. De Commissie zal verslag uitbrengen over de uitvoering van de ComPAct in het kader van de TSI-rapportagevereisten. Lidstaten kunnen in hun eigen tempo en overeenkomstig met hun behoeften en institutionele context deelnemen aan de ComPAct. De ComPAct zal een aanvulling vormen op bestaande samenwerkingen zoals via EUPAN, DISPA3, internationale fora en netwerken van deskundigen. De Commissie stelt dat het volledige potentieel van de ComPAct alleen kan worden benut door een sterke betrokkenheid van alle actoren en belanghebbenden van de Europese administratieve ruimte.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het Strategische Personeelsbeleid Rijk 20254 biedt de verschillende departementen een strategisch handvat en basis voor de opzet van hun eigen personeelsbeleid. Zo is het permanent leren en ontwikkelen essentieel voor het goed functioneren van de Rijksdienst, zowel nu als in de toekomst. De verantwoordelijkheid voor leren en ontwikkelen ligt in eerste instantie bij de medewerker zelf, waarbij de werkgever Rijk zorgt voor de juiste randvoorwaarden. Naast nationale programma’s ten behoeve van het leren en ontwikkelen van medewerkers van het Rijk, neemt Nederland ook deel aan internationale programma’s. Het TSI is een EU-instrument waarmee lidstaten technische expertise en ondersteuning kunnen aanvragen om hervormingen te ontwikkelen en uit te voeren5, waarvoor geen cofinanciering vereist is. Verschillende overheidsorganisaties en ministeries nemen deel aan TSI projecten6. Dergelijke internationale samenwerking vindt ook op sub-nationaal niveau plaats7.

Het kabinet werkt aan een veilige, open en inclusieve digitale overheid voor alle Nederlanders. Enkele voorbeelden hiervan zijn de I-Strategie Rijk 2021–20258 en de Nederlandse Digitaliseringsstrategie 20219. Inclusieve digitale dienstverlening is een prioriteit voor het kabinet. Het kabinet omarmt digitale innovaties in haar dienstverlening en tracht bedreigingen hiertegen vroegtijdig te voorkomen. Het kabinet werkt in de «quadruple helix» samen met bedrijfsleven, onderwijs, wetenschap, en andere partijen om kennis op te bouwen over het gebruik van data en algoritmen in haar overheidsorganisatie. Op deze manier tracht het kabinet publieke waarde te creëren en kansen te benutten. Ook voert het kabinet de in 2018 aangenomen Single Digital Gateway verordening uit, waarmee burgers en bedrijven makkelijk toegang krijgen tot digitale overheidsdienstverlening in de Europese Unie10.

Het kabinet werkt via meerdere programma’s en strategieën aan de vormgeving van de groene transitie en het voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Het kabinet werkt plannen uit om te voldoen aan de doelen van de Nederlandse klimaatwet om minimaal 55% broeikasgasreductie in 2030 (t.o.v. 1990) te behalen. Zo heeft het kabinet bij de augustusbesluitvorming besloten tot een pakket aan klimaatmaatregelen, waaronder het Meerjarenprogramma Klimaatfonds.11 Zo werkt het kabinet aan de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS)12, de overkoepelende Nederlandse strategie op het gebied van klimaatadaptatie. Het Planbureau voor de Leefomgeving voert de tweede nationale klimaatrisicoanalyse13 uit, waarin huidige en toekomstige klimaatrisico’s worden onderzocht. Ook steunt het kabinet het dwarsdoorsnijdend invoeren van het do-no-harm controlemechanisme, waarmee wordt geborgd dat al het Europees beleid niet schadelijk is voor een duurzame toekomst14. Het Rijksvastgoedbedrijf voert actief beleid op het verduurzamen van kantoren van de rijksoverheid en het besparen van energie. Daarnaast voert de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een impact analyse uit over de stapeling van Green Deal gerelateerde regels en de druk die dit op uitvoering legt.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet verwelkomt het ComPAct-initiatief en het hierin beschreven plan van activiteiten. De EU en de lidstaten staan voor grote uitdagingen en het kabinet onderschrijft dat een bredere en diepgaandere samenwerking tussen de overheidsdiensten onderling, en met de Commissie, kan helpen in de voorbereiding op benodigde hervormingen en om te anticiperen op toekomstige trends en uitdagingen. Het kabinet waardeert dat de Commissie met de ComPAct de samenwerking en de beleidsdialoog bevordert en de capaciteit en de kwaliteit van de overheidsdiensten op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de EU helpt verbeteren.

Het kabinet onderschrijft de zes gemeenschappelijke overkoepelende beginselen van openbaar bestuur, en dat toepassing van deze beginselen in de Europese overheidsdiensten de kern vormt voor de versterking van de Europese bestuurlijke ruimte en ondersteuning biedt voor administratief-bestuurlijke modernisering van de lidstaten. Het kabinet hecht er daarom belang aan dat de Commissie in alle ComPAct-projecten een coördinerende rol neemt, zodat geborgd wordt dat de opbrengst van deze projecten breed gedragen wordt door alle lidstaten. Het kabinet onderschrijft het belang van geleidelijke en vraaggestuurde invoering van de voorgestelde acties. Het is van belang om in eigen tempo, naar eigen behoeften en passend binnen de eigen institutionele inrichting te kunnen deelnemen aan voorgestelde acties. Ook vindt het kabinet het positief van de Commissie om ook de medeoverheden te betrekken en de toegang tot het TSI te vergroten.

Het kabinet acht een nadere uitwerking van de financiële en capaciteitsimpact noodzakelijk, voorafgaand aan het opstarten van acties onder de ComPAct zodat in de nationale context een goed beeld ontstaat over de gevolgen van deelname. Ook acht het kabinet het wenselijk dat acties worden geprioriteerd, zodat die acties worden geïnitieerd waar onder de lidstaten het meeste behoefte en draagvlak voor is. Tevens vindt het kabinet het belangrijk dat ermee rekening wordt gehouden dat overheidsdiensten zich in verschillende fasen van ontwikkeling bevinden. Naast actie op basis van behoefte en draagvlak bij burgers, bedrijven en instituties, is het daarom ook wenselijk balans te brengen in het aantal relevante acties voor iedere lidstaat.

De voorgestelde acties onder de ComPAct liggen in lijn met het vigerend Nederlands beleid op het terrein van de (digitale) vaardigheden, ontwikkeling en scholing van medewerkers van overheidsdiensten. Het opschalen van PACE, het TSI flagship «Public Administration Cooperation Exchange», naar een jaarlijks uitwisselingsprogramma, biedt mogelijkheden voor Nederland. Daarbij is het wel van belang dat er genoeg financiële ruimte blijft onder het TSI voor de andere beleidsprioriteiten. Nederland is specifiek positief over een vergrote mogelijkheid voor regionale en lokale entiteiten om deel te nemen. De voorgestelde acties onder Pijler 1 zijn vrijblijvend van aard en bieden mogelijkheden voor verdere kennisontwikkeling van Nederlandse overheidsdiensten, zowel in lijn met als complementair aan reeds lopende programma’s. De voorgestelde acties, in huidige vorm, komen overeen met de huidige inrichting van leren en ontwikkelen bij het Rijk, waar de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de medewerker zelf ligt, waarbij de werkgever Rijk, of de Europese Unie in dezen, voor de juiste randvoorwaarden zorgt. Het kabinet staat voorzichtig positief tegenover het ontwikkelen van meer methoden en indicatoren via een EU-portaal voor overheidsdiensten, waarop gegevens en informatie over de prestaties van de overheidsdiensten van lidstaten te vinden zullen zijn. Lidstaten kunnen veel van elkaar leren. Echter is het kabinet beducht voor de inhoudelijke invulling van deze indicatoren. Door verschillen in institutionele inrichting, apparaatsgrootte, mandaat en takenpakketten van de lidstaten zijn de overheidsdiensten van de lidstaten niet één op één vergelijkbaar.

Onder de voorgestelde acties van de ComPAct worden de ondersteunende werkzaamheden van de Commissie op het gebied van de digitale transformatie van overheidsdiensten vergroot. Het kabinet ondersteunt deze uitbreiding en steunt de doelen van de Commissie om de digitale dienstverlening van de overheden van lidstaten te verbeteren. Het kabinet is bijzonder positief over de ondersteuning van de Commissie aan lidstaten m.b.t. de uitvoering van de doelstellingen van het Digitale Decennium. Het kabinet steunt de noodzaak voor verdere interoperabiliteit tussen de publieke dienstverlening van de lidstaten, onder meer middels het Europese digitale identiteit. Het kabinet steunt de inzet van de Commissie om het gebruik van innovatieve technologieën in het overheidsfunctioneren te ondersteunen en stimuleren. Dit met het oog op de krimpende beroepsbevolking en de structurele krapte op de arbeidsmarkt. Toepassing van innovatieve technologieën kan de kwaliteit en productiviteit van de publieke dienstverlening verhogen.

Het kabinet erkent net als de Commissie dat er een stevige opgave ligt in het implementeren en handhaven van de nieuwe EU-wetgeving op het digitale domein. Het kabinet is dus positief gesteld over de aandacht voor deze uitvoering die de Commissie middels deze mededeling geeft en de ondersteuning die zij biedt. Het kabinet herkent het gevaar, geschetst door de Commissie, van gedifferentieerde uitvoering van deze wetgeving door de druk die zij legt op de nationale lidstaten. Het is in het belang voor het functioneren van de interne markt om lidstaten te ondersteunen in deze implementatie, de handhaving en het versterken van het horizontale democratisch toezicht en de verbindende rol van het openbaar bestuur. Op nationaal niveau is een goede betrokkenheid van uitvoeringsorganisaties van belang.

Meerdere van de voorgestelde acties onder Pijler 3 bouwen voort op reeds bestaande strategieën, analyses en programma’s in Nederland. De steun voor het do-no-harm principe, de Nationale Klimaatadaptatiestrategie en de nationale klimaatrisicoanalyse hebben mogelijk baat bij verdere ondersteuning van de Commissie. Het is onduidelijk hoe de Commissie de door hen vastgestelde oorzaken van inefficiënte implementatie van milieuwetgeving en -beleid door lidstaten wil gebruiken. Het kabinet kijkt uit naar de verdere uitwerking hiervan.

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van het voorstel om het TSI mogelijk op open te stellen voor kandidaat-lidstaten. Dit kan de versterking van de bestuurscultuur in de kandidaat-lidstaten bevorderen (een kernonderdeel van de toetredingsonderhandelingen) en bijdragen aan verdieping van de banden tussen de EU en haar kandidaat-lidstaten op het terrein van openbaar bestuur. Bij het betrekken van kandidaat-lidstaten dienen conditionaliteit en omkeerbaarheid in ogenschouw te worden genomen. Dit sluit aan bij de geldende uitbreidingsmethodologie, die ruimte biedt voor versnelde integratie en «phasing in» 15.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

In 2022 namen de Europese Ministers verantwoordelijk voor openbaar bestuur, samen met de Commissie, de Straatsburg Verklaring aan. De verklaring stipuleerde een aantal onderliggende principes van openbaar bestuur en riep de Commissie op verdere uitwerking te geven aan de ondersteuning van lidstaten op het gebied van openbaar bestuur. De verklaring werd unaniem aangenomen.

In 2019 nam het Europees parlement een resolutie aan waarin de Commissie werd opgeroepen om meer aandacht te besteden aan hervormingen in het openbaar bestuur van de lidstaten ten behoeve van de betere uitvoering van EU beleid en het beschermen van de rechtstaat16.

In 2019 nam het Europese Comité van de Regio’s een advies aan waarin de Commissie werd opgeroepen om lokale en regionale overheden te voorzien van meer ondersteuning bij het uitvoeren van EU wetgeving. Het advies benoemde expliciet de regeldruk die door EU wetgeving wordt gecreëerd bij lokale en regionale overheden17.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Bevoegdheid

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid. Op het terrein van administratieve samenwerking heeft de EU de bevoegdheid om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren, of aan te vullen (artikel 6, sub g VWEU). Artikel 197, lid 2, VWEU stipuleert dat de EU de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om het EU recht te oefenen, kan steunen. De Commissie is derhalve bevoegd om op dit terrein een mededeling te doen.

b) Subsidiariteit

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit. Het doel van de mededeling is om het vermogen van de (potentiële) lidstaten om EU-beleid en -regelgeving uit te oefenen, te verbeteren. Het kabinet steunt hierin de argumentatie van de Commissie dat door op Europees niveau het uitvoerend vermogen van lidstaten te verbeteren dit kan bijdragen aan het concurrentievermogen van de EU en aan het soepel laten verlopen van uitbreidingsprocessen. Dit vermogen is dus een aangelegenheid van gemeenschappelijk, Europees belang. Gelet op de grensoverschrijdende effecten van de uitoefening van EU wetgeving, kunnen de voorgestelde initiatieven onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt en hebben de initiatieven toegevoegde waarde op EU niveau.

c) Proportionaliteit

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de proportionaliteit. Het doel van de mededeling is om het vermogen van de (potentiële) lidstaten om EU-beleid en -regelgeving uit te oefenen, te verbeteren. Het voorgestelde optreden is geschikt om dit doel te bereiken, omdat het uitbreiden van de capaciteit voor internationale uitwisselingen en het ondersteunen van (digitale) vaardighedenagenda’s deze doelstelling ondersteunt. Het kabinet staat positief tegenover het gebruik of de uitbreiding van de toegang tot bestaande programma’s om deze doelstelling te behalen. Het gebruik van bestaande instrumenten ter toetsing van de implementatie van wetgeving, zoals het Environmental Implementation Review, om tevens inefficiënties in deze implementatie op te sporen is gepast. Dit draagt direct bij aan het behalen van de doelstelling, zonder verder te gaan dan noodzakelijk. De Commissie levert immers advies en creëert geen verplichtingen voor de lidstaten. De uitbreiding van het aantal initiatieven onder het TSI voor gebruik door lokale en regionale overheden is tevens gepast. Dit draagt bij aan de doelstelling om specifiek lokale en regionale overheden te ondersteunen.

De voorgestelde acties gaan niet verder dan noodzakelijk, omdat de voorgestelde acties geen verplichtingen creëren voor lidstaten en lidstaten zich naar eigen behoefte kunnen beroepen op de voorgestelde acties. Het kabinet vindt het daarom gepast dat de voorgestelde acties in de vorm van een mededeling worden gedaan.

d) Financiële gevolgen

De ComPAct kent een breed scala aan activiteiten. Het kabinet constateert echter dat een gedegen financiële onderbouwing voor uitvoering hiervan ontbreekt, waarmee de haalbaarheid van acties mogelijk wankel is en onverhoopt een beroep op de lidstaten zou kunnen worden gedaan.

Een succesvolle uitvoering van de ComPAct vereist derhalve een significante financiële ondersteuning vanuit de Commissie. Mogelijk is nationale cofinanciering of een extra investering bovenop de genoemde bestaande Europese financieringsmechanismen nodig. Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Dit geldt in het bijzonder voor de uitbreiding van initiatieven onder het TSI.

Tevens leiden de acties uit de ComPAct tot een mogelijke verzwaring van de administratieve last in de nationale context omdat met de uitvoering van de acties, zoals bijv. de gegevensvergaring, kennisdeling en -uitwisseling, capaciteit en middelen gemoeid zijn. Een nadere uitwerking van de financiële en capaciteits-impact is voor het kabinet een noodzakelijke voorwaarde voorafgaand aan het opstarten van acties onder de ComPAct. Hierdoor kan in de nationale context een goede afweging gemaakt kan worden over de gevolgen van deelname voor administratieve lasten en (uitvoerings-)capaciteit in relatie tot de beoogde doelen. Het in kaart brengen van mogelijke afbreukrisico's kan leiden tot financiële gevolgen, in de vorm van een verzwaring van de administratieve last en het vrijmaken van personele capaciteit om te beoordelen wat de mogelijke effecten zijn van deze acties. Gezien de afhankelijkheden is een concrete inschatting van de meerjarige dan wel structurele financiële en personele gevolgen op dit moment nog niet te maken. (Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

De mededeling heeft op zich geen invloed op de regeldruk voor de nationale of decentrale overheden, aangezien deelname vrijblijvend is. Echter bestaat wel de mogelijkheid van extra administratieve lasten, zoals aangegeven onder de financiële onderbouwing.

Het beoogde effect van de mededeling op de concurrentiekracht is positief. De mededeling heeft als doel om de concurrentiekracht van de EU te versterken door EU wetgeving in het digitale en duurzaamheidsdomein efficiënter te vertalen naar nationale wetgeving en te handhaven. Het kabinet is van mening dat de voorgestelde maatregelen zullen helpen bij betere uitvoering van EU wetgeving. Deze betere uitvoering zal zorgen voor een stabieler en uniformer investeringsklimaat voor bedrijven binnen de EU. Dit zal een positief effect hebben op de concurrentiekracht van de EU in mondiaal opzicht.

De mededeling kent externe effecten, nl. voor kandidaat-lidstaten van de EU. Zo stelt de Commissie voor om kandidaat-lidstaten te betrekken in leerprocessen omtrent openbaar bestuur. Dit kan bijdragen aan verdieping van de banden tussen de EU en haar kandidaat-lidstaten op het terrein van openbaar bestuur.


X Noot
1

Verordening (EU) 2021/240 van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22 22 112, nr. 3347

X Noot
3

DISPA: Network of Directors of Institutes and Schools of Public Administration

X Noot
4

Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025 – in het hart van de publieke zaak

X Noot
8

Kamerstukken II 2021/22 26 643, nr. 779

X Noot
9

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 755

X Noot
10

Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees parlement en de Raad tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

X Noot
11

Kamerstukken II 2021/22 32 813, nr. 1291

X Noot
12

Kamerstukken II 2016/17 31 793, nr. 162

X Noot
14

Kamerstukken II 2021/22 35 377, nr. 1

X Noot
15

Kamerstukken II 2021/22 501-20, nr. 1511

X Noot
16

Resolutie van het Europees parlement van 19 januari 2019, 2018/2086(INI)

X Noot
17

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over een verbetering van de bestuurlijke capaciteit van lokale en regionale overheden om investeringen en structurele hervormingen in 2021–2027 kracht bij te zetten (2020/C 79/05)

Naar boven