22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 2979 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2020

De Europese Commissie presenteerde op 28 oktober jl. een mededeling over aanvullende responsmaatregelen in verband met COVID-19 met daaraan gekoppeld een pakket aan maatregelen. De voornaamste boodschap van de Commissie is dat er meer actie op EU en lidstaat niveau nodig is en dat daarbij eenzijdige actie zoals bij de eerste golf dient te worden voorkomen. De COVID-19-crisis heeft tekortkomingen van de EU blootgelegd en lidstaten moeten nu hun beloften waarmaken en beter coördineren, zoals onder andere afgesproken in de op 13 oktober aangenomen Raadsaanbeveling betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de Covid-19-pandemie, aldus de Commissie. In aanvulling op deze Raadsaanbeveling presenteerde de Commissie op 27 oktober een voorstel voor een tweede Raadsaanbeveling die de afspraken uit de eerste aanbeveling uitbreidt naar het Schengengebied. Concreet is het pakket maatregelen van 28 oktober er volgens de Commissie op gericht een beter inzicht te krijgen in de verspreiding van het virus en de doeltreffendheid van de respons, aantallen tests op te voeren, het traceren van contacten te versterken, de voorbereidingen voor vaccinatiecampagnes te verbeteren en de beschikbaarheid van essentiële medische goederen te waarborgen.

Omwille van een tijdige informatievoorziening en gelet op de snelheid van het Brusselse besluitvormingsproces vervangt deze brief de BNC-fiches over de Commissiemededeling, de afzonderlijke onderdelen van het pakket en de tweede Raadsaanbeveling over een gecoördineerde aanpak.

Commissiemededeling aanvullende maatregelen in verband met COVID-19

Inhoud voorstel

In de Commissiemededeling1 geeft de Commissie volgens bovengenoemde lijnen een uiteenzetting van concrete maatregelen. Zo is de Commissie voornemens in te zetten op beschikbaarheid van (snel)testen door inkoop van 100 miljoen euro aan snelle antigeen testen en deze te zullen verdelen over de lidstaten met de hoogste nood. Aanvullend wordt een gezamenlijk Europees inkooptraject (joint procurement) gestart. De Commissie wil voorts inzetten op het valideren van testen op EU niveau om wederzijdse erkenning mogelijk te maken. De Commissiemededeling wordt vergezeld van een mededeling over dit laatste onderwerp, die het kabinet hieronder nader toelicht.

Voorts refereert de Commissie aan het belang van goede communicatie naar de burgers en aan het belang van de interoperabiliteit van digitale ondersteuning van (internationaal) bron- en contactonderzoek via apps. Ook moedigt de Commissie Europese informatie-uitwisseling en solidariteit ten aanzien van IC-bedden aan. Tot slot verwijst Commissie naar samenwerking op het vlak van vaccins en doet een aankondiging van een voorstel ter versterking van het mandaat van ECDC. Ten aanzien van de beschikbaarheid van medische goederen stelt de Commissie dat deze binnen de interne markt onbelemmerd de grenzen moeten kunnen blijven passeren en dat veilig reizen binnen de EU en het Schengengebied makkelijker dient te worden gemaakt. De Commissie houdt de situatie nauwlettend in het oog en zal snel reageren op onevenredige, de collectieve inspanning ondermijnende, unilaterale beperkingen ten aanzien van deze en andere soorten goederen.

Appreciatie

De COVID-19-pandemie heeft meer dan eens aangetoond dat virussen niet stoppen bij de grens. De internationale inzet op het indammen van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen is zo sterk als de zwakste schakel. Het kabinet is voorstander van het voeren van de discussie over verbetering en versterking van Europese samenwerking en coördinatie op het vlak van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, waar dit meerwaarde heeft voor de gezondheid van de Europese burger. De Europese (crisis-)structuren moeten helder en hierop toegerust zijn. De Europese agentschappen die deze samenwerking ondersteunen (ECDC, EMA) moeten voldoende robuust zijn en tijdig en adequaat kunnen handelen en adviseren, passend bij de toegevoegde waarde van Europese samenwerking en nationale bevoegdheden ten aanzien van volksgezondheid en zorg. Ten aanzien van vaccins en vaccinatieplannen zal het kabinet uw Kamer op korte termijn informeren over de appreciatie van de Commissie mededeling over de paraatheid voor COVID-19 vaccinatiestrategieën en de inzet van vaccins2 van 15 oktober jl.

Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid van de mededeling. De mededeling heeft met name betrekking op het terrein van de bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid. Op dit terrein is de EU bevoegd het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6, onder a, VWEU). Het kabinet heeft tevens een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling. Het kabinet merkt daarbij op dat de nu aangekondigde concrete activiteiten van de Europese Commissie en de EU-agentschappen voornamelijk zien op het faciliteren en versterken van grensoverschrijdende uitwisseling (tussen lidstaten), het doen van aanbevelingen ten aanzien van lokaal beleid en goede communicatie richting EU-burgers. Dit is positief aangezien samenwerking tussen lidstaten op EU-niveau kan leiden tot een versterking van de paraatheid, de beschikbaarheid en de kwaliteit van de zorg in de lidstaten. Tot slot heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit van de mededeling. De mededeling gaat niet verder dan noodzakelijk in het licht van de bestrijding van de COVID-19 pandemie en de in de mededeling geschetste middelen lijken geschikt om de daarmee nagestreefde doelen te bereiken.

Commissieaanbeveling inzake COVID-19-teststrategieën, met inbegrip van het gebruik van snelle antigeentests3

Inhoud voorstel

Testen wordt door de Commissie gezien als een van de belangrijkste tools om vroegtijdige opsporing te bevorderen. Zoals hierboven aangegeven gaat de Commissie snelle antigeentesten inkopen en wordt een gezamenlijk Europees inkooptraject (joint procurement) gestart voor deze sneltesten. Dit kent een wat langere doorlooptijd. De Commissie onderzoekt bovendien de mogelijkheden voor het valideren van sneltesten op EU-niveau, dit moet wederzijdse erkenning van testen mogelijk maken. In de aanbeveling worden daarnaast richtsnoeren geboden voor nationale teststrategieën. Kern hiervan is dat lidstaten opgeroepen worden zoveel als mogelijk te testen, binnen 24 uur de uitslag te corresponderen en bij krapte bepaalde personen voorrang te verlenen. Daarnaast wordt er opgeroepen afvalwater te onderzoeken op COVID-19, grensoverschrijdende samenwerking aan te gaan, met name vanwege de validatie van sneltesten, en stresstesten uit te voeren. Het uitvoeren van testen om de duur van quarantaine te verkorten wordt eveneens aangeraden. De Commissie zal samen met de lidstaten een kader opstellen voor de evaluatie, goedkeuring en wederzijdse erkenning van (snel)tests en testresultaten. De Commissie geeft in de aanbeveling ook een aantal innovatieve ontwikkelingen ter overweging in het beleid. Voorbeelden hiervan zijn het multiplex testen (testen monster op Covid, influenza en RSV) en het gebruik van intervaltesten.

Appreciatie

Het kabinet staat positief tegenover de activiteiten van de Commissie ten aanzien van testen zoals aanbevolen gezien het belang dat een goed testbeleid heeft in de bestrijding van de COVID-19 pandemie. De door de Commissie voorgestelde inkoop van snelle antigeentesten, bestemd voor de lidstaten die hier de grootste behoefte aan hebben kan bijdragen aan de Europese inzet om het virus gezamenlijk het hoofd te bieden. Het kabinet zal, vanwege de reeds in grote getale ingekochte sneltesten en in het belang van Europese solidariteit, geen beroep op deze eerste voorraad doen. Het kabinet is voornemens te participeren in de door de Commissie aangekondigde openbare aanbesteding. Het kabinet is voorstander van mogelijk maken van wederzijdse erkenning van testen, dit zal het vrij verkeer van personen in de Europese Unie faciliteren. Voorkomen moet worden dat afspraken op EU-niveau de snelheid van validatie van testen op nationaal niveau vertragen. In het kader van de motie van de leden Van Weyenberg en Veldman (Kamerstuk 25 295, nr. 664) onderzoekt het kabinet mogelijkheden om het overleggen van een negatieve coronatest voorwaardelijk te maken aan het binnenreizen van Nederland vanuit een land waar een negatief reisadvies voor geldt. Het kabinet heeft het Outbreak Management Team (OMT) gevraagd te adviseren over mogelijke verkorting van thuisquarantaine na het overleggen van een negatieve testuitslag. Het kabinet is terughoudend bij het gebruik van multiplextesten en intervaltesten, omdat de inhoudelijke consequenties voor testbeleid, testinfrastructuur en benodigde laboratorium capaciteit nog niet helder is. Ten aanzien van de stresstesten zal het kabinet meer duidelijkheid vragen in de Europese overleggen.

Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid voor de aanbeveling. Het betreft een aanbeveling op het terrein van de bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid. Op dit terrein is de EU bevoegd het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel 6, onder a, VWEU). Gelet op artikel 292 VWEU is de Commissie bevoegd om terzake een dergelijke aanbeveling te doen. Tevens is de grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling positief. Het kabinet merkt daarbij op dat de activiteiten van de Europese Commissie en de EU-agentschappen voornamelijk zien op het faciliteren en versterken van grensoverschrijdende uitwisseling (tussen lidstaten) en het doen van aanbevelingen ten aanzien van lokaal beleid. Dit is positief aangezien samenwerking tussen lidstaten op EU-niveau kan leiden tot een versterking van de paraatheid, de beschikbaarheid en de kwaliteit van de zorg in de lidstaten, waardoor optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is. Tot slot heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit van de aanbeveling. De aanbeveling gaat niet verder dan noodzakelijk in het licht van de bestrijding van de COVID-19 pandemie en de in de aanbeveling geschetste middelen lijken geschikt om de daarmee nagestreefde doelen te bereiken.

Commissiemededeling over richtsnoeren personen uitgezonderd van de tijdelijke beperking op niet-essentiële reizen naar de EU4

Inhoud voorstel

De Commissie geeft met de mededeling een nadere toelichting op de invulling van de categorieën van personen die zijn vrijgesteld van de inreisbeperkingen vanuit derde landen naar het EU+ gebied en de voorbeelden van mogelijke bewijzen om aan te tonen of een persoon onder de vrijgestelde categorieën valt. De richtsnoeren zijn niet-juridisch bindend. De Commissie geeft aan dat de in de mededeling geformuleerde richtsnoeren niet uitputtend zijn en dat de implementatie van het inreisverbod en de lijst van uitzonderingscategorieën aan de lidstaten is. De Commissie geeft aan dat lidstaten een bredere interpretatie kunnen hanteren van de reikwijdte en het door reizigers aan te tonen bewijs. In de richtsnoeren staat dat het EU-inreisverbod niet van toepassing is op familieleden van burgers van de EU, Schengen en het VK, alsmede derdelanders met een verblijfsvergunning en hun familieleden. Daarnaast wordt aangegeven dat specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of noodzaak uitgezonderd kunnen worden van het inreisverbod.

Appreciatie

Het kabinet verwelkomt een nadere toelichting op de invulling van de Raadsaanbeveling (EU) 2020/912, aangezien deze bijdraagt aan een meer gecoördineerde implementatie door de lidstaten. De nadere invulling sluit over het algemeen goed aan bij de huidige nationale implementatie van het EU-inreisverbod en de lijst van uitzonderingscategorieën. Zo wordt ten aanzien van de uitzonderingscategorie voor hoogopgeleide werknemers genoemd dat deze uitzondering onder andere dient te gelden voor topsporters, zakenreizigers, journalisten, onderzoekers en professionals uit de culturele en creatieve sector. Ten aanzien van deze groepen past het kabinet de uitzondering ook toe.

Voor de implementatie van deze uitzonderingscategorieën heeft het kabinet nationale handelingskaders opgesteld. Daarin zijn aanvullende voorwaarden genoemd.5 Gelet de aard van de Raadsaanbeveling van 30 juni jl. hebben lidstaten de mogelijkheid om aanvullende voorwaarden te stellen aan de inreis van personen vallend binnen uitzonderingscategorieën naar het EU+ gebied om de import van COVID-19-besmettingen zoveel mogelijk te voorkomen.6 Verder volgt het kabinet de uitleg van de Commissie om voor familieleden van burgers van de EU de definitie van richtlijn 2004/38 te hanteren, ongeacht of zij gebruik maken van hun recht op vrije verkeer. Voor de definitie van familieleden van personen uit derde landen die op basis van een verblijfsvergunning in Nederland verblijven volgt het kabinet eveneens de uitleg van de Commissie dat aangesloten moet worden bij de definitie in de betreffende richtlijn. In de meeste gevallen zal daartoe gekeken moeten worden naar de Gezinsherenigingsrichtlijn. Gelet op de huidige situatie in Nederland en in vele andere EU-lidstaten is een ruimere interpretatie nu niet wenselijk. Wat betreft personen uit derde landen die reizen voor studiedoeleinden geldt in Nederland wel dat zij enkel zijn uitgezonderd ingeval zij voor een periode van langer dan drie maanden een studie volgen aan een erkende opleidingsinstelling. De leidraad die de Commissie aanreikt voor het bepalen welke bewijsstukken in aanmerking komen voor het onderbouwen van een uitzondering is behulpzaam. Zij komen ook voor een groot deel overeen met de bewijstukken die worden gevraagd om als uitzonderingscategorie Nederland te kunnen inreizen. De uitzonderingscategorie voor personen met een essentiële functie of behoefte sluit ook op hoofdlijnen aan op het kabinetsbeleid, met als uitzondering au pairs die voor kortstondig verblijf Nederland willen inreizen. Deze au pairs zijn in Nederland niet uitgezonderd van het inreisverbod. Het kabinet benadrukt dat reizigers die voldoen aan de voorwaarden van een uitzonderingscategorie op het inreisverbod niet automatisch ontheven zijn van het dringende advies tot quarantaine.

Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit

De grondhouding van het kabinet ten opzichte van de bevoegdheid voor de mededeling is positief. Het betreft een mededeling op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Op dit terrein heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (zie artikel 4, lid 2 onder j, VWEU). Tevens heeft het kabinet een positieve grondhouding t.a.v. de subsidiariteit van de mededeling. De mededeling en de daarin opgenomen richtsnoeren dienen ter ondersteuning van een nadere invulling van de raadsaanbeveling betreffende de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU. Daarnaast heeft het kabinet een positieve grondhouding t.a.v. de proportionaliteit van de mededelingen. De richtsnoeren gaan niet verder dan noodzakelijk om een gecoördineerde Europese aanpak aan de buitengrenzen te stimuleren in het kader van het tegengaan van verdere verspreiding van COVID-19. De richtsnoeren zijn daarnaast geschikt om de daarmee nagestreefde doelen te bereiken.

Voorstel richtlijn van de Raad tijdelijke BTW maatregelen voor COVID-19 vaccins en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek in reactie op de COVID-19 pandemie7

Inhoud voorstel

De Commissie heeft op 28 oktober 2020 een richtlijnvoorstel tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: btw-richtlijn) gedaan zodat vaccins en testkits die worden gebruikt in de strijd tegen het coronavirus tijdelijk buiten de heffing van btw kunnen blijven. Momenteel kunnen de lidstaten volgens de Commissie verlaagde btw-tarieven toepassen op de levering van vaccins, maar geen vrijstelling met recht op aftrek c.q. nultarief. Vooralsnog kunnen testkits op basis van de huidige btw-richtlijn niet profiteren van verlaagde tarieven. Met dit voorstel wil de Commissie het wettelijk mogelijk maken dat de lidstaten tijdelijk tot ultimo 2022 een btw-vrijstelling met recht op aftrek c.q. nultarief toestaan voor de levering van COVID-19 vaccins en testkits, evenals voor daarmee samenhangende diensten. De lidstaten zouden desgewenst ook een verlaagd tarief voor COVID-testkits kunnen toepassen. Het gaat daarbij om EU-gereguleerde COVID-19-testkits en door de Commissie of een lidstaat erkende COVID-19-vaccins.

Appreciatie

Het kabinet onderschrijft de doelstelling van dit richtlijnvoorstel, aangezien er behoefte is aan onmiddellijke actie om de COVID-19-pandemie te bestrijden. Gezien de urgentie is een snelle aanpassing van de btw-regels van de EU wenselijk om ervoor te zorgen dat COVID-19-vaccins en -testkits betaalbaar zijn voor Europeanen.

Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit

Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid voor het richtlijnvoorstel is positief. De Commissie baseert het voorstel op artikel 113 VWEU. Op grond van dat artikel kan de Raad bepalingen vaststellen die betrekking hebben op de harmonisatie van de wetgeving inzake de omzetbelasting, de accijnzen en de andere indirecte belastingen, voor zover deze harmonisatie noodzakelijk is om de instelling en de werking van de interne markt te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag. De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit en proportionaliteit is eveneens positief. Een gezamenlijke Europese aanpak is wenselijk gezien het grensoverschrijdende karakter van de COVID-19-crisis. Bovendien is het voorgestelde optreden geschikt om een tijdelijke mogelijkheid tot verlaging van het btw-tarief c.q. het toepassing van het nultarief voor de levering van COVID-19-vaccins en testkits te realiseren.

Het pakket van de Commissie van 28 oktober bevat tevens een Commissie besluit ter aanpassing van Besluit (EU) 2020/491 van de Commissie van 3 april 2020 waarbij vrijstelling van invoerrechten en van btw op invoer wordt verleend voor goederen die nodig zijn om de gevolgen van de Covid-19-uitbraak te bestrijden.

Raadsaanbeveling over gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie in het Schengengebied

Inhoud voorstel

Zoals uw Kamer bij brief van 9 oktober jl.8 is geïnformeerd, hebben de EU-lidstaten afspraken gemaakt in een Raadsaanbeveling9 over het coördineren van maatregelen die het vrij verkeer van personen beperken. In die aanbeveling staan gemeenschappelijke criteria en gemeenschappelijke drempelwaarden ter ondersteuning van het vaststellen van mogelijke maatregelen, zoals een dringend advies tot thuisquarantaine, en de communicatie hierover centraal. Deze aanbeveling is gebaseerd op de bepalingen betreffende het vrij verkeer van personen. Op 30 oktober jl. is een tweede Raadsaanbeveling aangenomen die inhoudelijk overeenkomt met de Raadsaanbeveling van 13 oktober jl. De rechtsgrond voor deze Raadsaanbeveling is onder andere gelegen in het voorkomen van grenscontroles, om te verzekeren dat de lidstaten de gecoördineerde aanpak ook hanteren bij toepassing van het Schengenacquis en ten aanzien van derdelanders die legaal in de Unie verblijven.10

Appreciatie

Het kabinet verwelkomt deze Raadsaanbeveling en acht deze wenselijk om te verzekeren dat de eerder gemaakte afspraken over het coördineren van COVID-19-maatregelen ook van toepassing zijn op het grensoverschrijdende verkeer van inwoners van Schengenlanden en inwoners van derde landen die in de EU verblijven. Voor het kabinet is het wel van belang dat inwoners van derde landen die legaal in EU verblijven, alleen kunnen rondreizen, indien zij naast een verblijfsvergunning, ook over voldoende middelen bezitten, een duidelijk reisdoel hebben en slechts om duidelijke redenen tijdelijk in een ander Schengenland verblijven.

Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid als positief. De Raad baseert de Raadsaanbeveling op artikel 77, lid 2, onderdeel c en e en artikel 292 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De aanbeveling raakt aan het beleidsterrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Op dit beleidsterrein heeft de Unie een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (zie artikel 4, lid 2, sub j, VWEU). Gelet op artikel 292 VWEU is de Raad bevoegd om terzake een dergelijke aanbeveling vast te stellen. Aanbevelingen zijn juridisch niet bindend (artikel 288 VWEU). Het kabinet acht dit de juiste rechtsgrondslag voor deze aanbeveling. Het kabinet oordeelt tevens positief over de subsidiariteit. Het grensoverschrijdende karakter van de COVID-19-pandemie rechtvaardigt optreden op EU-niveau, zolang de epidemiologische situatie dat verlangt. Tot slot heeft het kabinet ook een positief oordeel ten aanzien van de proportionaliteit. De aanbeveling gaat niet verder dan noodzakelijk om het doel van het faciliteren van het verkeer over de binnengrenzen te bereiken. De inhoud van de aanbeveling is ook geschikt om de daarmee nagestreefde doelen te bereiken.

Mededeling over het upgraden van het Green Lanes-concept van maart 2020 voor het grensoverschrijdend goederentransport11

Inhoud voorstel

Sinds de toepassing ervan in maart jl. zijn de Green Lanes voor wegtransport succesvol gebleken met op de meeste grensovergangen minder dan 15 minuten vertraging.12 De upgrade zoals verwoord in de Commissiemededeling behelst dat de lidstaten het concept van Green Lanes ook gaan toepassen op vrachtvervoer per spoor, over water en door de lucht. Aanvullende richtsnoeren moeten de toepassing van de Green Lanes voor de verschillende vervoersmodaliteiten in de praktijk vergemakkelijken. Ook moeten parkeerplaatsen, servicestations en sanitaire voorzieningen langs de autowegen openblijven. Een belangrijke rol is ook weggelegd voor de Galileo Green Lane-app met actuele informatie over wachttijden aan de grote grensovergangen. Ten slotte worden de nationale contactpunten per lidstaat geïntensiveerd en wordt een verband gelegd met reeds genomen acties zoals de raadsconclusies inzake een noodplan voor Europees goederenvervoer.13

Appreciatie

Het kabinet verwelkomt de Commissie-mededeling, die zal bijdragen aan het in stand houden van de al genomen maatregelen en constructief meewerken aan de implementatie van maatregelen die verder nog noodzakelijk zijn het goederentransport in de EU ongehinderd doorgang te laten plaatsvinden, ook tijdens een volgende golf van het virus. Ten aanzien van de douane geldt dat deze in beginsel geen taken heeft bij het passeren van binnengrenzen door vervoersmiddelen. Op dit moment heeft Nederland alleen binnengrenzen. Na de Brexit zullen er echter trucks via ferry verbindingen Nederland verlaten of binnenkomen en daarop zijn de volledige formaliteiten voor in- of uitvoer van toepassing.14 Bij een vlotte grensovergang moet wel worden gewaarborgd dat de Nederlandse douane – evenals alle andere lidstaten – volledige uitvoering kan geven aan de bepalingen van het Douane Wetboek van de Unie. Goederen die worden ingevoerd met aanspraak op de bijzondere vrijstelling voor Persoonlijke Beschermingsmiddelen zullen geen fysiek oponthoud ondervinden dat fiscaal is ingegeven. Doordat met de Brexit een compleet nieuwe situatie ontstaat in de ferryhavens kan de douane niet garanderen dat er geen oponthoud zal ontstaan bij de in- of uitvoer via deze vervoersmodaliteit. Uiteraard is het kabinet er alles aan gelegen de huidige feitelijke situatie ten aanzien van het vervoer van goederen in stand te houden. In de voorbereidingen van de douane op de nieuwe situatie wordt hiermee rekening gehouden.

Bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid van de mededeling. De mededeling heeft betrekking op het terrein van het vervoer en de interne markt. Op deze terreinen hebben de EU en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, onder g, VWEU respectievelijk artikel 4, lid 2, onder a, VWEU), waardoor de Commissie bevoegd is deze mededeling te doen. Tevens heeft het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling. Het internationale vervoer van goederen in de EU heeft een directe relatie met het goed functioneren van de interne markt. Het is daarom van belang dat alle lidstaten in de EU worden opgeroepen grenspassages voor het goederenvervoer zo effectief mogelijk te laten verlopen. Zo wordt een lappendeken aan verschillende maatregelen aan de grenzen voorkomen en blijft het vervoer van (cruciale) goederen gevrijwaard van de negatieve gevolgen van de pandemie. Het kabinet heeft ten aanzien van de proportionaliteit ten slotte een positieve grondhouding. De mededeling gaat niet verder dan noodzakelijk in het licht van de bestrijding van de COVID-19 pandemie en de in de mededeling geschetste middelen lijken geschikt om de daarmee nagestreefde doelen te bereiken.

Voor wat betreft alle bovenstaande voorstellen is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor de nationale begroting zullen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk departement.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad over aanvullende maatregelen in verband met COVID-19, COM (2020) 687 final.

X Noot
2

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de paraatheid voor COVID-19 vaccinatie strategieën en de inzet van vaccins, COM (2020) 680 final.

X Noot
3

Commissie aanbeveling inzake COVID-19-teststrategieën, met inbegrip van het gebruik van snelle antigeentests, COM (2020) 7502 final.

X Noot
4

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad. COVID-19. Richtsnoeren over personen uitgezonderd van de tijdelijke beperking op niet-essentiele reizen naar de EU in het licht van de implementatie van Raadsaanbeveling 2020/912 van 30 juni 2020, COM (2020) 686 final.

X Noot
5

Kamerstukken 24 804 en 25 295, nr. 144 (Kamerbrief uitzonderingscategorieën EU-inreisverbod en thuisquarantaine).

X Noot
6

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad over de derde beoordeling van de toepassing van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU, COM (2020) 399 final.

X Noot
7

Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft tijdelijke maatregelen inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor COVID-19-vaccins en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek in reactie op de COVID-19-pandemie, COM (2020) 688 final.

X Noot
8

Kamerstukken 21 501-02 en 25 295, nr. 2221 (Kamerbrief appreciatie Commissievoorstel gecoördineerde aanpak COVID-19 respons).

X Noot
9

Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie.

X Noot
10

Aanbeveling (EU) van de Raad van 30 oktober betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie in het Schengengebied, ST 12224/20.

X Noot
11

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad: de green lanes versterken om de economie tijdens de COVID-19-pandemie op gang te houden, COM (2020) 685 final.

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-33, nr. 804.

X Noot
13

Officiële publicatie in Europees Publicatieblad volgt nog.

X Noot
14

Controle van goederen die via de Eurostar worden vervoerd tussen NL en het VK is geen taak van de NL douane. Omdat de trein altijd een eerste of laatste station in België of Frankrijk heeft zijn deze landen, op grond van de EU douanewetgeving, belast met de douanecontroles.

Naar boven