22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2940 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 oktober 2020

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 18 juni 2020 over de kabinetsreactie inzake de opinie van de Europese Commissie op het voorstel van het Europees parlement om het mandaat van de Europese Ombudsman aan te passen (Kamerstuk 22 112, nr. 2880).

De vragen en opmerkingen zijn op 7 juli 2020 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 21 oktober 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Veldman

De adjunct-griffier van de commissie, Buisman

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie inzake de opinie van de Europese Commissie op voorstel van het Europees parlement om het mandaat van de Europese Ombudsman aan te passen (Kamerstuk 22 112, nr. 2880). Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen aan het kabinet.

Allereerst vragen de leden van de VVD-fractie zich in het algemeen af of en op welke wijze er sprake is van een Europese samenwerking tussen nationale ombudsmannen. Worden er bijvoorbeeld praktijkervaringen uitgewisseld om van elkaar te leren, zo vragen deze leden. Daarnaast horen de leden van de VVD-fractie graag van het kabinet of er weleens gezamenlijk onderzoeken worden verricht bij grensoverschrijdende onderwerpen. Heeft het voorstel van het Europees parlement hier ook betrekking op? Aangaande de inzet van het kabinet, ontvangen de leden van de VVD-fractie van het kabinet gaarne een uiteenzetting over de raakvlakken van de werkzaamheden van de Nationale ombudsman en de Europese Ombudsman. In hoeverre raken deze elkaar en op welke dossiers speelt dit voornamelijk?

Antwoord:

In 1996 is het Europees Netwerk van Ombudsmannen opgericht. Dit Netwerk verenigt op vrijwillige basis de nationale en regionale ombudsmannen en de Europese Ombudsman. Nationale en regionale ombudsmannen die deel uitmaken van het netwerk kunnen de Europese Ombudsman verzoeken schriftelijk antwoord te geven op vragen over het EU-recht en de interpretatie ervan, met inbegrip van vragen die ontstaan naar aanleiding van de behandeling van specifieke zaken. Het voorstel van het Europees parlement heeft betrekking op de bevoegdheden van de Europese Ombudsman en valt buiten de doelstelling van dit netwerk. De Europese Ombudsman richt zich op klachten van burgers over het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie. De Nationale ombudsman richt zich op klachten en signalen van burgers over de Nederlandse overheid.

Voorts geeft het kabinet aan kritisch te zijn op de voorgestelde uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese Ombudsman. Hoe wordt deze kritische houding teruggekoppeld, in andere woorden: met welke inzet gaat het kabinet terug naar de Raad?

Antwoord:

Het kabinet vindt de Ombudsman een belangrijke instantie binnen de Unie. Zij fungeert als aanspreekpunt voor burgers die klachten hebben over de Europese instellingen, organen of instanties en kan waardevolle aanbevelingen doen om het optreden van de instellingen te verbeteren en het vertrouwen van de burger te vergroten. Het kabinet is van mening dat er voorkomen dient te worden dat er door uitbreiding van bevoegdheden parallelle structuren ontstaan en in strijd net de huidige Europese wetgeving wordt vormgegeven. De in de kabinetsreactie van 18 juni 2020 verwoorde inzet is het uitgangspunt van de Nederlandse inzet in de onderhandelingen over een raadsmandaat op dit onderwerp. Deze inzet komt overeen met de inzet van een groot deel van de lidstaten.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie inzake de opinie van de Europese Commissie op voorstel van het Europees parlement om het mandaat van de Europese Ombudsman aan te passen (Kamerstuk 22 112, nr. 2880). Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen aan het kabinet.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet welke argumentatie het Europees parlement hanteert om de periode voor het indienen van een klacht te verlengen van twee naar drie jaar en welke argumenten het kabinet hanteert om verlenging van de termijn te ondersteunen.

Antwoord:

De specifieke motivatie van het Europees parlement op dit punt is niet bekend. In theorie biedt een ruimere termijn burgers een ruimere mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Ombudsman. De Commissie is evenwel niet overtuigd van het nut omdat er geen aanwijzingen zijn dat de termijn van twee jaar op dit moment tot problemen leidt. Het kabinet is geneigd de Commissie te volgen op dit punt. Wel steunt het kabinet het voorstel om de reactietermijn van de betrokken instelling op de uitkomst van een onderzoek van de EU-Ombudsman te verlengen.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet een overzicht te geven van het aantal klachten dat ingediend is bij de Europese Ombudsman sinds de laatste aanpassingen van het statuut en verzoeken het kabinet daarbij tevens aan te geven hoe vaak de Europese Ombudsman niet binnen de gestelde termijn van twee maanden heeft kunnen antwoorden. Tevens vragen deze leden het kabinet aan te geven hoe vaak er zaken bij de Europese Ombudsman zijn verschenen betreffende (seksuele) intimidatie.

Antwoord:

De Europese Ombudsman publiceert jaarlijks een verslag van werkzaamheden (https://www.ombudsman.europa.eu/nl/our-strategy/annual-reports). Hierin is een overzicht opgenomen van het aantal klachten dat is ingediend, hun herkomst, de onderwerpen, de resultaten en de behandelingsduur van onderzoeken.

Het huidige statuut, laatstelijk gewijzigd op 27 november 2009, kent geen termijn waarbinnen klachten door de Europese Ombudsman moeten zijn onderzocht. De Europese Ombudsman rapporteert in het jaarverslag wel het percentage klachten dat binnen 3 maanden is afgerond.

Hieronder is een tabel opgenomen met het aantal sinds 2010 ontvangen klachten (ontvankelijke klachten en klachten buiten het mandaat) en het percentage klachten dat binnen 3 maanden werd afgerond.

 

Klachten binnen mandaat

Afgehandelde klachten < 3 mnd.

Klachten buiten mandaat

2010

744

52%

1.983

2011

698

36%

1.846

2012

740

32%

1.720

2013

750

22%

1.665

2014

736

36%

1.429

2015

707

29%

1.239

2016

711

24%

1.169

2017

751

32%

1.30

2018

880

32%

1.300

2019

871

43%

1.330

In het jaarverslag 2020 gaat de Europese Ombudsman in op de onderwerpen van klachten die buiten het mandaat vielen. Deze betroffen vooral de politieke, wetgevende of gerechtelijke activiteiten. In hoeverre klachten betrekking hadden op (seksuele) intimidatie valt niet uit het jaarverslag af te leiden. (Seksuele) intimidatie valt niet binnen de huidige bevoegdheden van de Europese Ombudsman.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om toe te lichten welke rol de Europese Ombudsman binnen de huidige kaders speelt wanneer er een klokkenluider naar voren treedt. Deze leden vragen het kabinet aan te geven welke rol de Europese Ombudsman speelt wanneer het een klokkenluider op nationaal niveau betreft. Deze leden vragen het kabinet daarbij in te gaan op de adviestaak en onderzoekstaak die de ombudsman eventueel heeft. Bovendien vragen de leden welke intentie het Europees parlement heeft met het uitbreiden van bevoegdheden van de Europese Ombudsman omtrent klokkenluiders en waar het Europees parlement op dit moment dus tekortkomingen ziet in de reeds gemaakte afspraken omtrent procedures bij klokkenluiders?

Antwoord:

Het huidige mandaat van de Europese Ombudsman omvat niet de behandeling van meldingen van klokkenluiders op Europees of nationaal niveau.

Wel kan de Europese Ombudsman op eigen initiatief of naar aanleiding van een klacht onderzoek verrichten naar mogelijke gevallen van wanbeheer. Zo heeft de Ombudsman op 24 juli 2014 een onderzoek uitgevoerd over klokkenluiden bij de instellingen van de Unie. Op 26 februari 2015 heeft zij hierover haar rapport gepresenteerd. Mede naar aanleiding van haar bevindingen, zijn de interne regels van de instellingen aangepast conform het EU Ambtenarenstatuut.

Het kabinet vindt het van belang dat klokkenluiders beschermd worden en laagdrempelig een melding kunnen doen. Het kabinet is van mening dat de voorgestelde wijziging daar niet aan bijdraagt en bovendien in strijd is met huidige Europese regelgeving.

In het ontwerpinitiatief van het Europees parlement tot vaststelling van het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van de taken van de Ombudsman heeft het Europees parlement niet specifiek toegelicht welke intentie zij heeft met het uitbreiden van de bevoegdheden van de Europese Ombudsman omtrent klokkenluiders en waar zij tekortkomingen ziet in de reeds geldende procedures.

De leden van de CDA-fractie steunen het voorstel om de Europese Ombudsman meer eigen initiatief tot onderzoek te geven. Deze leden vragen het kabinet in hoeverre onderzoek naar meer transparantie van de Europese instellingen daar onderdeel van uitmaakt. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet bovendien om in het nieuwe statuut de rol van de Europese Ombudsman in het realiseren van meer transparantie van de Europese instellingen aanzienlijk te verstevigen en verzoeken het kabinet om voorstellen daaromtrent te doen welke ingebracht kunnen worden bij het opstellen van het Raadsonderhandelingsmandaat.

Antwoord:

Transparantie van besluitvorming binnen de Europese instellingen is een belangrijk onderwerp waar het kabinet al jaren actief op inzet en waar de Europese Ombudsman al jaren onderzoek naar doet. Nu al heeft de Ombudsman de bevoegdheid om op eigen initiatief een onderzoek in te stellen naar mogelijke gevallen van wanbeheer. Zo verscheen er in 2018 een aanbeveling van de Ombudsman n.a.v. een onderzoek op eigen intiatief over de transparantie van het wetgevingsproces in de Raad. In juni 2019 sprak de Ombudsman haar steun uit voor het initiatief van Nederland, gesteund door andere lidstaten, waarin werd opgeroepen tot meer transparantie in de Europese Unie en het inrichten van een database voor interinstitutionele wetgeving. Op 27 juli jl. is de Europese Ombudsman op eigen initiatief een onderzoek gestart naar de transparantie van besluitvorming in de Raad tijdens de COVID-19 crisis. Het kabinet verwelkomt dit onderzoek en de blijvende aandacht van de Europese Ombudsman voor transparantie. De onderzoeken en aanbevelingen van de Europese Ombudsman dragen bij aan het op de agenda houden van dit belangrijke onderwerp. Tevens dringt het kabinet aan op een goede toegankelijkheid van overheidsdocumenten voor de Ombudsman, binnen de geldende verdragen.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre tot de voorstellen van ruimere toegang tot Europese documenten ook de documenten omtrent informele gremia als informele toppen en de eurogroep worden gerekend. Bovendien vragen deze leden het kabinet in hoeverre de Europese Ombudsman nu gehinderd wordt in onderzoek wanneer het opvragen van documenten betreft.

Antwoord:

Volgens het voorstel van het Europees parlement, in lijn met het huidige Statuut van de EU Ombudsman en de geldende praktijk, verstrekken de instellingen, organen en instanties van de Unie alle informatie waar de EU Ombudsman om heeft verzocht en verlenen haar toegang tot de betrokken dossiers. De EU Ombudsman heeft het kabinet aangegeven in haar onderzoeken geen problemen met toegang tot informatie en/of documenten te ondervinden.

Wat betreft documenten van de Eurogroep geldt dat alle Eurogroep-documenten in beheer zijn van de Raad of de Commissie. Aangezien de EU Ombudsman alle documenten in het bezit van de instellingen, organen en instanties van de Unie kan inspecteren, kan zij ook inzage hebben in de documenten van de Eurogroep. Dit geldt ook voor documenten in het bezit van de instellingen, organen en instanties van de Unie die zijn opgesteld ten behoeve van informele vergaderingen.

De leden van de CDA-fractie zijn het evenals de Europese Commissie niet eens met de voorgestelde extra eisen voor een kandidaat-ombudsman; deze leden vragen het kabinet erop in te zetten dat de toegankelijkheid tot de benoeming van Europese Ombudsman juist vereenvoudigd wordt in plaats van een hogere drempel op te werpen.

Antwoord:

Het kabinet vindt het noodzakelijk dat kandidaten over relevante ervaring beschikken om het ambt goed uit te kunnen voeren. De huidige criteria lijken hiervoor voldoende. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is het kabinet geen voorstander van cumulatieve criteria.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om aan te geven in hoeverre en welke aanpassingen er worden gedaan in het nieuwe statuut betreffende de relatie en bevoegdheden tussen de Europese Ombudsman en de lidstaten.

Antwoord:

Er worden geen aanpassingen voorgesteld betreffende de relaties en bevoegdheden tussen de Europese Ombudsman en de lidstaten.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse het voorstel van het Europees parlement en de reacties van de Europese Commissie en het kabinet over het uitbreiden van de bevoegdheden van de Europese Ombudsman tot zich genomen. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.

De SP-fractie constateert dat het kabinet geen duidelijk antwoord formuleert op het voorstel om de klachtentermijn te verlengen van twee naar drie jaar. Wat vindt het kabinet van dit voorstel van het Europees parlement?

Antwoord:

Zie mijn eerdere antwoord op de vraag van het CDA hierboven.

De leden van de SP-fractie zien dat het kabinet het voorstel voor het uitbreiden van de bevoegdheden voor de Europese Ombudsman betreffende intimidatie niet steunt, voornamelijk vanwege het idee dat er dan een parallelle structuur zou ontstaan aan die van de Europese Commissie. Tegelijkertijd geeft het kabinet aan dat het belangrijk is dat mensen die geïntimideerd worden een zo klein mogelijke barrière moeten hebben tot het indienen van klachten. Is het kabinet het met de leden van de SP-fractie en ook met het Europees parlement eens dat hier de rol voor de Europese Ombudsman juist essentieel is? Ziet het kabinet ook dat de Europese Ombudsman voor ambtenaren als een onafhankelijke en neutrale plek wordt gezien waar het de barrière enorm zou kunnen verkleinen?

Antwoord:

Het Europees parlement stelt voor om met name klachten aangaande (seksuele) intimidatie direct in te kunnen dienen bij de Europese Ombudsman waardoor een dubbele procedure of parallelle structuur zou ontstaan met de huidige onafhankelijke procedure uit het EU Ambtenarenstatuut en de huidige, noodzakelijke waarborgen worden doorkruist. Het kabinet volgt de redenering van de Commissie dat dit onwenselijk is.

Het kabinet erkent de onafhankelijke en neutrale functie van de Europese Ombudsman en is van mening dat zij met de huidige bevoegdheden die functie kan vervullen. De huidige rol van de Europese Ombudsman is gelegen in het ex-post onderzoeken van de wijze waarop een instelling van de Unie een individuele klacht heeft afgehandeld. Ambtenaren kunnen een klacht omtrent intimidatie indienen bij de Europese Ombudsman nadat zij de onafhankelijke procedure volgens het EU-Ambtenarenstatuut binnen de betreffende instelling hebben doorlopen. Naar aanleiding van een onderzoek kan de Ombudsman dan aanbevelingen doen aan de EU-instelling om verbeteringen door te voeren. In die zin ziet het kabinet de Ombudsman als een belangrijke partij om intimidatie tegen te gaan.

De leden van de SP-fractie constateren voorts dat het kabinet ook het voorstel om de bevoegdheden wat betreft klokkenluiders voor de Europese Ombudsman uit te breiden niet steunt omdat dit niet binnen de wetgeving valt. Vindt het kabinet dit niet te kort door de bocht? Zijn er geen mogelijkheden tot het uitbreiden van de bevoegdheden op dit onderwerp waarbinnen de Europese Ombudsman binnen de wetgevende kaders valt? Is het kabinet het met de leden van de SP-fractie eens dat er momenteel te weinig gebeurt binnen de Europese Unie om klokkenluiders goed te beschermen? Is dit ook niet het geval in bijvoorbeeld de casus omtrent Roelie Post?

Antwoord:

Voor het kabinet staat voorop dat klokkenluiders moeten worden beschermd. Het doel van de Ombudsman is het behandelen van klachten en het onderzoeken van mogelijke zaken van wanbeheer; dit kan zij op eigen initiatief of op basis van een klacht doen. Het kabinet deelt de analyse van de Commissie dat de nieuwe taak uit het ontwerpvoorstel aan dit doel voorbij schiet. Voor meldingen van klokkenluiders die in dienst zijn bij de Unie zijn namelijk separate procedures ingericht. Zo geldt op grond van het EU Ambtenarenstatuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie dat de ambtenaar van de kant van de instelling geen nadelige gevolgen mag ondervinden omdat hij een melding heeft gedaan, onder voorwaarde dat hij redelijk en te goeder trouw heeft gehandeld (artikel 22 bis, derde lid Ambtenarenstatuut en artikel 11 Regeling). Voor uw vragen omtrent mevrouw Roelie Post verwijs ik u naar de beantwoording van Minister Blok van de motie van de heer Omtzigt naar aanleiding van de situatie omtrent mevrouw Roelie Post en haar klokkenluidersbrief (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1476).

De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet het eens is met de Europese Commissie als het gaat om de bevoegdheden van de Europese Ombudsman uit te breiden omtrent strategisch onderzoek. De Europese Commissie geeft aan niets te zien in een systematische dialoog met instellingen maar hooguit een dialoog regelmatig te willen faciliteren. Waarom is het kabinet het hier mee eens? Wat is het gevaar dat zou schuilen achter systematisch contact, zo vragen deze leden.

Antwoord:

Op dit moment is er reeds sprake van een vruchtbare en constructieve relatie tussen de Ombudsman en de instellingen, zoals ook de Ombudsman zelf constateert in haar laatste jaarverslag over 20191. De Commissie geeft aan de tekst van het ontwerpvoorstel op dit punt te kunnen steunen, maar stelt voor het woord «systematically» weg te laten. Dit geeft zowel de Ombudsman als de instellingen de nodige flexibiliteit, doet recht aan de huidige praktijk en leidt niet tot disproportionele belasting van het secretariaat van de Europese Ombudsman.

De leden van de SP-fractie zien dat wanneer het gaat om het uitbreiden van de bevoegdheden omtrent het horen van ambtenaren dat het kabinet enerzijds de lezing van het Europees parlement deelt dat het beroep op vertrouwelijkheid van informatie niet mag betekenen dat ambtenaren informatie achterhouden voor de Europese Ombudsman. Anderzijds geeft het kabinet aan dat het voorstel voor de Europese Commissie om vooral de juridische kaders hieromtrent beter te omschrijven in plaats van de bevoegdheden uit te breiden ook steun verdient. De leden van de SP-fractie constateren dat het hier toch gaat om twee verschillende gedachtegangen. Kan het kabinet aangeven welke gedachtegang de voorkeur verdient van het kabinet en waarom?

Antwoord:

Ook in het huidige Statuut wordt verwezen naar het beroepsgeheim van ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie. Het kabinet vindt het van belang dat enerzijds de ambtenaar deze professionele geheimhouding uit hoofde van het Ambtenarenstatuut kan eerbiedigen. Tegelijkertijd acht het kabinet het van groot belang dat de geheimhoudingsplicht niet gebruikt mag worden als argument om relevante informatie voor het onderzoek van de Ombudsman achter te houden. Dit laatste punt is toegevoegd in het ontwerpvoorstel en de Commissie stelt voor om dit nader uit werken. Het kabinet steunt dit.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Europese Ombudsman onlangs nog uitspraak heeft gedaan over de overstap van Adam Farkas die werkt voor de Europese Banken Autoriteit (EBA) naar de Associatie van Financiële Markten in Europa (AFME). Nota bene een overstap van een organisatie die toezicht houdt op de banken naar een regelrechte lobby voor Europese banken. De Europese Ombudsman geeft ook niet verrassend aan dat dit niet had mogen gebeuren en dat er sprake is van een draaideurbaan. Wat vindt het kabinet van deze lezing van de Europese Ombudsman? Is het kabinet het eens met deze uitspraak, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Antwoord:

De Europese Ombudsman heeft zich kritisch uitgelaten over deze zaak en op 7 mei een drietal aanbevelingen gestuurd naar de Europese Banken Autoriteit (EBA). Zij gaf aan dat de overstap verboden had moeten worden. Artikel 16 van het Statuut geeft de instellingen immers de mogelijkheid om beperkingen aan ambtenaren op te leggen voor functies na hun dienstverband bij een EU-instelling. De EBA heeft in haar reactie van 28 augustus aangegeven de aanbevelingen van de Europese Ombudsman ter harte te nemen en kondigt maatregelen aan om dergelijke praktijken in de toekomst te voorkomen. Het kabinet verwelkomt deze maatregelen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie. De leden van de PvdA-fractie zien in het voorstel een uitbreiding van de bevoegdheden inzake intimidatie zoals voorgesteld in de ontwerpverordening van het parlement een waardevolle toevoeging. Ook daar waar instellingen, organen en instanties beschikken over eigen procedures en bureaus waartoe slachtoffers zich kunnen wenden, kan het voorkomen dat de wijze waarop de procedures en bureaus klachten of meldingen afhandelen voor slachtoffers ontoereikend of onjuist aanvoelen. Niet alle slachtoffers willen een zaak waarin sprake is van (seksuele) intimidatie voor de rechter brengen. Een heel goed alternatief kan daarom zijn een kwestie en de gevolgde procedures voor te leggen aan de Europese Ombudsman. De Europese Ombudsman zou volgens de ontwerpverordening de bevoegdheid krijgen onderzoek te doen naar de bestaande procedures en wijze van behandeling van klachten van de instellingen, organen en instanties inzake intimidatie. Kan het kabinet aangeven wat het bedoelt met dubbele procedures? Immers, de Europese Ombudsman onderzoekt niet de kwestie zelf maar de wijze waarop de kwestie binnen de bestaande procedures is afgedaan. Naar het oordeel van de PvdA-fractieleden kan een onderzoek door de Europese Ombudsman aanbevelingen opleveren die de bestaande procedures alleen maar kunnen verbeteren.

Antwoord:

Zie mijn eerdere antwoord op de vraag van de SP.

Naar boven