22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2248 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2016

Op 25 oktober jl. publiceerde de Europese Commissie haar werkprogramma voor 2017 met daarin respectievelijk een overzicht van de 21 nieuwe initiatieven voor 2017; een lijst van 18 voorstellen in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT); een lijst met 35 prioritaire lopende initiatieven; een lijst van 19 voorgestelde intrekkingen van lopende voorstellen; en een lijst van 16 af te schaffen bestaande wetten en regelingen. Het jaarprogramma voor 2017 is in lijn met eerdere programma’s in 2015 en 2016 die een vergelijkbaar aantal nieuwe voorstellen (23 in 2016 en 2015), terugtrekkingen en intrekkingen kenden. Zoals gebruikelijk zullen beide Kamers op basis van de voornemens van de Europese Commissie hun eigen Europese prioriteiten bepalen. Die prioriteiten zijn in sterke mate richtinggevend voor het verkeer tussen kabinet en Parlement over de Nederlandse inbreng in de besluitvorming in EU-verband.

Deze appreciatie is mede opgesteld ten behoeve van de te maken afwegingen rond de prioriteitsstelling van uw Kamer. Na een algemene inleiding zal worden ingegaan op de voorstellen die in de ogen van het kabinet voor Nederland het meest van belang zijn, gemakshalve uitgesplitst naar behandelende vaste Kamercommissie. Daarbij is de aandacht vooral gericht op bijlage I, de nieuwe initiatieven voor 2017.

Algemeen

Het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie Juncker, getiteld «Een Europa dat ons beschermt, sterker maakt en verdedigt» weerspiegelt duidelijk de inzet van de Commissie Juncker, om te komen tot een scherpere focus van de EU. Het Nederlandse kabinet zet zich in voor een EU gericht op hoofdlijnen. Mede in het verlengde van de Nederlandse subsidiariteitsexercitie, nam de Europese Raad in juni 2014 de Strategische Agenda aan, waarin werd opgeroepen tot een duidelijker focus van de EU op vijf hoofdprioriteiten. Om de focus op hoofdlijnen te kunnen bewaren, is van belang dat de Raad ook de mogelijkheden heeft invloed uit te oefenen op het werkprogramma van de Commissie. Het kabinet heeft de afgelopen jaren hier op ingezet. Afspraken hierover zijn in het Interinstitutioneel Akkoord Beter Wetgeven vastgelegd. Conform deze afspraken is namens de Raad, onder Nederlands en Slowaaks voorzitterschap, de inbreng van de Raad aan de Commissie overgebracht (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1642). De Raad hecht aan een Commissie Werkprogramma dat in lijn is met de vijf prioriteiten uit de Strategische Agenda van de Europese Raad uit juni 2014. Het kabinet deelt deze positie en acht het van belang dat de EU presteert en beschermt met betrekking tot de gestelde doelen, met name op de kernthema’s migratie, veiligheid en de interne markt (zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1143). Het Commissie Werkprogramma 2017 weerspiegelt deze inzet.

Het is zaak dat de ambitie die de Commissie in dit opzicht toont, de komende periode ook echt wordt omgezet in daden, waarmee de EU laat zien dat zij zich daadwerkelijk concentreert op haar hoofdtaken. Het kabinet is in dit kader ook positief over het aangekondigde voornemen van de Commissie sterker in te zetten op de naleving van Europese wet- en regelgeving door de lidstaten. Dat geldt evenzeer voor de aankondiging van de Commissie om structurele ondersteuning te geven aan lidstaten om tot een investeringsvriendelijke omgeving te komen. Dit voornemen past bij de inzet van het kabinet op het bevorderen van kwalitatief hoogwaardig openbaar bestuur in de lidstaten (better governance).

In de inleiding van het werkprogramma benadrukt de Commissie dat de EU zich in zwaar weer bevindt. Europa ziet zich geplaatst voor grote uitdagingen: van hoge (jeugd)werkloosheid en sociale ongelijkheid tot de uitdaging om vluchtelingen te integreren in de samenleving, open binnengrenzen die onder druk staan en de reële bedreigingen van onze veiligheid, zowel als gevolg van een verhoogde terreurdreiging als van instabiliteit ten oosten en ten zuiden van Europa. In aanvulling hierop staat de EU nu ook voor het onzekere vooruitzicht dat voor het eerst in de bijna 60-jarige geschiedenis een lidstaat voornemens is de EU te verlaten. De EU moet daarom een beter Europa laten zien; Europeanen willen concrete oplossingen. De Commissie zet zich daarom in voor een Europa dat bescherming biedt, de Europese levenswijze veiligstelt, de burgers sterker maakt, de Europese belangen verdedigt en een Europa dat zijn verantwoordelijkheid neemt.

De Commissie komt in maart 2017, voor de zestigste verjaardag van de Verdragen van Rome, met een witboek waarin zij haar visie op de toekomst van de EU uiteen zal zetten. Na het Britse referendum heeft de Europese Raad van 28 en 29 juni reeds besloten tot een reflectieproces over de toekomst van de Europese Unie («Bratislava proces»). De inzet van het kabinet is te werken aan effectieve oplossingen die bijdragen aan meer welvaart en veiligheid. De lidstaten en de EU zullen moeten werken aan een hervormde EU die beter beschermt, presteert en handelt met inachtneming van de eigen principes en regels. Bovendien zullen de lidstaten nadrukkelijker aandacht moeten schenken aan het bieden van perspectief aan degenen die negatieve gevolgen van vrij verkeer en globalisering ondervinden.

De Commissie zet in haar werkprogramma voor 2017 de eerder ingezette focus op economische groei, banen en innovatie voort. Een versterkte, diepere en eerlijkere interne markt blijft voor Nederland een prioritair belang. In het bijzonder op het gebied van dienstverlening en de digitale economie dienen er nog veel stappen te worden gezet om belemmeringen in het vrije verkeer weg te nemen. Het kabinet verwelkomt daarom de in 2017 aangekondigde voorstellen op dit gebied. Dit is mede van belang zodat de Europese Raad in het voorjaar van 2017, conform de ER-conclusies van juni 2016 de voortgang kan monitoren van de door de Commissie voorgestelde initiatieven.

Hoewel in het afgelopen jaar de situatie op de arbeidsmarkt licht verbeterd is, staat Europa nog altijd voor grote uitdagingen op sociaal en werkgelegenheidsterrein. Goed functionerende arbeidsmarkten en sociale zekerheidsstelsels zijn van cruciaal belang om de uitdagingen op sociaal terrein het hoofd te bieden. Tevens moeten groepen in de samenleving die structureel minder delen in groei, zoals jongeren, in staat worden gesteld hiervan ook de vruchten te plukken. Concrete voorstellen op beide beleidsterreinen moeten worden beoordeeld op mogelijke (financiële) consequenties voor de lidstaten zelf en voor de EU-begroting, en moeten worden getoetst op de huidige bevoegdheden van de Europese Commissie.

Naast versterking van de interne markt en inclusieve groei is een ambitieuze Europese handelsagenda die de Europese normen en waarden respecteert, ons beste antwoord om succesvol en op onze eigen voorwaarden de concurrerende economieën het hoofd te bieden. Het kabinet steunt daarom de inzet van de Commissie om gecommitteerd te blijven aan een open, op regels gebaseerd handelssysteem.

Op het terrein van migratiebeleid blijft het kabinet zich inzetten voor een duurzame aanpak van de huidige vluchtelingen- en migratie problematiek. Dat vereist een geïntegreerde benadering. Dit komt in de tekst van het werkprogramma goed tot uitdrukking.

De Commissie beschouwt het als een beleidsprioriteit om bestaande regelgeving te herzien, te verbeteren waar het kan en ervoor te zorgen dat regels niet leiden tot onnodige bureaucratie en administratieve lasten; met haar wetgevingsagenda concentreert de Commissie zich op de grote EU uitdagingen en prioriteiten in het kader van «grote zaken groot aan pakken en kleine zaken op bescheiden schaal». In dit kader onderstreept zij onder meer het belang van «Better Regulation» voor economische groei en werkgelegenheid. Dit kan er concreet toe leiden dat nieuwe voorstellen worden gedaan om regelgeving aan te passen, hangende voorstellen worden ingetrokken, regelgeving vervallen wordt verklaard en daar waar dringend verbetering nodig is, voorstellen met voorrang worden behandeld. Het werkprogramma bevat 18 nieuwe initiatieven, in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT, bijlage II); 35 hangende voorstellen die met voorrang zullen worden behandeld (bijlage III); 19 hangende voorstellen die zullen worden ingetrokken (bijlage IV); 16 stukken vigerende regelgeving die vervallen zal worden verklaard (bijlage V). De agenda voor Betere Regelgeving vraagt om een ambitieuze aanpak van het REFIT-programma. Hierbij wordt voortgebouwd op het werk dat al in het REFIT-platform is verzet. De opzet van het REFIT-platform moet een bijdrage leveren aan de agenda van groei en banen, o.a. door te focussen op vermindering van regeldruk voor het mkb. Concrete resultaten moeten voor burgers en bedrijven zichtbaar zijn. Het kabinet is positief over de resultaten van het REFIT-platform tot nu toe en zal de opvolging van de verbeteringsvoorstellen nauwlettend volgen. Bij het Commissiewerkprogramma is ook het jaarlijkse REFIT-scorebord gepresenteerd. Ten opzichte van eerdere edities is de kwantificering en beschrijving van resultaten verbeterd. Het becijferen van de kostenbesparing en het beschrijven welke praktische voordelen bijv. een mkb’er heeft van een REFIT-actie, moeten evenwel verder worden verbeterd. Het kabinet zal hier aandacht voor blijven vragen. Het kabinet is tevreden dat de Commissie de nodige energie stopt in «Betere Regelgeving» en onderschrijft dat Betere Regelgeving belangrijk is voor economische groei en werkgelegenheid. Betere Regelgeving moet voordelen opleveren voor burgers en het bedrijfsleven, vooral het mkb. Daarbij dient ook aandacht te zijn voor de rol van medeoverheden en met name steden, zodat deze kunnen bijdragen aan het volle groeipotentieel voor innovatieve groei en banen in Europa. In een eerdere mededeling over Betere Regelgeving van 14 september 2016 – waarover op 21 oktober jl., een fiche is verzonden aan de Kamer (Kamerstuk 22 112, nr. 2228) – heeft de Commissie o.a. een jaarlijks lastenoverzicht aangekondigd. Bij die gelegenheid zal de Commissie ook de resultaten presenteren van een haalbaarheidsstudie naar de introductie van doelstellingen voor de reductie van regeldruk.

In het onderstaande overzicht zullen, ingedeeld naar behandelende vaste Kamercommissie, de – in de ogen van het kabinet – belangrijkste elementen uit het werkprogramma van de Commissie voor 2017 worden uitgelicht. Tenzij expliciet anders wordt vermeld, betreffen verwijzingen naar concrete aangekondigde voorstellen de voorstellen uit bijlage I.

Binnenlandse Zaken

In het werkprogramma geeft de Commissie aan te willen bezien of en hoeveel ruimte er op EU-niveau is voor verdere horizontale of sectorale maatregelen om klokkenluiders te beschermen. De Commissie heeft dit voornemen reeds geuit in een eerdere mededeling over de roadmap met voorstellen naar aanleiding van de Panama Papers van 6 juli 2016 – waarover op 9 september jl. een fiche is verzonden aan de Kamer (Kamerstuk 22 112, nr. 2198). Nederland steunt het voorstel van de Commissie om op basis van onderzoek naar best practices de bescherming van klokkenluiders te bespreken. Bij eventuele aanvullende voorstellen dient de Commissie echter rekening te houden met het beginsel van subsidiariteit.

Hoewel bijlage I van het werkprogramma voor 2017 geen voorstellen bevat op dit terrein, zal BZK nauw betrokken zijn bij voorstellen die relevant zijn voor BZK-beleid, maar waarvan de voortrekkersrol bij andere departementen ligt, zoals het dataprotectiepakket.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Handel en investeringen zijn belangrijk voor onze economische groei, werkgelegenheid en welvaart. In een globaliserende wereld kunnen handelsverdragen globaliseringsprocessen sturen en zo zorgen voor economische groei en werkgelegenheid. Dit is belangrijk voor een internationaal handelsland als Nederland, waarvan ongeveer een derde van het nationale inkomen afkomstig is uit (internationale) handel.

Niet alle mensen profiteren echter in gelijke mate van de globalisering. Met name de allerarmsten en de lagere middenklasse in ontwikkelingslanden profiteren minder. Nederland vindt het belangrijk dat ook zij profiteren en hecht daarom sterk aan internationale afspraken over handel en investeringen, waarbij ook aandacht is voor de sociale en duurzame gevolgen van handelsakkoorden.

Op basis van deze principes steunt het kabinet het voornemen van de Commissie om de onderhandelingen over een bilateraal handelsakkoord met Japan in 2017 af te ronden en staat het kabinet positief tegenover het starten van onderhandelingen met Australië, New Zeeland en Chili. In de onderhandelingen met de VS over het Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP) is geen volgende onderhandelingsronde gepland vanwege de presidentsverkiezingen in de VS en het aantreden van een nieuwe president begin 2017. Voor Nederland is het van belang dat de pauze in de onderhandelingen met de VS wordt benut als reflectiemoment om een brede dialoog aan te gaan met onder andere belangenorganisaties, NGO's, bedrijven en vakbonden. Dit is een uitgelezen kans voor een transparanter en breder gedragen onderhandelingsproces.

De Europese Commissie beoogt in 2017 verder te gaan met de modernisering van het handelsdefensief instrumentarium. De Commissie heeft hiertoe in 2013 een voorstel gedaan, maar de behandeling van dit voorstel is in de Raad vastgelopen op een impasse over het niet toepassen van de lesser duty rule.

De Commissie blijft werk maken van de onderhandelingen in de WTO. In december 2017 vindt de 11e Ministeriële Conferentie plaats in Buenos Aires (MC11). Onder WTO-leden lijkt animo om bij MC11 nieuwe afspraken te maken over binnenlandse landbouwsteun, e-commerce en visserijsubsidies. Nederland ziet bij MC11 graag een ambitieus onderhandelingsresultaat, met ambitie op het gebied van e-commerce en aandacht voor de positie van ontwikkelingslanden.

De Mededeling van de Commissie over het Afrika – EU partnerschap zal naar verwachting samenhangen met de EU-Afrika Top die in het derde kwartaal van 2017 zal plaatsvinden. De Joint Africa-EU Strategy (JAES) heeft als intentie boven de donor-ontvanger relatie uit te stijgen en middels gemeenschappelijke en complementaire interesses lange termijn samenwerking te bewerkstelligen. De prioriteiten van de JAES voor de periode 2014–2017 zijn vrede en veiligheid; democratie; goed bestuur en mensenrechten; human development; duurzame en inclusieve ontwikkeling, groei en continentale integratie; mondiale en actuele kwesties. Het kabinet zal blijven inzetten op het gebied van migratie, vrede en veiligheid en economische ontwikkeling door een combinatie van publieke investeringen in infrastructuur en instituties, en private investeringen.

Buitenlandse Zaken

De Commissie zal zich in 2017 bij de implementatie van de EU Global Strategy richten op de prioriteit van de strategie om de weerbaarheid (resilience) van staten en samenlevingen in nabijheid van Europa en daarbuiten te vergroten. Het kabinet is van mening dat de Commissie, dankzij de instrumenten waar zij over beschikt, van grote toegevoegde waarde kan zijn op dit gebied en ziet uit naar concrete acties van de Commissie in dit kader. Het kabinet pleit voor een spoedige implementatie van de EU Global Strategy over de volledige breedte van het externe optreden van de Unie. Het kabinet onderstreept daarbij het gedeelde eigenaarschap van zowel de lidstaten als de verschillende EU-instellingen voor de strategie en haar implementatie.

De Commissie heeft het voornemen om in het eerste kwartaal van 2017 een strategie te presenteren, waarin uiteen wordt gezet op welke wijze de EU zal bijdragen aan de wederopbouw van een stabiel Syrië met een pluralistisch en tolerant maatschappelijk middenveld. Het kabinet waardeert de aanhoudende aandacht van de Commissie voor het oplossen van het Syrië-conflict. De EU moet tot het uiterste blijven gaan om bij te dragen aan een oplossing voor dit conflict dat een grote regionale uitstraling heeft. Het is daarbij van belang dat de EU-inzet ondersteunend en complementair is aan de inspanningen van de VN. De huidige regionale EU-strategie voor «Syrië en Irak en de dreiging die van ISIS/Da’esh uitgaat» biedt sinds maart 2015 een geïntegreerd kader voor de EU-inzet in dit gebied ten aanzien van humanitaire hulp, politieke transitie, stabilisatie, wederopbouw en de strijd tegen terrorisme. Hoewel de verwevenheid tussen Irak en Syrië blijft bestaan en de meerwaarde van een nieuwe strategie voor Syrië nog moet blijken, zou meer focus op de situatie in Syrië kunnen bijdragen aan een meer gerichte en effectieve aanpak om met de inzet van EU-instrumenten een zo groot mogelijke impact te bereiken. Hiertoe is het dan wel noodzakelijk dat de Commissie de huidige inzet versterkt, zowel op analytisch als uitvoerend vlak. Voorts dient een separate Syrië strategie van de Commissie te passen binnen de kaders van de huidige regionale strategie, waaraan ook een deelstrategie over Foreign Terrorist Fighters is verbonden. De inzet van het kabinet zal daarbij niet zozeer gericht zijn op het instrument, maar op de impact die daarmee door de EU bewerkstelligd wordt.

Defensie

De voorstellen op het gebied van de implementatie van het European Defence Action Plan (EDAP) zullen gericht zijn op het versterken van de defensie-industrie zodat deze de capaciteiten kan leveren die de EU-lidstaten nodig hebben. Het EDAP moet consistent zijn met de EU Global Strategy en het veiligheids- en defensie implementatieplan. Het EDAP bevat naar verwachting drie kern componenten: 1) research & development (waaronder de Preparatory Action), 2) interne markt en industrie (o.a. herziening van de defensie richtlijn inzake openbare aanbestedingen op defensie- en veiligheidsgebied en de richtlijn over de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU) en 3) financiële incentives. Het kabinet verwelkomt het initiatief van de Commissie om de ontwikkeling van een moderne, competitieve en innovatieve defensie-industrie te bevorderen en de European Defence Technological and Industrial Base (EDTIB) te versterken. Het is belangrijk dat in Europa een sterke defensie-industrie bestaat, waarbij specifieke aandacht is voor het mkb. Daarnaast wil het kabinet beklemtonen dat het EDAP in nauwe samenhang met het Implementation Plan on Security and Defence als sub-strategie van de EU Global Strategy moet worden opgesteld.

Economische Zaken

Het kabinet steunt het streven van de Commissie naar een sterker, slimmer en transparanter handhavingsregime voor de regels van de interne markt. In dit pakket zal de Commissie onder andere een voorstel doen voor het ontwikkelen van één digitaal toegangspunt op het gebied van de interne markt. Het initiatief heeft als doel om de versnippering van interne-marktinstrumenten tegen te gaan en burgers en ondernemers beter in staat te stellen om informatie te vinden over grensoverschrijdend ondernemerschap en leven, studeren en werken in andere EU-lidstaten. Het kabinet staat positief tegenover het initiatief van de Commissie om in te zetten op de handhaving en informatievoorziening op het gebied van de interne markt.

De Commissie is momenteel bezig met een actieplan om SOLVIT te versterken. SOLVIT kan vaak een pragmatische oplossing vinden door informeel tussen de belanghebbenden en de nationale autoriteiten te bemiddelen. Indien de nationale autoriteiten geen medewerking aan SOLVIT verlenen, maakt SOLVIT de klacht bij de Commissie bekend. Echter, er is in veel gevallen geen sprake van een follow-up vanuit de Commissie waardoor de burgers en bedrijven alleen nog de mogelijkheid hebben om naar de nationale rechter te stappen om hun EU-rechten te effectueren. Dit zijn echter vaak lange en dure procedures. Om dit te voorkomen, dient de effectiviteit van SOLVIT vergroot te worden. Het is onduidelijk hoe het actieplan van de Commissie de effectiviteit van SOLVIT vergroot. De versterking van SOLVIT zou bijvoorbeeld kunnen worden vormgegeven door onopgeloste SOLVIT-zaken sneller en transparanter te laten opvolgen door de Commissie en lidstaten gezamenlijk, zodat er meer druk ontstaat op het oplossen van de door SOLVIT gesignaleerde interne markt obstakels.

Het kabinet vindt het voornemen van de Commissie om met een wetgevend voorstel te komen ten aanzien van het verzamelen van marktinformatie van ondernemers en andere marktdeelnemers interessant. Dergelijk optreden van de Commissie zou de informatie die voorhanden is over naleving in de lidstaten kunnen vergroten, zodat slimmere, effectievere handhaving mogelijk is. Het zou ook de transparantie in de handhaving van de Commissie kunnen vergroten. Er dient wel eerst te worden onderzocht of dergelijke informatie via andere wegen verkregen kan worden (bijvoorbeeld vrijwillige enquêtes van bedrijven, academisch onderzoek en inspectiediensten zoals de ACM). Indien de Single Market Information Tool tot stand komt, is het belangrijk dat het geen onnodige administratieve lasten met zich meebrengt voor het bedrijfsleven en overheden.

Het kabinet verwelkomt de Europese ruimtevaartstrategie die 26 oktober is voorgesteld. Naast de strategie hebben de EU en de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) op 26 oktober tevens een verklaring getekend over de gedeelde visie en doelen voor de toekomst van Europa in de ruimte. De strategie heeft vier grote aandachtspunten en is tot stand gekomen na uitgebreide consultatie van de EU-lidstaten, ESA en andere bij ruimtevaart betrokken partijen. De prioriteiten liggen op het gebied van de benutting van satellietdata, het bevorderen van een innovatieve en concurrentiekrachtige Europese ruimtevaartsector, autonome toegang tot de ruimte en internationale samenwerking. In de strategie wordt ook kort ingegaan op de relaties tussen de EU en andere partijen. Waar de afgelopen jaren de samenwerking moeizaam leek, is de relatie tussen de Commissie en ESA inmiddels constructief. Zowel de constructieve relatie als de betere benutting van satellietdata waren tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap speerpunten op het gebied van ruimtevaart.

Nederland heeft zich actief opgesteld bij de totstandkoming van de EU ruimtevaartstrategie en ziet veel van deze inbreng terug.

De Commissie geeft aan dat de implementatiefase van de Digitale Interne Markt Strategie in 2017 afgerond dient te worden. De Europese Commissie heeft deze strategie in 2015 gepresenteerd. Eind 2015 en in de loop van 2016 heeft de Commissie de meeste voorstellen ingediend, waar uw Kamer ook via diverse BNC-fiches is geïnformeerd over de Nederlandse inzet. In 2017 moeten resultaten worden geboekt om de digitale interne markt optimaal te benutten. Belangrijk element voor de Digitale Interne Markt is verdere vooruitgang in de onderhandelingen op de lopende dossiers. Het doel van de Commissie is dat de onderhandelingen op deze dossiers in 2017 worden afgerond. Het kabinet deelt deze ambitie. In 2017 wil de Commissie op basis van een mid-term review de geboekte vooruitgang inzichtelijk maken en bijsturen waar nodig. Het kabinet acht dit een juiste benadering.

2016 is voor de Europese Commissie the year of delivery wat betreft de Energie Unie: veel wetgevende voorstellen uit het Energie Unie pakket zijn, of worden nog dit jaar gepubliceerd. Dat maakt 2017 een belangrijk jaar waarin veel energieregelgeving wordt behandeld door de Raad en het Europees Parlement. Een sterke, concurrerende Europese energiemarkt is van belang voor een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening en de concurrentiekracht van de Europese Unie. Nederland ziet de Energie Unie als belangrijk middel om dit te bewerkstelligen.

Het kabinet vindt het belangrijk dat de Commissie door gaat met de vereenvoudiging en modernisering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), zoals aangekondigd in het werkprogramma. Op het gebied van dierenwelzijn heeft Nederland gepleit voor een nieuwe EU-strategie/actieplan dierenwelzijn, inclusief EU-dierenwelzijnsplatform, als opvolger van het strategiedocument 2012–2015. Het kabinet betreurt dat dit niet is opgenomen. Daarnaast zou het kabinet graag in het werkprogramma hebben gezien dat de Europese Commissie stappen zou zetten om duidelijkheid te geven over de status van nieuwe plantenveredelingstechnieken. Deze technieken, mits veilig voor mens en milieu, kunnen de verduurzaming van de landbouw aanzienlijk versnellen en voedselzekerheid versterken. Als producten van deze technieken onder de genetische modificatie-regelgeving vallen, kan het mkb-er, in tegenstelling tot multinationals, geen gebruik van maken. Ook kan het ertoe leiden dat dit soort belangrijke innovaties niet meer binnen de EU zal plaatsvinden, maar erbuiten.

Europese Zaken

De Commissie komt in maart 2017, voor de zestigste verjaardag van de Verdragen van Rome, met een witboek waarin zij haar visie op de toekomst van de EU uiteen zal zetten. Daarin komt onder meer aan de orde hoe de economische en monetaire unie kan worden versterkt en hervormd. Ook zal de Commissie hierin rekening houden met de politieke en democratische uitdagingen waarmee de Unie van 27 in de toekomst zal worden geconfronteerd. Het kabinet ziet het als zijn verantwoordelijkheid het voortouw te nemen in een moderne EU, die de lidstaten beter in staat stelt hun burgers welvaart en veiligheid te bieden, en daartoe beter beschermt, beter presteert, en beter de eigen principes naleeft. Het kabinet kiest daarmee voor een sterk Nederland in een aanpassings- en oplossingsgericht Europa. Een beter Europa betekent niet automatisch meer Europa; het gaat nu juist ook om consolidatie en het implementeren van gemaakte afspraken en het bestendigen van hetgeen bereikt is. Niet ieder probleem verdient een Europese oplossing, veel zaken kunnen door de lidstaten zelf worden aangepakt en zij dienen daarvoor de ruimte te hebben. Europese oplossingen vergen sterke lidstaten, die Europese verantwoordelijkheden ook kunnen nakomen.

Het kabinet verwelkomt het voornemen van de Commissie om de comitologieprocedures te moderniseren, door bestaande rechtshandelingen aan te passen aan het rechtskader van de Verdragen van Lissabon en de democratische legitimiteit van besluitvorming over gedelegeerde - dan wel uitvoeringshandelingen te versterken. De Commissie zal een wetsvoorstel indienen om alle basishandelingen, die nog verwijzen naar de regelgevingsprocedure met toetsing (Procédure de Réglementation avec Controle (PRAC)), aan te passen aan het bij het Verdrag van Lissabon ingevoerde rechtskader (dat wil zeggen, omzetting van de PRAC naar een bevoegdheid om hetzij gedelegeerde hetzij uitvoeringshandelingen vast te stellen). Nederland zal dit voorstel constructief bekijken, mede in het licht van de afspraken die zijn gemaakt in het Interinstitutioneel Akkoord Beter Wetgeven van april 2016. Dit akkoord voorziet o.m. in een versterkte rol van expert-comités bij gedelegeerde handelingen, de opstelling van niet-bindende criteria voor het onderscheid tussen gedelegeerde – en uitvoeringshandelingen, en het aanleggen van een register van gedelegeerde handelingen. Het kabinet ziet voorts met belangstelling uit naar de voorstellen van de Commissie voor versterking van de democratische legitimiteit van besluitvorming over gedelegeerde – en uitvoeringshandelingen die zullen worden gepresenteerd in een Mededeling over comitologieprocedures die naar verwachting begin 2017 uitkomt. Het kabinet zal deze voorstellen op hun merites beoordelen.

Het kabinet is ook positief over het aangekondigde voornemen van de Commissie sterker in te zetten op de naleving van Europese wet- en regelgeving door de lidstaten. Goede tenuitvoerlegging van regelgeving is cruciaal voor een verdere versterking van de werking van de EU. Daarbij dient Europese samenwerking maximale ruimte te bieden aan de eigen identiteit en instituties van lidstaten. Het zijn immers in eerste instantie de lidstaten die een effectief beleid kunnen en moeten voeren ter verhoging van de welvaart, veiligheid en bescherming van hun burgers. De EU dient zich slechts te richten op terreinen waar Europese samenwerking echt meerwaarde heeft. Als dan afspraken op Europees niveau worden gemaakt, dienen deze effectief te worden uitgevoerd. Het nakomen van afspraken raakt immers direct aan het vertrouwen in elkaar, in elkaars markten en in de Europese instellingen. Handhaving van afspraken en gelijke behandeling van alle lidstaten is daarbij het uitgangspunt. Het kabinet ziet hierin een kerntaak voor de Commissie. De Commissie is daarbij onmisbaar als neutrale en onafhankelijke hoedster van de Verdragen en het EU-acquis.

De Commissie zal in 2017 de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) verwerken. Over de voorstellen die de Commissie heeft gedaan in de tussentijdse evaluatie moet de Raad nog een besluit nemen en ook het Europees Parlement moet instemmen. Daarnaast kondigt de Commissie aan in 2017 een eerste voorstel voor een nieuw MFK (post 2020) te zullen verspreiden, inclusief een voorstel voor de eigen middelen. De Commissie geeft aan de resultaatgerichtheid van inzet van EU-budget hierbij als richtlijn te nemen. Daarnaast moeten toekomstige uitdagingen worden gereflecteerd in het nieuwe kader. Het kabinet is hier voorstander van: het MFK moet worden hervormd. Een nieuw kader moet toekomstbestendig zijn en moet voldoende flexibiliteit bevatten zodat kan worden ingespeeld op onvoorziene omstandigheden en nieuwe uitdagingen.

Financiën

De Commissie kondigt in het werkprogramma voor 2017 diverse maatregelen aan op het gebied van belastingen. Het kabinet ondersteunt de aanpak van belastingfraude en belastingontwijking. Het kabinet hecht eraan dat maatregelen tegen belastingfraude en belastingontwijking in het kader van de EU aansluiten bij maatregelen die in OESO-verband worden uitgewerkt, om een mondiaal gelijk speelveld zo goed mogelijk te waarborgen. De strijd tegen btw-fraude is ook een belangrijk aandachtsgebied en het kabinet kijkt dan ook uit naar de nieuwe voorstellen voor een efficiënt en fraudebestendig btw-systeem, zoals aangekondigd in het btw actieplan dat de Commissie in april 2016 heeft gepresenteerd (deze voorstellen zien op het definitieve btw-regime, btw-tarieven, administratieve samenwerking en vereenvoudigings-maatregelen).

De Europese Commissie zal in 2017 een aantal voorstellen indienen in het kader van de kapitaalmarktunie. Het kabinet verwelkomt de aangekondigde initiatieven op het gebied van i) sustainable finance om obstakels voor de verdere verduurzaming van de economie en de rol van de financiële sector te identificeren; ii) het vervolg van de Call for Evidence ter vermindering van regeldruk in de financiële sector; iii) het actieplan financiële retaildiensten, waarbij ingezet wordt op het gebruik van gedragseconomische inzichten bij de totstandkoming van de voorstellen; en iv) de evaluatie van de European Market Infrastructure Regulation (EMIR), waarbij het kabinet inzet op het versterken van de schokbestendigheid en afwikkelbaarheid van centrale tegenpartijen. De voorstellen betreffende het faciliteren van de financiering van infrastructuurbedrijven worden afgewacht, waarbij het van belang is een goede balans te vinden tussen facilitering en prudente regelgeving. De Commissie geeft tevens aan in 2017 mogelijk met een (wetgevend) voorstel te komen op het gebied van gestandaardiseerde pensioenproducten. Het kabinet heeft zijn bedenkingen bij een dergelijk voorstel kenbaar gemaakt in de laatste consultatiereactie, waarvan een afschrift op 21 oktober jl. aan uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 22 112, nr. 2224).

Het eerder genoemde witboek om een EU van 27 lidstaten te hervormen 60 jaar na het Verdrag van Rome, zal tevens ingaan op stappen ter voorbereiding op verdieping van de EMU, op basis van de tweede fase van het «Vijf Presidenten Rapport». Hierbij zal ook de huidige politieke en democratische context in acht worden genomen. Het witboek zal onder meer een op stabiliteit gerichte herziening van het stabiliteits- en groeipact (SGP) bevatten en ingaan op het verankeren van het «Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU» in EU-verdragen. Het kabinet heeft zich de afgelopen tijd ingezet voor een voorspelbaar en transparant SGP en zal de voorstellen van de Commissie ook in dit licht beoordelen.

De Commissie geeft in haar werkprogramma aan dat zij zal pleiten voor een positieve fiscal stance voor het eurogebied (de begrotingssituatie van eurolidstaten op geaggregeerd niveau) in 2017. Zoals onder andere uiteengezet in de Kamerbrief van 6 november 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1051), is het kabinet geen voorstander van een centrale plaats voor het concept fiscal stance. Dit voegt een nieuw doel toe aan het Europese begrotingsraamwerk, waar wat betreft het kabinet de focus moet liggen op naleving van het SGP door individuele lidstaten.

De Commissie geeft verder aan dat het voltooien van de bankenunie een prioriteit is. In deze context wordt allereerst het bereiken van een akkoord ten aanzien van een Europees Deposito Verzekeringsstelsel (EDIS) genoemd. Daarnaast kondigt zij aan een aantal onderdelen van de Europese bancaire wetgeving te willen aanpassen die bijdragen aan verdere risicovermindering, onder meer door het implementeren van standaarden ten aanzien van verliesabsorberend vermogen voor banken. Hoewel het kabinet het belang van de voltooiing van de bankenunie volledig onderkent, benadrukt het dat daartoe de routekaart gevolgd dient te worden, zoals overeengekomen door de Raad voor de voltooiing van de Bankenunie van 17 juni jl. Alle maatregelen evenals de aangewezen volgorde uit de routekaart dienen derhalve in acht te worden genomen. Dat betekent allereerst dat ten aanzien van de voorstellen inzake risicovermindering onmiddellijk onderhandelingen dienen te starten met het oog op een spoedige uitvoering. Pas wanneer er voldoende verdere vooruitgang is geboekt op het terrein van risicovermindering, kunnen onderhandelingen ten aanzien van EDIS op politiek niveau van start gaan.

Infrastructuur en Milieu

Op het terrein van klimaat benadrukt de Commissie dat het nu zaak is om recente internationale overeenkomsten zoals het Parijs Akkoord zo spoedig mogelijk te implementeren in de EU. Voor wat betreft voorstellen die al vóór 2017 zijn uitgebracht, benoemt de Commissie dan ook de herziening van het EU emissiehandelssysteem en de Effort Sharing Regulation (verordening voor bindende nationale reductiepercentages voor broeikasgassen in de niet-ETS sectoren) als prioriteiten (Annex III). Het kabinet kan dit onderschrijven. De transitie naar een koolstofarme economie moet komende jaren worden versneld. In alle lidstaten van de EU moeten stappen worden gezet en daar is ambitieus EU beleid voor nodig.

Net als de Commissie geeft het kabinet hoge prioriteit aan de implementatie van de door de ICAO Assembly aangenomen resolutie voor een mondiaal systeem voor CO2-reductie in de luchtvaart. De Commissie moet zo spoedig mogelijk in overleg met de lidstaten om de inwerkingtreding van dit systeem vanaf 2021 voor te bereiden en om te bespreken hoe er (in relatie tot de invoering van dit mondiale systeem) zal worden omgegaan met het EU ETS voor de luchtvaart.

Het kabinet verwelkomt tevens de aandacht die de Commissie geeft aan de transitie naar laag- en nulemissie mobiliteit in de EU. Het kabinet hecht groot belang aan deze transitie en hierover zijn dan ook binnen het SER Energieakkoord concrete afspraken gemaakt met de mobiliteitssector en ngo’s. Het kabinet kijkt met belangstelling uit naar de diverse aangekondigde wetgevende voorstellen.

Het kabinet verwelkomt het voorstel voor een raamwerk om de voortgang richting een circulaire economie in de EU te monitoren en ook het voornemen van de Commissie om barrières binnen de wet- en regelgeving voor stoffen, producten en afval aan te pakken. Dit laatste is een essentiële stap om veel van de huidige wettelijke en technische problemen in de praktijk op te lossen.

Verder ziet het kabinet de aanpak van plastic afval als een belangrijk element van het Europese circulaire economiepakket. Het kabinet organiseert op 8-9 december 2016 een Europese Plastic Conferentie om breed draagvlak te creëren voor een ambitieuze aanpak voor plastics. Voor wat betreft de door de Commissie aangekondigde plastic strategie verwacht het kabinet concrete (wetgevende) maatregelen voor het gebruik, hergebruik en recyclen van plastics, waaronder een verbod op microplastics. Hiertoe werd de Europese Commissie al eerder opgeroepen, het laatst in de Raadsconclusies die in juni 2016 onder Nederlands Voorzitterschap werden aangenomen. Het kabinet zal bij de Commissie blijven aandringen op spoedige publicatie van het aankondigde Ecodesign werkplan.

Het kabinet verwelkomt ook de aangekondigde revisie van de Drinkwaterrichtlijn. Volgens het kabinet moet deze revisie o.a. nieuwe kennis en de coherentie met aanverwante regelgeving in overweging nemen, een risico gebaseerde aanpak bevatten en de hygiënische vereisten harmoniseren voor producten die in contact met drinkwater komen.

Met betrekking tot het onderwerp toegang tot de rechter gaat Nederland er vooralsnog vanuit dat het Verdrag van Aarhus hiervoor voldoende regels stelt. Deze zijn geïmplementeerd in de Lidstaten en hiervoor is een nalevingsmechanisme werkzaam. Een niet-wetgevend initiatief van de Commissie zal in het licht van bovenstaande worden beoordeeld.

Het Commissiewerkprogramma bevat tevens een aantal initiatieven gericht op het verbeteren van de uitvoering en naleving van de Europese (milieu)regels. Het kabinet onderschrijft dat doel, omdat daarmee efficiëntie van regelgeving en een gelijk speelveld bevorderd worden. Op twee terreinen, te weten het ondersteunen van de milieuhandhaving en het stroomlijnen van milieurapportages, heeft Nederland in het kader van het project Make it Work samen met een groot aantal andere lidstaten al concrete aanbevelingen geformuleerd om te komen tot effectievere en beter uitvoerbare regels.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Commissie zal een voorstel doen voor een Jeugdinitiatief, waaronder maatregelen ter uitvoering van de jeugdelementen van de Vaardighedenagenda. Dit zal voorstellen bevatten voor een kwaliteitskader voor leerwerkplaatsen en een (wetgevend) voorstel voor verhoogde mobiliteit van lerenden. Vooralsnog is de reikwijdte van genoemd kwaliteitskader niet helder, gezien de grote verschillen tussen lidstaten in de vormgeving van beroepsonderwijs (die varieert tussen leerwerkplaatsen zoals in Duitsland en Oostenrijk, en het bredere work based learning zoals in Zweden). Nederland is voorstander van meer mobiliteit van lerenden in het beroepsonderwijs, en voldoende ondersteuning hiervan vanuit het programma Erasmus+. Het is echter op dit moment niet duidelijk wat, in aanvulling hierop, de toegevoegde waarde van een wetgevend voorstel zou kunnen zijn, en hoe dit past binnen het huidige budgettaire kader voor Erasmus+.

De Commissie kondigt een niet-wetgevend voorstel aan gericht op modernisering van funderend en hoger onderwijs. Nederland heeft tijdens zijn recente EU-Voorzitterschap de modernisering van het Europese hoger onderwijs als prioriteit behandeld en kan het aangekondigde voorstel op dit gebied dan ook verwelkomen. Het nu aangekondigde voorstel heeft echter een bredere reikwijdte. Op het gebied van het funderend onderwijs liggen maatregelen op Europees niveau minder voor de hand. Het kabinet kan een initiatief van de Commissie ondersteunen, zolang dit de nationale bevoegdheden op dit terrein volledig respecteert en het wederzijds leren tussen lidstaten ondersteunt. Ook dient het rekening te houden met de samenwerkingsprioriteiten op onderwijsterrein tot 2020 die eind 2015 door de Raad vastgesteld werden.

In de Vaardighedenagenda heeft de Commissie eerder dit jaar een maatregel aangekondigd gericht op het volgen van afgestudeerden van het tertiair onderwijs op de arbeidsmarkt («tracking» 10). Dit voorstel is nu opgenomen in het werkprogramma 2017. Nederland vindt het evenals de Commissie van belang om inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de positie van afgestudeerden op de arbeidsmarkt, dus enige vorm van «tracking» te realiseren. Veel hangt echter af van de vormgeving hiervan. Nederland acht het wenselijk dat sprake zal zijn van een gerichte, maar flexibele aanpak waarbij lidstaten zich kunnen opgeven voor deelname aan dit onderdeel («opt-in»). De proportionaliteit van een geheel verplicht EU-breed trackingsysteem lijkt negatief, ook gezien de inzichten die lidstaten veelal zelf al hebben (zoals in Nederland).

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Commissie kondigt aan met een voorstel te komen over een Europese pijler van sociale rechten, als vervolg op de publieke consultatie over dit onderwerp die op 8 maart 2016 van start is gegaan. Ook is de Commissie voornemens een aantal gerelateerde wetgevende en niet-wetgevende initiatieven te presenteren op het gebied van het combineren van arbeid en zorg, toegang tot sociale bescherming, de implementatie van de Arbeidstijdenrichtlijn en de Richtlijn betreffende de verplichting van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst of -verhouding van toepassing zijn. Zoals uiteengezet in de kabinetsreactie op de consultatie over de sociale pijler1, staat het kabinet positief tegenover dit initiatief. Goed functionerende arbeidsmarkten en sociale zekerheidsstelsels zijn van cruciaal belang om de uitdagingen op sociaal terrein het hoofd te bieden, armoede te bestrijden, banen te creëren en inclusieve groei te realiseren. De pijler zou hier een bijdrage aan kunnen leveren. Daarbij is het wel van belang dat rekening wordt gehouden met de verschillen tussen lidstaten en het feit dat sociaal beleid in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf. Ook moet de pijler toegevoegde waarde hebben ten opzichte van reeds bestaande instrumenten zoals die in het kader van het Europees Semester en de Open Methode van Coördinatie. Naast het voorstel voor een sociale pijler, ziet het kabinet ook de gerelateerde initiatieven met belangstelling tegemoet. Het kabinet is met name benieuwd naar de wijze waarop het initiatief ten aanzien van het combineren van arbeid en zorg zal worden ingericht, het kabinet twijfelt of Europese wetgevende maatregelen op dit terrein kunnen voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel.

Veiligheid en Justitie

De Commissie heeft op 13 mei 2015 een Europese migratieagenda gepresenteerd. Hierin benadert de Commissie het migratievraagstuk in de volle breedte, zowel vanuit de interne als de externe dimensie en de samenhang daartussen. Sindsdien heeft de Commissie een veelvoud aan voorstellen gepresenteerd die hieraan uitwerking geven en de Commissie gaat op dit ingezette spoor verder. De behandeling van het voorstel voor een Europese grens- en kustwacht is afgerond, waarbij het voor het kabinet nu van belang is om deze zo snel mogelijk volledig te operationaliseren. Andere voorstellen, met name voor wat betreft het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en de herziening van de Visumcode, worden nu door lidstaten en Europees Parlement behandeld. Gezien de verscheidenheid en veelheid aan voorstellen, is het op dit moment nog niet mogelijk om te preciseren hoe lang de onderhandelingen in beslag zullen nemen. Daarnaast is in het Werkprogramma aandacht voor de verbetering van IT-systemen en informatiedeling, met onder meer het voorstel voor een EU reisinformatie- en autorisatiesysteem (ETIAS) en de herziening van het Schengen Informatiesysteem. Tevens is nauwe samenwerking met landen van herkomst, transit en opvang van belang. In dit kader zal het kabinet een actieve rol spelen bij de totstandkoming van de migratiecompacts met een aantal belangrijke herkomst-, transit- en opvanglanden. De door de Commissie voorgestelde compacts met landen van herkomst en transit staan in het kader van een brede, geïntegreerde benadering, waarbij ook het economische, politieke en veiligheidsdomein een rol spelen. Het kabinet hecht grote waarde aan spoedige resultaten op de compacts en speelt hierin ook een actieve rol. De Commissie stelt laatstelijk in het Werkprogramma dat effectieve instrumenten om de Unie op een legale manier te bereiken, hetzij door legale migratie, hetzij door hervestiging, van belang zijn. Het kabinet ziet mogelijke voorstellen hieromtrent met belangstelling tegemoet en wijst in dit kader tevens op het belang van een succesvolle afronding van het voorstel tot oprichting van een Europees hervestigingskader.

De Commissie kondigt een uitwerking aan van het Europese dataprotectiepakket dat op 27 april 2016 in Brussel is vastgesteld. Dat bestaat uit de Algemene verordening gegevensbescherming, de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging, en de Richtlijn over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR). Het gehele pakket moet uiterlijk twee jaar na vaststelling van kracht zijn. De verordening treedt in de plaats van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Zij zal rechtstreeks toepasselijk zijn, maar noopt niettemin tot nationale wetgeving, te weten de intrekking van de Wbp en de vaststelling van een Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. De Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging moet wel worden omgezet. Dat gebeurt door een wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. De PNR-richtlijn zal worden geïmplementeerd door vaststelling van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven. Van elk van de genoemde wetten is een voorstel van wet in voorbereiding. Het kabinet kijkt uit naar de voorstellen van de Commissie. Momenteel is het nog onduidelijk hoe er invulling gegeven gaat worden aan de Algemene verordening gegevensbescherming en de aan te passen instrumenten. Het kabinet zal goed kijken naar de verhouding van de voorstellen en de impact die deze zullen hebben op de lidstaten en zal met name aandacht schenken aan de vraag of de EU-instellingen en -organen op dezelfde wijze behandeld worden als de lidstaten.

Het kabinet ziet uit naar het voorstel van de Commissie dat ertoe strekt de samenwerking tussen lidstaten te vergroten op het terrein van het afnemen van criminele winsten. In 2014 verscheen al een harmoniserende richtlijn betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (Richtlijn 2014/42/EU). Bij de totstandkoming heeft Nederland aandacht gevraagd voor de totstandkoming van een instrument voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging op dit terrein. Het doel daarvan is om samenwerking bij het leggen van (strafvorderlijk) beslag in de Unie te versterken en de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke ontnemingsbeslissingen in andere Lidstaten te vereenvoudigen.

De Commissie kondigt aan dat ze zich zal toeleggen op de implementatie van het Actieplan ter versterking van de strijd tegen Terrorismefinanciering d.d. 2 februari 20162. In algemene zin is Nederland voorstander van strengere regels om het financieren van terrorisme tegen te gaan. De plannen van de Commissie ter zake sluiten ook aan bij ontwikkelingen in internationaal verband, zoals de G20 en de Financial Action Task Force (FATF). Het belang van dit Actieplan is door de Raad onder Nederlands voorzitterschap benadrukt in Raadsconclusies d.d. 12 februari. Aan een aantal acties uit het Actieplan is inmiddels uitvoering gegeven met het wijzigingsvoorstel voor de vierde Anti-witwasrichtlijn van 6 juli jl. (BNC-fiche d.d. 9 september 2016; Kamerstuk 22 112, nr. 2199) waarover de onderhandelingen momenteel gaande zijn. Tevens vindt op dit moment implementatie plaats van de oorspronkelijke vierde Anti-Witwasrichtlijn. Andere onderdelen van het Actieplan zien onder meer op de harmonisering van de strafbaarstelling van witwassen, de uitwisseling van informatie over nationale bevriezingsacties, de aanpak van illegaal contantenverkeer, de verbetering van wederzijdse erkenning van confiscatie van crimineel geld tussen lidstaten en de bestrijding van handel in cultuurgoederen. De Raad houdt scherp oog op de voortgang van het Actieplan.

Het kabinet ziet met belangstelling de voorstellen tegemoet op het gebied van financieel rechercheren. Financieel rechercheren (geldstromen en administratieve sporen) is een effectief instrument in de strijd tegen alle vormen van zware en georganiseerde misdaad en terrorisme. Binnen de EU moet beter gebruik worden gemaakt van dit instrument op nationaal niveau en bij grensoverschrijdende samenwerking.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nederland verwelkomt initiatieven die tot doel hebben de waarde en het gezamenlijk uitvoeren van Health Technology Assessment (HTA) in Europa te bevorderen. Het HTA heeft tot doel de waarde van zorginterventies in de zorg vast te stellen en is de basis voor vergoedingsbeslissingen voor het verzekerde pakket. HTA dient daarmee een publiek belang. Gezien de aard en de rol bij nationale vergoedingsbeslissingen raken de methodologie en gebruik van de uitkomsten van HTA echter aan de nationale competentie. Naar verwachting zal een EU-initiatief op dit terrein, zeker indien sprake is van wetgeving, leiden tot debat in zowel de nationale context van lidstaten, als op EU-niveau. Het kabinet zal derhalve scherp toezien op de subsidiariteit en proportionaliteit van eventuele initiatieven, met nadrukkelijke inachtneming van de nationale competentie ten aanzien van de bekostiging van zorginterventies.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Kamerstukken 22 112 en 29 544, nr. 2141.

X Noot
2

Over het Actieplan werd u geïnformeerd per BNC fiche van 11 maart 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2076) en Verslag van een schriftelijk overleg (Kamerstuk 22 112, nr. 2124).

Naar boven