22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2124 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 april 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 11 maart 2016 betreffende het fiche inzake het Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering (Kamerstuk 22 112, nr. 2076).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 maart 2016 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 25 april 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering en de kabinetsreactie in de vorm van een BNC-fiche. Voor de leden van de VVD-fractie dient volle inzet gepleegd te worden op het bestrijden van terrorismefinanciering. Gezien alle gebeurtenissen dient Nederland, zeker als voorzitter van de Europese Unie, erop toe te zien dat de lopende wetgevingsprocessen om terrorismefinanciering aan te pakken rap en secuur worden afgerond. Zonder financiering heeft terrorisme minder kans. De leden van de fractie van de VVD steunen dan ook maatregelen die terrorismefinanciering op een effectieve en efficiënte manier kunnen voorkomen. Deze leden hebben echter nog wel een aantal vragen.

Terrorismefinanciering moet natuurlijk allereerst bij de bron aan gepakt worden, dat wil zeggen waar de financieringsstromen voor terrorisme beginnen. Hoe zorgt de huidige regelgeving en het voorliggende actieplan daarvoor? Hoe wordt dit aangepakt? Welke rol hebben bijvoorbeeld de Wereldbank en IMF in landen van oorsprong van financieringsstromen van terrorisme? Wat zijn de knelpunten bij het aanpakken van terrorismefinanciering in gebieden waar de nationale overheden ter plaatse zelf geen inzet plegen en hoe wordt daar mee omgegaan?

In hoeverre is er zicht op de omvang en de oorsprong van terrorismefinanciering? Hoe effectief en efficiënt zijn de maatregelen geweest die tot nu toe zijn ingevoerd? Hoe is de strijd tegen terrorismefinanciering effectiever en efficiënter te voeren. Wat zijn de grootste knelpunten, problemen en/of lacunes op dit moment op het terrein van terrorismefinanciering die niet aangepakt kunnen worden? En hoe dragen de voorgestelde maatregelen daaraan bij?

Wat en hoe kunnen nieuwe technologische ontwikkelingen en innovatie bijdragen aan het effectiever en efficiënter tegengaan van terrorismefinanciering? En wat en hoe aan minder administratieve lasten?

Waarom kan Nederland tijdens het EU-voorzitterschap zich bij dit voorstel wel uitgebreid uitspreken over de (on-)wenselijkheid van de verschillende voorstellen, en bijvoorbeeld bij het voorstel over belastingontwijking ATAP (Anti Tax Avoidance Package) niet?

De Europese Commissie roept lidstaten op om de implementatiedatum van de 4e anti-witwasrichtlijn te vervroegen. Klopt het dat de 4e anti-witwasrichtlijn uiterlijk medio 2017 geïmplementeerd moet zijn? Zo nee, wanneer dan wel? Wanneer wordt de Implementatiewet voor de 4e anti-witwasrichtlijn aan de Tweede Kamer voorgelegd? Waarom vervroegt Nederland de implementatiedatum niet? En hoe is dit gekoppeld aan het UBO-register, waar recent ook een schriftelijk overleg over is gestart?

Bij maatregel 2 (lijst derde landen) staat dat zoveel mogelijk zou moeten worden aangesloten bij lijsten die in FATF-verband worden opgesteld. Waarom wordt niet volledig aangesloten bij de lijsten? Waar hangt dit vanaf?

De leden van de VVD-fractie vinden zoals bekend FinTech-ontwikkelingen van belang. Bij maatregel 4 (virtuele valuta platforms, zoals bitcoins) zal Nederland zich bij een wetgevingsvoorstel inzetten voor verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen. Het kabinet heeft eerder aangegeven zich hier inderdaad zorgen over te maken, omdat er een hoog risicoprofiel is volgens De Nederlandsche Bank (DNB) en de European Banking Authority (EBA). In hoeverre gaan de maatregelen ervoor zorgen dat het risicoprofiel lager wordt? En indien deze maatregelen daar voor zorgen, kan er dan ook op andere fronten weer meer ruimte komen voor deze sector? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit type maatregelen in nauw overleg met de betrokken sectoren tot stand moeten komen. Gaat de Minister ook met de Verenigde Bitcoinbedrijven Nederland (VBN) overleggen hierover? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister de Tweede Kamer over de uitkomsten rapporteren?

Welke sectoren kunnen geraakt worden door de maatregelen 4 «prepaid cards» en 10 «illegaal vervoer van cash geld» en/of maatregelen ter beperking van het gebruik van het 500 euro biljet? In hoeverre zal bij de laatste sprake zijn van een waterbedeffect: namelijk dat uitgeweken zal gaan worden naar andere biljetten en/of valuta? De Europese Centrale Bank (ECB) gaat natuurlijk over het al dan niet afschaffen van het 500 euro biljet: kan de Minister aangeven wat de opvatting en/of stand van zaken zijn bij de ECB hierover?

Wat wordt precies bedoeld met centrale registers van bank- en betaalrekeningen of centrale systemen voor gegevensontsluiting? Er wordt gerefereerd aan een Nederlandse ontwikkeling, maar in hoeverre is dit iets nationaals? Hoe gaan de Nederlandse en Europese ontwikkelingen op elkaar aansluiten?

Wat wordt concreet bedoeld met het aanvullen van de bestaande overeenkomst tussen de EU en de VS met betrekking tot het Terrorist Finance Tracking Programme (TFTP)?

Welke verschillen zijn er op dit moment bij het uitvoeren van de Sanctiewet 1977, een kaderwet en de grondslag voor de uitwerking van (inter-)nationale regels ter uitvoering van de internationale sanctiemaatregelen, dan wel de interpretatie over de uitvoering door de financiële toezichthouders, tussen Nederland en andere EU-landen (zoals het Verenigd Koninkrijk)?

Actal heeft in een recent onderzoek ook naar de Sanctiewet 1977 gekeken: «Gegeven het maatschappelijk doel van de Wwft en de Sanctiewet is een lastenluwe uitvoering van deze screenings en meldingen alleen te realiseren als de informatiepositie van de overheid hierdoor niet wordt aangetast. De uitvraag kan worden vereenvoudigd door betere indicatoren te ontwikkelen, in het bijzonder voor het mkb. Elementen die hierbij moeten worden overwogen zijn standaardisatie en transparantie van gegevens en kenmerken. Wij adviseren om op mkb-kredieten gerichte methodes voor detectie en screening in het kader van de Wwft en de Sanctiewet te laten ontwikkelen en te accepteren.» En: «De uitdaging is om – speciaal voor het MKB – goede indicatoren te ontwikkelen en de processen te vereenvoudigen, zodat de overheid wel goed geïnformeerd blijft, maar de kosten van kredietverstrekking omlaag kunnen.» In hoeverre gaat de Minister hier naar kijken?

De leden van de VVD-fractie steunen de inzet om een goed impactassessment op te stellen, maar vindt dat dit breder moet dan alleen de maatregelen 4 en 10. Is de Minister daartoe bereid? Zo nee, waarom niet? Waarom kunnen de maatregelen 4 en 10 vooral invloed hebben op specifieke Europese bedrijfstakken, waaronder telecommunicatiesector en de retailsector? Waarom worden specifiek deze twee sectoren genoemd? In hoeverre heeft de Minister overleg met de betrokken sectoren? En wanneer kan de Minister de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van overleg met betrokken sectoren? Welke andere sectoren zullen de effecten van de voorgestelde maatregelen (ook anders dan de maatregelen 4 en 10) in het actieplan kunnen gaan merken? Hoe vindt hier overleg mee plaats?

De leden van de VVD-fractie lezen dat voor de aangekondigde maatregelen in wetgevingsvoorstellen en actieplannen, mogelijk zal worden ingegaan op regeldruk en administratieve lasten door de Europese Commissie. Deze leden vinden dat er sowieso altijd op deze twee aspecten in moet worden gegaan. Hoe staat de Minister daarin? En is de Minister bereid te pleiten dat sowieso in zal worden c.q. moeten gegaan op regeldruk en administratieve lasten door de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet? Welke sectoren kunnen of zullen te maken krijgen met hogere regeldruk en hogere administratieve lasten als gevolg van de voorgestelde maatregelen in het actieplan en welke met minder?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie stellen met leedwezen vast, dat de lafhartige aanslagen in Brussel van 22 maart andermaal onderstrepen dat alles op alles gezet moet worden om terrorisme te bestrijden. Een essentieel onderdeel daarvan is de bestrijding van de financiering van terrorisme. Voorkomen moet worden dat terroristen en terroristische netwerken de middelen ter beschikking krijgen om aanslagen voor te bereiden en uit te voeren. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven dan ook het doel van het actieplan om het financieren van terrorisme nog intensiever te gaan bestrijden. De genoemde leden ondersteunen de toegezegde coöperatieve opstelling van Nederland ten aanzien van de door de Europese Commissie aangekondigde maatregelen. De leden van de PvdA-fractie hebben nog de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn is voorzien?

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de stand van zaken van de voorstellen die met Frankrijk zijn gedaan voor het instellen van een EU-platform voor het delen van nationale bevriezingsmaatregelen. Hoe is door andere lidstaten gereageerd op deze voorstellen? Wanneer is een dergelijk platform naar verwachting opgericht?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het opvragen of vorderen van gegevens van banken noodzakelijk kan zijn bij het bestrijden van terrorismefinanciering. De Europese Commissie wil de mogelijkheden hiertoe uitbreiden; hoe kijkt de Minister daar tegenaan? Vergt een eventuele uitbreiding aanpassing van wet- en regelgeving en hoe wordt de privacy van mensen in dit geval gewaarborgd?

De leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van afschaffing van het 500 euro biljet, dit is een unieke kans om criminele en terroristische organisaties van middelen te ontdoen. De ECB heeft toegezegd onderzoek te zullen doen naar de voor- en nadelen van afschaffing; de genoemde leden vragen wanneer dit onderzoek naar verwachting is afgerond?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering. De leden hebben daarover enkele vragen.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister een voorlopig overzicht kan geven van de te behandelen voorstellen binnen het behandelingstraject van de Ecofin en eventuele andere raden waar de voorstellen besproken zullen worden. Een aanduiding van de planning, inclusief de implementatietermijn van de diverse maatregelen, zouden de leden op prijs stellen.

De leden van de SP-fractie constateren dat de voorstellen die betrekking hebben op centrale registers van bank- en betaalrekeningen of centrale systemen voor gegevensontsluiting mogelijk gevolgen hebben voor het bankgeheim. Kan de Minister dat bevestigen, en zo ja, aangeven wat de gevolgen zijn? Wat zijn de gevolgen voor de privacy van cliënten als het gaat om cliëntenonderzoek en toepassing daarvan op vooraf betaalde instrumenten zoals prepaid cards?

De leden van de SP-fractie constateren voorts dat diverse voorstellen uit het actieplan gevolgen zullen hebben voor de privacy van burgers in algemene zin, gezien er grondiger gegevensuitwisseling plaats zal vinden. Is de Minister bereid om de Commissie te vragen deze gevolgen uitgebreid in kaart te brengen?

De leden van de SP-fractie delen het verzoek van de Minister om aan te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn, en vragen de Minister om erop aan te dringen dat deze informatie tijdig naar de nationale parlementen gestuurd wordt.

Kan de Minister aangeven of en in hoeverre het Actieplan gevolgen heeft voor de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De urgentie om antiterrorisme wetgeving aan te passen is groot. De leden van de CDA-fractie pleiten dan ook voor spoed, echter hierbij moet rekening gehouden worden met de grenzen van Europese rechtsstatelijke waarden. Van het gehele pakket terrorisme bestrijdingsmaatregelen van de Europese Commissie zijn de maatregelen omtrent de strijd tegen terrorismefinanciering van essentieel belang om de gang van (potentiele) terroristen te volgen en te hinderen. De leden van de CDA-fractie willen dan ook een inschatting van de Minister over wanneer voorgestelde maatregelen inwerking treden. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie de Minister in hoeverre deze beperkt is in het overbrengen van de Nederlandse positie gezien zijn rol als voorzitter.

Dit overleg betreft voorstellen van de Europese Commissie die niet compleet nieuw zijn, maar het uitbouwen en moderniseren van al eerdere voorstellen. Het betreft voornamelijk het uitbouwen van de anti-witwasrichtlijn. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de reden is dat er tot op dit moment de voorgestelde maatregelen omtrent terrorismefinanciering nog niet zijn genomen. De eerste grote aanslag, Madrid, is toch al meer dan 10 jaar geleden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven door welke institutie het nemen van maatregelen wordt vertraagd.

Dit actie plan verwijst naar de doeltreffendheid van het EU-VS TFTP en stelt voor uit te zoeken of een EU capaciteit wenselijk is. Europese capaciteit om financiering van terrorisme op te sporen is zeer beperkt. Momenteel kan de EU slechts aan de betalingsgegevens van SWIFT komen via de VS d.m.v. het EU-VS TFTP. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of deze bereid is om in Europees verband de Commissie te vragen om met voorstellen te komen voor een EU Terrorist Finance Tracking Program (TFTP).

Over twee concrete voorstellen van de Europese Commissie vragen de leden van de CDA-fractie opheldering van de Minister. De Commissie stelt voor om versneld een lijst met landen vast te stellen waarvan de Commissie van oordeel is dat zij strategische tekortkomingen hebben bij de bestrijding van terrorismefinanciering en witwassen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een indicatie te geven van welke landen dit betreft. Gezien de honest broker rol die de Nederlandse regering als voorzitter aanneemt in onderhandelingen vragen de leden van de CDA-fractie in hoeverre er invloed op deze lijst kan worden uitgeoefend. Wanneer bijvoorbeeld Turkije op deze lijst staat en dus niet capabel gevonden wordt inzake deze antiterrorisme maatregelen conflicteert dat met andere onderhandelingen en afspraken die de EU met Turkije heeft gemaakt. De leden van de CDA-fractie willen van de Minister absoluut helder hebben hoe dergelijke belangenverstrengeling door de leden van nationale parlementen gecontroleerd kan worden. Wanneer dat niet mogelijk is vragen de leden van de CDA-fractie, hoewel dit niet wenselijk is gezien de urgentie van deze voorstellen, een behandel voorbehoud tot na het Nederlands voorzitterschap.

In het BNC-fiche stelt de Minister dat Nederland in beginsel positief staat tegenover een risicobeoordeling op EU niveau. Nederland houdt daarbij oog op het bereik van dit assessment zodat de in de beoordeling benoemde risico’s supranationaal van karakter zijn. De leden van de CDA-fractie onderschrijven het nut van een dergelijk assessment, maar vragen de Minister welke consequenties worden verbonden aan dergelijke risicobeoordeling en in hoeverre Nederland op basis hiervan gedwongen wordt aanpassingen te doen in de nationale wetgeving.

In het pakketvoorstel pleit de Europese Commissie er voor dat gegevensuitwisseling tussen EU en VN verbeteren. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister duidelijk aan te geven wat hiermee bedoeld wordt, of het gaat om individuele Europese lidstaten en de VN, of om Europese databanken, inlichtingendiensten en de VN. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of uitwisselen van gegevens binnen EU ook onderdeel uitmaken van de voorstellen, en vragen de Minister een update te geven omtrent de vorderingen van uitwisseling van gegevens tussen Europese lidstaten.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de relatie met de ontwikkeling van het UBO-register en hoe dit vorm krijgt binnen het actieplan van de strijd tegen terrorismefinanciering?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche met betrekking tot het actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering. Deze leden onderschrijven het belang van maatregelen om bronnen van terrorismefinanciering aan te pakken, om terrorismefinanciering te identificeren en om het illegaal vervoer van contante middelen ten behoeve van terrorismefinanciering tegen te gaan. Er kan een krachtige bijdrage worden geleverd aan de strijd tegen terrorisme door de toegang tot financieringsbronnen af te snijden. Deze leden zien de uitwerking van de aangekondigde maatregelen van de Europese Commissie met veel belangstelling tegemoet en benadrukken dat vanwege het grensoverschrijdende karakter van terrorismefinanciering het van groot belang is dat hiertegen gezamenlijk in Europees verband wordt opgetreden. Deze leden vragen de Minister om bij de beoordeling van de aangekondigde maatregelen oog te hebben voor de balans tussen het bevorderen van de veiligheid en het beschermen van de grondrechten, waaronder het recht van gegevensbescherming.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het voorstel. Het is wenselijk dat effectieve maatregelen om terrorismefinanciering te voorkomen zo snel mogelijk worden geïmplementeerd. In dit verband vragen de leden van de fractie van GroenLinks om een uitgebreidere tijdsplanning voor de verschillende maatregelen. Hoe beoordeelt de Minister de opmerking van Europees Commissaris Avramopoulos dat de lidstaten te traag zijn met de uitvoering in dit verband? Ziet de Minister mogelijkheden om binnen de bestaande opsporingsbevoegdheden meer Europees samen te werken? Hebben de Europese Commissie en andere Europese instellingen voldoende capaciteit om extra taken op zich te nemen?

Over de afzonderlijke maatregelen hebben de leden een aantal vragen:

Nederland maakt een voorbehoud bij maatregel 3. Deze leden willen graag weten wat dit behelst en wat de reden hiervoor is? Welke risico’s wil Nederland buitensluiten?

Betekent dit dat Nederland niet wil dat landgebonden terrorismerisico’s (zoals in het verleden ETA en IRA) een EU-risicobeoordeling krijgen?

Wat is de voortgang van het EU-platform voor het delen van nationale bevriezingsmaatregelen?

Welke uitwerking is voorzien van maatregel 8? Heeft Nederland hierin voorbehouden vooraf gemaakt? Zo ja, welke zijn dit?

Welke uitwerking is voorzien voor de technische bijstand aan derde landen in de bestrijding van terrorismefinanciering? Is hierin een coördinerende rol van de EDEO voorzien? Kan Nederland een dergelijke rol ondersteunen?

II Reactie van de Minister van Financiën

De leden van de VVD fractie vragen hoe de huidige regelgeving en het voorliggende Actieplan zorgen dat terrorismefinanciering wordt aangepakt bij de bron. Zij vragen welke rol de Wereldbank en IMF hebben in landen van oorsprong van financieringsstromen van terrorisme, wat de knelpunten zijn bij het aanpakken van terrorismefinanciering in gebieden waar de nationale overheden ter plaatse zelf geen inzet plegen en hoe daarmee wordt omgegaan.

Financiering van terrorisme kan in elk land plaatsvinden en financieringsstromen kunnen in elk land beginnen.1 Vrijwel alle landen hebben zich gecommitteerd aan de standaarden inzake de bestrijding van de financiering van terrorisme van de Financial Action Task Force (FATF). Deze standaarden hebben onder meer betrekking op verplichtingen voor relevante instellingen inzake cliëntenonderzoek en melding van ongebruikelijke transacties, transparantie van rechtspersonen, bevriezen van tegoeden van personen en entiteiten op sanctielijsten van de Verenigde Naties (VN) en internationale samenwerking. Langs deze lijnen zorgt de huidige regelgeving, ook in Nederland, voor de aanpak van de financiering van terrorisme.

De regels ter bestrijding van financiering van terrorisme worden voortdurend aangescherpt. Zo zijn de FATF standaarden laatstelijk in 2012 herzien. De lidstaten van de Europese Unie implementeren deze standaarden via de vierde anti-witwasrichtlijn, die op 26 juni 2017 in nationale wetgeving moet zijn geïmplementeerd.

Het Actieplan van de Europese Commissie voorziet in verdere aanscherping van dat Europees wettelijk kader. Zoals toegelicht in het BNC fiche gaat het onder meer om wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn die gericht zij op:

  • virtuele valuta platforms (bedrijven/organisaties waar virtuele valuta kunnen worden omgewisseld in reguliere valuta) onder het bereik van de richtlijn brengen;

  • strengere normen inzake het cliëntenonderzoek ten aanzien van vooraf betaalde instrumenten (bijvoorbeeld prepaid cards);

  • centrale registers van bank- en betaalrekeningen of centrale systemen voor gegevensontsluiting;

  • toegang door Financiële Inlichtingen Eenheden (FIU’s) tot de gegevens uit de in het vorige punt genoemde centrale registers of systemen en de uitwisseling tussen FIU’s van gegevens.

Op het terrein van wetgeving behelst het Actieplan verder voornemens voor versterking van de bevoegdheden van en samenwerking tussen douanediensten en voor de aanpak van illegaal vervoer van contant geld.

De Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) spelen een belangrijke rol bij de bestrijding van de financiering van terrorisme. Beide instituties delen hun expertise met ontwikkelingslanden door middel van technische assistentie. Verder hebben zij een model opgesteld voor het uitvoeren van een nationale risicoanalyse inzake de financiering van terrorisme. Als waarnemers bij de FATF dragen zij bij aan onderzoek terzake en de evaluatie van wetgeving en beleid van aangesloten landen.

De FATF kent een systeem van peer review van aangesloten landen: periodiek worden wetgeving en beleid van elk land geëvalueerd. Daarbij wordt onderzocht of de FATF standaarden voldoende zijn geïmplementeerd en of de uitvoering van de desbetreffende regels voldoende effectief is. Landen kunnen geconstateerde gebreken herstellen en daarover rapporteren aan de FATF. Zo constateerde de FATF in 2014 dat Nederland voldoende had ondernomen om eerder geconstateerde gebreken te herstellen. Waar landen in gebreke blijven, kan de FATF besluiten deze op te nemen in haar zogenoemde public statement. In de praktijk blijkt dat de desbetreffende landen vervolgens veelal alsnog actie ondernemen om de gebreken weg te werken en na verloop van tijd kunnen worden geschrapt van het public statement.

Daarnaast heeft de FATF in 2015 specifiek onderzoek verricht naar de implementatie van standaarden inzake terrorismefinanciering wereldwijd, in 190 landen. Dit onderzoek bracht een aantal tekortkomingen aan het licht, die nader zullen worden onderzocht. Inmiddels hebben 36 landen maatregelen genomen om gebreken in hun wetgeving te adresseren.2

Capaciteit en expertise vormen knelpunten bij de aanpak van de financiering van terrorisme. In het Actieplan van de Europese Commissie is dan ook onderkend dat assistentie aan derdelanden een belangrijk aspect is van de bestrijding van de financiering van terrorisme. Deze assistentie kan bijvoorbeeld zien op het opbouwen van capaciteit op justitieel terrein en aanpassing van wetgeving aan internationale standaarden. De EU werkt op dit terrein al samen met landen in Oost-Afrika.3

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre er zicht is op de omvang en de oorsprong van terrorismefinanciering? Zij willen weten hoe effectief en efficiënt de maatregelen zijn geweest die tot nu toe zijn ingevoerd en hoe de strijd tegen terrorismefinanciering effectiever en efficiënter is te voeren. Zij vragen naar de grootste knelpunten, problemen en/of lacunes op dit moment op het terrein van terrorismefinanciering en hoe de in het Actieplan voorgestelde maatregelen bijdragen aan het aanpakken daarvan.

Het verschijnsel terrorismefinanciering omvat een breed spectrum van transacties die sterk uiteenlopen in aard en omvang. Voor eenlingen of kleine cellen kunnen de kosten van een terroristische aanslag beperkt zijn. Anderzijds vergt de feitelijke controle van territorium door ISIL/Daesh de inzet van aanzienlijke middelen. Een schatting van de omvang van die middelen is opgenomen in recent onderzoek door de FATF.4

De wettelijke maatregelen tegen de financiering van terrorisme zijn erop gericht te voorkomen dat financiële instellingen (zoals banken en geldtransactiekantoren) of relevante professionele dienstverleners (zoals advocaten, notarissen en accountants) kunnen worden misbruikt. Die maatregelen zijn preventief van aard zodat effectiviteit moeilijk meetbaar is.

Het belangrijkste knelpunt in de bestrijding van terrorismefinanciering is de beschikbaarheid en mogelijkheid tot uitwisseling van informatie. Dit is onderkend tijdens de ingelaste plenaire vergadering van de FATF in december 2015, kort na de terroristische aanslagen in Parijs van november 2015.5 Beschikbaarheid en uitwisseling van informatie is ook een belangrijk aandachtspunt in het Actieplan van de Europese Commissie. Daarbij benoemt de Europese Commissie dat ook onder huidige wetgeving verbetering mogelijk is, bijvoorbeeld bij de uitwisseling van informatie tussen FIU’s.

De leden van de VVD-fractie vragen wat en hoe nieuwe technologische ontwikkelingen en innovatie kunnen bijdragen aan het effectiever en efficiënter tegengaan van terrorismefinanciering en aan minder administratieve lasten.

Nieuwe technologische ontwikkelingen en innovatie bieden enerzijds kansen voor het tegengaan van terrorismefinanciering maar kunnen anderzijds ook misbruikt worden voor terrorismefinanciering. In een recent rapport gaat toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) in op ontwikkelingen, kansen en risico’s.6 Kort gezegd kunnen technologische ontwikkelingen en innovatie bijdragen aan meer transparantie, bijvoorbeeld doordat informatie over klanten eenvoudiger en breder toegankelijk kan worden en vanuit diverse bronnen kan worden gecombineerd. Verder is denkbaar dat transactiemonitoring effectiever kan worden ingezet omdat met meer transparantie over de klant mogelijk meer gerichte individuele parameters kunnen worden ingezet om ongebruikelijke transacties voor die specifieke klant te identificeren. In beide gevallen kan dit ook effect hebben op de administratieve lasten.

FIU’s maken gebruik van nieuwe technologische ontwikkelingen en innovatie bij het analyseren van ongebruikelijke transacties (transacties die kunnen duiden op financiering van terrorisme) en het onderling delen van informatie. De FIU-Nederland speelt een actieve rol bij de internationale coördinatie op dit terrein.7

Kanttekening hierbij is dat bepaalde innovaties ook risico’s met zich mee brengen. Zo kunnen innovaties die anonimiteit van de klant vergroten het cliëntonderzoek bemoeilijken.8

De leden van de VVD-fractie willen weten welke implementatietermijn staat vermeld in de vierde anti-witwasrichtlijn. Met de leden van de fractie van de PvdA vragen zij naar de datum van implementatie in Nederland. Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe dit gekoppeld is aan het UBO-register. De leden van de CDA fractie willen in dit verband weten hoe het UBO-register vorm krijg binnen het Actieplan.

De verplichting tot het instellen van een UBO-register vloeit voort uit de vierde anti-witwasrichtlijn. Het Actieplan betreft maatregelen die aanvullend zijn aan wat nu al in die richtlijn staat. De implementatietermijn van de vierde anti-witwasrichtlijn is 26 juni 2017. Over de contouren van het Nederlands UBO-register is op 10 februari 2016 een brief gestuurd aan uw Kamer.9 Het streven is om voor de zomer van 2016 met een consultatieversie van de implementatiewetgeving te komen. Voor de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn is wijziging van formele wetgeving nodig. Dit betreft een zorgvuldig proces van meerdere fasen die tijd vergen, die het inkorten van de implementatietermijn lastig maken.

De leden van de fracties van VVD en CDA vragen naar de lijst met derde landen met een hoog risico. De leden van de VVD-fractie willen weten waarom bij het opstellen van deze lijst niet volledig wordt aangesloten bij lijsten die al door FATF worden opgesteld. De leden van de CDA fractie vragen om een indicatie van welke landen dit betreft.

Artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn schrijft voor dat de Europese Commissie in gedelegeerde handelingen een lijst zal opstellen met derde landen die in hun nationale AML/CFT-regelgeving strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie («derde landen met een hoog risico»). In het vierde lid van dit artikel is geregeld dat de Europese Commissie daarbij rekening zal houden met, kort gezegd, het oordeel van relevante internationale organisaties.

De FATF kent ook een lijst met landen die onvoldoende maatregelen nemen ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering.10 De FATF lijst is een internationale lijst en deze kent niet het extra criterium dat de tekortkomingen «een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Europese Unie.» Om die reden kan de FATF lijst niet zonder meer worden overgenomen, maar kan hij wel als uitgangspunt dienen. Op dit moment is nog niet bekend welke landen door de Europese Commissie worden geplaatst op de lijst, maar de verwachting is dat de Europese lijst zeer nauw zal aansluiten bij de FATF lijst.

De leden van de VVD-fractie vragen of de door de Europese Commissie voorgestelde maatregel met betrekking tot virtuele valuta platforms ervoor zal zorgen dat het risicoprofiel lager wordt en vragen of, indien de maatregelen daarvoor zorgen, er ook op andere fronten meer ruimte komt voor deze sector. Zij vragen of de Minister met de Verenigde Bitcoinbedrijven Nederland overlegt hierover en vragen of de Minister over dit overleg kan rapporteren.

De in het Actieplan genoemde maatregel strekt ertoe dat virtuele valuta exchange platforms onder de reikwijdte van de vierde anti-witwasrichtlijn en eventueel de herziene betaaldienstenrichtlijn worden gebracht. Het inherente risicoprofiel van met name anonieme decentrale virtuele valuta zou niet veranderen door deze maatregel. Juist vanwege het decentrale en anonieme karakter is toezicht op deze virtuele valuta beperkt mogelijk.

De exchange platforms zijn een goed aangrijpingspunt om aan het begin van de keten in Nederland de risico’s te beperken. Exchange platforms vervullen een spilfunctie tussen enerzijds de sterk anonieme betalingsomgeving van virtuele valuta en anderzijds het reguliere (girale) betalingsverkeer. De verplichting voor deze platforms om cliëntenonderzoek en transactiemonitoring te doen, kan mogelijk voorkomen dat bepaalde klantrelaties worden aangegaan of kan ervoor zorgen dat juist tot beëindiging van een klantrelatie wordt overgegaan en dat bepaalde transacties niet worden uitgevoerd die anders mogelijk ten dienste van het financieren van terrorisme zouden staan. Deze sector zal fors moeten investeren in de nodige expertise en processen om aan de eisen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) te kunnen voldoen.

Wel is het goed om in gedachten te houden dat met het toevoegen van deze exchange platforms aan de Wwft instellingen (de poortwachters van het financieel systeem) een impuls wordt gegeven aan het betalingsverkeer waarbij rechtstreeks met virtuele valuta kan worden afgerekend door het publiek. Dit zou op termijn de mogelijkheden kunnen vergroten om vanuit de veelal sterk anonieme betalingsomgeving van virtuele valuta direct diensten en producten af te nemen die voorheen alleen via het sterk(er) gereguleerde (girale) betalingsverkeer mogelijk waren. Het is niet uit te sluiten dat dit hierdoor de (compliance)kosten voor bestaande en nieuwe Wwft instellingen groter worden, omdat zij de (integriteits)risico’s van deze nieuwe manier van betalen zullen moeten mitigeren.

Ook moet bedacht worden dat de voorziene regulering beperkt is tot de Europese Unie: exchange platforms buiten de Unie zouden daar niet onder vallen. Dit is van belang in zoverre exchange platforms in de EU virtuele valuta zouden willen afnemen van dergelijke platforms buiten de Unie. Verder zouden gebruikers in de EU betrekkelijk eenvoudig virtuele valuta kunnen aanschaffen via dergelijke platforms buiten de Unie. Een wereldwijd gecoördineerde aanpak blijft dan ook van groot belang. Nederland is nauw betrokken bij de voortgaande discussie in de FATF op dit terrein.11

Er zijn contacten met vertegenwoordigers van de private sector, waaronder de Verenigde Bitcoinbedrijven Nederland. Uitkomsten van overleg met de private sector komen aan de orde bij het informeren van uw Kamer over ontwikkelingen in wetgeving en beleid op dit terrein.

De leden van de VVD-fractie vragen welke sectoren geraakt kunnen worden door de voorgestelde maatregelen met betrekking tot prepaid cards, illegaal vervoer van cash geld en ter beperking van het gebruik van het 500 euro biljet. Met betrekking tot die laatste maatregel vragen zij of mogelijk uitgeweken zal gaan worden naar andere biljetten en/of valuta. Met de leden van de fractie van de PvdA vragen zij naar de stand van zaken van het onderzoek van de ECB over deze biljetten. De leden van de SP-fractie vragen wat bij vooraf betaalde instrumenten zoals prepaid cards de gevolgen zijn van cliëntenonderzoek voor de privacy van de cliënten.

Naar verwachting zullen banken en elektronisch geldinstellingen die prepaid cards uitgeven worden geraakt door aanscherpingen van de regels met betrekking tot prepaid cards. Indirect krijgen ook hun agenten en distributeurs hiermee te maken. Wat de precieze inhoud wordt van die maatregelen, is op dit moment nog niet te zeggen. De privacy aspecten van cliëntenonderzoek bij afnemers (cliënten) van prepaid cards zullen naar verwachting niet anders zijn dan die van cliëntenonderzoek bij andere cliënten van Wwft-instellingen. Maatregelen met betrekking tot het vervoer van cash zullen met name effecten hebben voor vervoerders van cash geld.

Maatregelen ter beperking van het gebruik van het EUR 500 biljet zullen effect hebben bij eenieder die van dit biljet gebruik maakt. De verwachting is dat het afschaffen van het biljet van EUR 500 zal leiden tot een groter gebruik van de kleinere coupures (EUR 50, 100 en 200). Ook zal een deel van de tegoeden die nu nog worden aangehouden in biljetten van EUR 500, mogelijk worden omgezet in bankbiljetten van andere valuta. De precieze omvang van deze effecten is moeilijk te voorspellen.

Van de zijde van de ECB is medegedeeld dat men zich beraadt op de toekomstige status van het EUR 500 biljet. Een ECB onderzoek is gaande. Dit onderzoek wordt naar verwachting voor de zomer afgerond.

De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt bedoeld met centrale registers van bank- en betaalrekeningen of centrale systemen voor gegevensontsluiting. Zij verwijzen naar de informatie in het BNC-fiche over nationale ontwikkelingen met betrekking tot een dergelijk systeem en vragen hoe de Nederlandse en de Europese ontwikkelingen op elkaar aansluiten.

In het BNC-fiche is gesproken over een nationaal systeem met daarin de tenaamstellingen van bank- en betaalrekeningen met als doel het snel en accuraat verkrijgen van gegevens over een persoon die onderwerp van onderzoek is. Dit doel kan bereikt worden door middel van een centraal register, maar het kan ook door middel van een systeem waarbij het niet nodig is de gegevens centraal op te slaan. In het actieplan rijksbrede aanpak van fraude is aangekondigd dat zou worden onderzocht of een dergelijke voorziening haalbaar is.12 Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in samenwerking met onder meer de Nederlandse Vereniging van Banken, enkele grote banken, de Nationale Politie, de Bijzondere Opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. Het onderzoek heeft geleid tot overeenstemming tussen partijen over de inrichting van een verwijzingsportaal bankrekeningen: een systeem waarbij de gegevens niet centraal worden opgeslagen, maar waarbij een technische voorziening het mogelijk maakt om geautomatiseerd per vordering of bevraging de gegevens bij de banken op te halen. Belangrijke uitgangspunten bij de keuze voor dit systeem waren dataminimalisatie, proportionaliteit van de impact van deze oplossing voor zowel banken als overheid en het waarborgen van de privacy van rekeninghouders. Uitgangspunt is dat de toegang tot het systeem is gebaseerd op bestaande wettelijke bevoegdheden. Op basis van bestaande Europese en internationale kaders voor politiële en justitiële samenwerking kunnen ook andere lidstaten snel en accuraat gegevens krijgen uit dit systeem over rekeninghouders bij in Nederland gevestigde banken en vice versa.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de Minister vindt van de voorstellen om mogelijkheden tot het opvragen of vorderen van gegevens van banken uit te breiden. Zij vragen of voor een eventuele uitbreiding aanpassing van wet- en regelgeving nodig is en hoe de privacy van mensen in dit geval wordt gewaarborgd. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om te bevestigen dat de voorstellen met betrekking tot de centrale registers van bank- en betaalrekeningen of centrale systemen voor gegevensontsluiting gevolgen hebben voor het bankgeheim en willen weten wat de gevolgen daarvan zijn.

Bij de nadere uitwerking van het verwijzingsportaal bankrekeningen is als uitgangspunt genomen dat toegang tot het verwijzingsportaal gebaseerd zal zijn op bestaande wettelijke bevoegdheden. De (bijzondere) opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie hebben op grond van het Wetboek van Strafvordering nu al de bevoegdheid om van banken gegevens te vorderen onder meer in het kader van de opsporing van belastingfraude, corruptie, witwassen, terrorismefinanciering en het opsporen van vermogensbestanddelen. Het voor Nederland beoogde systeem dat tot doel heeft de wijze van vorderen en opvragen efficiënter in te richten, heeft dan ook geen verdergaande gevolgen voor het bankgeheim. Zouden de voorstellen van de Europese Commissie een aanzienlijk verdere toegang tot bankgegevens inhouden, dan is aanpassing van regelgeving mogelijk nodig.

De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt bedoeld met het aanvullen van de bestaande overeenkomst tussen de EU en de VS met betrekking tot het Terrorist Finance Tracking Programme (TFTP). De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is om de Europese Commissie te vragen om met voorstellen te komen voor een EU TFTP.

In het Actieplan stelt de Europese Commissie voor om te onderzoeken of naast het bestaande TFTP behoefte is aan aanvullende mechanismen om transacties te traceren ten behoeve van het tegengaan van terrorisme(financiering). TFTP is een programma van de Amerikaanse overheid waarmee door de Amerikaanse overheid financiële informatie wordt opgevraagd bij SWIFT, met als doel het tegengaan van terrorisme(financiering). Met «aanvullen» wordt blijkens het Actieplan bedoeld dat een mogelijk aanvullend Europees programma niet bedoeld is om een overlap te hebben met het al bestaande TFTP. De Europese Commissie verwijst in het Actieplan in het bijzonder naar transacties die niet onder de TFTP-overeenkomst tussen de EU en de VS vallen, met name betalingen in euro binnen de EU, en die wellicht niet op andere wijze kunnen worden getraceerd. Het lijkt raadzaam om het onderzoek van de Europese Commissie op dit punt af te wachten en om op basis daarvan te bepalen of het opportuun is om de Europese Commissie te vragen om voorstellen voor een Europees TFTP.

De leden van de VVD-fractie vragen welke verschillen bestaan tussen Nederland en andere EU-landen (zoals het Verenigd Koninkrijk) over uitvoering van sanctieregelgeving dan wel over de uitvoering van die regelgeving door de financiële toezichthouders.

Op grond van resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de VN zijn landen verplicht om maatregelen te nemen gericht op bevriezing van tegoeden van personen en entiteiten die, kort gezegd, betrokken zijn bij terrorisme. In Nederland strekt daartoe de Sanctieregeling terrorisme 2007-II. Dit is een regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken op basis van de Sanctiewet 1977. Op grond van deze regeling kan de Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Veiligheid en Justitie, personen en entiteiten aanwijzen ten aanzien van wie de bevriezingsverplichting van toepassing is. Zulke aanwijzingen zijn inmiddels gegeven met betrekking tot 48 personen en drie organisaties.

Binnen de Europese Unie wordt Resolutie 1373 verschillend geïnterpreteerd en toegepast. Dat ligt aan uiteenlopende afwegingen over effectiviteit, rechtszekerheid en de inzet van verschillende beschikbare maatregelen. Dit betekent dat de praktijk voor toezichthouders ook verschilt. In Nederland houden DNB en de Autoriteit Financiële Markten toezicht op de naleving van de sanctieregelgeving. DNB heeft hiervoor de Leidraad WWFT en SW opgesteld.13 De Raad van Economische en Financiële Zaken (ECOFIN) heeft onlangs alle EU lidstaten opgeroepen om publieke informatie over de nationale uitvoering van Resolutie 1373 van de VN Veiligheidsraad voor 1 mei 2016 aan elkaar beschikbaar te stellen.

De leden van de VVD-fractie citeren een recent onderzoek van Actal waarin ook naar de Sanctiewet 1977 is gekeken: «Gegeven het maatschappelijk doel van de Wwft en de Sanctiewet is een lastenluwe uitvoering van deze screenings en meldingen alleen te realiseren als de informatiepositie van de overheid hierdoor niet wordt aangetast. De uitvraag kan worden vereenvoudigd door betere indicatoren te ontwikkelen, in het bijzonder voor het mkb. Elementen die hierbij moeten worden overwogen zijn standaardisatie en transparantie van gegevens en kenmerken. Wij adviseren om op mkb-kredieten gerichte methodes voor detectie en screening in het kader van de Wwft en de Sanctiewet te laten ontwikkelen en te accepteren.» En: «De uitdaging is om – speciaal voor het MKB – goede indicatoren te ontwikkelen en de processen te vereenvoudigen, zodat de overheid wel goed geïnformeerd blijft, maar de kosten van kredietverstrekking omlaag kunnen.» Zij vragen in hoeverre de Minister hier naar gaat kijken.

Naar aanleiding van het advies van Actal «Regeldruk bij kredietverstrekking» heb ik uw Kamer bij brief van 4 november 2015 geïnformeerd over acties die naar aanleiding van dat advies zouden kunnen worden genomen. Met betrekking tot het advies over indicatoren voor het mkb heb ik uw Kamer het volgende geantwoord:

«Voor het vertrouwen en integriteit in de financiële sector, is het cruciaal dat banken, ook kleine banken, voldoen aan de betreffende regelgeving (Wwft en Sanctiewet). Financiële instellingen zijn op grond van de Wwft verplicht om cliëntenonderzoek (client due diligence, CDD) te doen en om ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU). Deze eisen vloeien voort uit de antiwitwasrichtlijn die is gebaseerd op aanbevelingen van de FATF.

Ingevolge Europese en internationale kaders wordt risicogebaseerd CDD verricht. Voor de intensiteit van het onderzoek is niet de omvang van de financiële instelling bepalend, maar het risico op witwassen of terrorismefinanciering. Een financiële instelling bepaalt aan de hand van een lijst met indicatoren of een transactie gemeld moet worden als ongebruikelijke transactie. Voor die indicatoren is het risico op witwassen en terrorismefinanciering leidend en niet de omvang van de instelling die bij de transactie betrokken is.

De antiwitwasrichtlijn staat het daarbij niet toe om af te wijken van het uitgangspunt dat deze risico’s leidend zijn en voor kleinere ondernemingen, ongeacht de risico’s, minder stringente CDD methodes of minder stringente eisen voor meldingen vast te stellen.»14

Ik zie geen aanleiding om op dit moment anders te denken over het advies van Actal.

De leden van de VVD-fractie zijn van oordeel dat een impact assessment, waaronder een onderzoek naar regeldruk en administratieve lasten, betrekking zou moeten hebben op meer dan de maatregelen uit het Actieplan die in het BNC fiche als 4 en 10 zijn genummerd en vragen hoe de Minister hierover denkt. Ook vragen zij waarom de maatregelen genummerd 4 en 10 vooral invloed hebben op specifieke Europese bedrijfstakken, waaronder telecommunicatiesector en de retailsector. Zij vragen eveneens in hoeverre de Minister overleg heeft met deze sectoren en wanneer de Minister de Tweede Kamer kan informeren over de uitkomsten van dit overleg. Tot slot willen deze leden weten welke andere sectoren de effecten van de maatregelen (waaronder mogelijk hogere administratieve lasten en regeldruk) in het Actieplan kunnen gaan merken en hoe met hen overleg plaatsvindt.

Uitgangspunt voor het kabinet is dat ieder voorstel van de Europese Commissie vergezeld moet gaan van een impact assessment. Nederland zet daar actief op in.15 De als 4 genummerde maatregel ziet op de aanscherping van normen met betrekking tot vooraf betaalde instrumenten zoals prepaid cards. Deze normen en toepassing daarvan kunnen – afhankelijk van de inrichting van de maatregel gevolgen hebben voor in het bijzonder de telecomsector en retailsector, omdat prepaid kaarten in deze sectoren regelmatig worden gebruikt. Het gaat dan niet alleen om prepaid sim-kaarten, maar ook betaalkaarten die fungeren als elektronische portemonnee of cadeau- en klantenkaarten met een tegoed (bijvoorbeeld een boekenbon). Het is daarbij zaak dat risico’s op onder meer financieren van terrorisme effectief worden tegen gegaan maar dat tegelijkertijd een eventuele aanscherping van maatregelen zo wordt ingericht dat administratieve lasten zo beperkt mogelijk blijven en de voordelen voor de consumenten van dergelijke betaalmethoden niet teniet worden gedaan. De als 10 genummerde maatregel ziet op het bestrijden van illegaal vervoer van cash geld. Ook hier zal bezien moeten worden hoe de te treffen maatregelen effectief zijn voor het tegengaan van het financieren van terrorisme, terwijl tegelijkertijd gezorgd wordt dat de postsector en de pakketbezorging niet onevenredig worden gehinderd bij bestellen van goederen onder rembours. Ook het verifiëren van poststukken en -pakketten op illegaal cash geld, zal voor zover dit aan de orde zou zijn, zorgvuldig moeten worden ingericht om zowel het briefgeheim als de lasten voor het bedrijfsleven te beperken.

De maatregelen met betrekking tot vooraf betaalde instrumenten en tot illegaal vervoer van cash geld zullen vorm krijgen in aanpassing van Europese regelgeving. Zodra uit wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie duidelijk is hoe deze maatregelen precies vorm krijgen, zal met de betrokken sectoren kunnen worden overlegd. Hetzelfde geldt voor andere sectoren waar maatregelen uit het Actieplan mogelijk effecten kunnen hebben. Welke sectoren specifiek te maken zullen krijgen met effecten, waaronder regeldruk en administratieve lasten, is nu niet te beoordelen, omdat dit sterk afhangt van de specifieke voorstellen en de inhoud van deze voorstellen. Uitkomsten van overleg met eventueel betrokken sectoren komen aan de orde bij het informeren van uw Kamer over ontwikkelingen in wetgeving en beleid op dit terrein.

De leden van de fracties van PvdA en Groen Links vragen naar de stand van zaken van de voorstellen die Nederland met Frankrijk heeft gedaan voor het instellen van een EU-platform voor het delen van nationale bevriezingsmaatregelen. De leden van de PvdA fractie vragen hoe door andere lidstaten is gereageerd op deze voorstellen.

Het Frans-Nederlandse voorstel inzake het delen van terrorismelijsten heeft de instemming van de lidstaten en is door de ECOFIN van 12 februari 2016 aangenomen. De Europese Commissie voert het plan uit in samenwerking met de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). De Europese Commissie is gevraagd om in mei 2016 met concrete voorstellen te komen inzake de implementatie. Momenteel heeft zij een uitvraag over nationale lijsten bij lidstaten uitstaan en werkt ze, met EDEO aan de bouw van het platform. Hierbij wordt gekeken of dit op een wijze kan die complementair is met de Europese bevriezingslijst.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister een voorlopig overzicht kan geven van de te behandelen voorstellen binnen het behandelingstraject van de ECOFIN en eventuele andere raden waar de voorstellen besproken zullen worden. Zij vragen met de leden van de fracties van CDA en Groen Links om een aanduiding van de planning, inclusief de implementatietermijn. In dit verband vragen de leden van de fractie van GroenLinks ook hoe de Minister de opmerking van Europees Commissaris Avramopoulos beoordeelt dat de lidstaten te traag zijn met de uitvoering.

In de bijlage bij het Actieplan heeft de Europese Commissie een overzicht gegeven van voorgestelde maatregelen en van de door de Commissie gestelde termijn waarbinnen die maatregelen worden genomen. Ik heb begrip voor de opmerking van Commissaris Avramopoulos. Waar het gaat om het financieren van activiteiten die zo afschuwelijk zijn als terrorisme, zijn wij allen van oordeel dat het aanpakken daarvan niet snel genoeg kan gaan. Ik ben echter ook van oordeel dat de termijnen die de Europese Commissie en de lidstaten zichzelf hebben gesteld, ambitieus zijn. In de navolgende tabel zijn de maatregelen en de door de Commissie voorgestelde termijn chronologisch weergegeven. Waar de maatregelen wetgevingsvoorstellen betreffen, wordt de termijn van uiteindelijke implementatie in Nederland natuurlijk mede bepaald door de uitkomst van de onderhandelingen in de Raad (en in voorkomend geval ook het Europees parlement).

Punten Actieplan CIE

Voorgestelde termijn

Identificatie van derde landen met een hoog risico

1 mei 2016

Versnelde implementatie sanctiebesluiten VN

1 mei 2016

Opzetten platform delen van nat. lijsten UN-1373

1 mei 2016

Onderzoeken met ECB afschaffen 500 eurobiljet

1 mei 2016

Voorstellen amendementen in de 4e AMLD

– verscherpte cliëntonderzoeksmaatregelen/tegenmaatregelen voor derde landen met een hoog risico;

– fora voor het wisselen van virtuele valuta's;

– vooraf betaalde instrumenten;

– centrale registers van bank- en betaalrekeningen of elektronische systemen voor gegevensontsluiting;

– de toegang van FIE's tot gegevens en de uitwisseling van deze gegevens

2e kwartaal 2016

Voorstellen amendementen in de PSD (indien nodig)

2e kwartaal 2016

Voorstellen inzake registers van bank- en betaalrekeningen

2e kwartaal 2016

Rapportage over voortgang op actieplan (Ecofin)

Juni 2016

EU-actieplan inzake illegale handel in wilde dieren

1e kwartaal 2016

Prioritisering in Supranational Risk Assessment en halfjaarlijkse update van voortgang in de SNRA

September 2016 t/m juni 2017

Voorstellen amendementen in de Cash Control Regulation (indien nodig)

4e kwartaal 2016

Voorstel voor de aanpak van illegaal contantenverkeer (kan evt samengaan met bovenstaande)

4e kwartaal 2016

Wetgevingsvoorstel voor de harmonisering van strafbare feiten en sancties in verband met het witwassen van geld.

4e kwartaal 2016

Onderzoeken of een EU-lijst obv Art.75 VWEU politiek haalbaar is

4e kwartaal 2016

Verbetering wederzijdse erkenning van bevriezingen en confiscatie van (crimineel) geld

4e kwartaal 2016

Mogelijkheid onderzoeken Europese aanvulling op bestaande TFTP-overeenkomst tussen EU en VS

4e kwartaal 2016

Projecten starten om landen in het MO en Afrika bijstand te verlenen bij bestrijding van handel in cultuurgoederen.

4e kwartaal 2016

Uitvoeren van National Risk Assessments en delen van uitkomsten

Einde 2016

Vervroegen inwerkingtreding 4e AMLD

Einde 2016

Verslag uitkomsten Supranational Risk Assessment

2e kwartaal 2017

Maatregelen voor nauwere samenwerking FIU’s

2e kwartaal 2017

Wetgevingsvoorstel inzake handel in roofkunst / cultuurgoederen.

2e kwartaal 2017

De leden van SP-fractie constateren dat diverse voorstellen uit het Actieplan gevolgen zullen hebben voor de privacy van burgers en vragen of de Minister bereid is om de Europese Commissie te vragen deze gevolgen in kaart te brengen.

Voorafgaand aan het doen van wetgevingsvoorstellen, toetst de Europese Commissie deze voorstellen ook aan eisen van gegevensbescherming; de wetgevingsvoorstellen mogen immers niet in strijd zijn met de Europese regels omtrent gegevensbescherming. Zou blijken dat deze toets door de Europese Commissie niet is uitgevoerd, voorafgaand aan het opstellen van nieuwe regelgeving, dan zal daar door Nederland, maar vermoedelijk ook door andere lidstaten aandacht voor worden gevraagd.

De vraag van de leden van de SP-fractie of het Actieplan gevolgen heeft voor de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie, beantwoord ik ontkennend.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorstellen in het Actieplan voortbouwen op bestaande regels (met name de anti-witwasrichtlijn) of dat ze deze regels moderniseren. Zij vragen de Minister waarom tot op dit moment de voorgestelde maatregelen omtrent terrorismefinanciering nog niet zijn genomen en door welke institutie het nemen van maatregelen zou worden vertraagd.

Op Europees niveau hebben meerdere anti-witwasrichtlijnen elkaar opgevolgd. De eerste van die richtlijnen dateert van 1991.16 Met iedere nieuwe richtlijn zijn de regels omtrent het tegengaan van witwassen, en later ook financieren van terrorisme, verder aangescherpt en aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. De Europese richtlijnen houden gelijke pas met de aanbevelingen van FATF, die in 2012 voor het laatst zijn gewijzigd. Er is dan ook naar mijn mening geen sprake van vertraging bij het nemen van Europese maatregelen, maar van nieuwe ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht.

De leden van de CDA-fractie vragen welke consequenties worden verbonden aan een supranationale risicobeoordeling (SNRA) en in hoeverre Nederland op basis hiervan gedwongen wordt aanpassingen te doen in de nationale wetgeving. In dit verband stellen de leden van de fractie van Groen Links dat Nederland een voorbehoud zou maken bij het SNRA. Zij vragen wat dat voorbehoud inhoudt en wat hiervoor de reden is. Zij vragen welke risico’s Nederland zou willen buitensluiten en of dit betekent dat Nederland niet wil dat landgebonden terrorismerisico’s (zoals in het verleden ETA en IRA) een EU-risicobeoordeling krijgen.

Ingevolge artikel 6 van de vierde anti-witwasrichtlijn, stelt de Europese Commissie een SNRA op. In dat stuk doet de Europese Commissie aanbevelingen voor maatregelen om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken. Artikel 6 schrijft niet voor dat lidstaten verplicht zijn om de aanbevelingen van de Europese Commissie om te zetten in nationale regelgeving. Wel schrijft het artikel voor dat een lidstaat die besluit een door de Europese Commissie voorgestelde maatregel niet toe te passen, de Europese Commissie daarvan in kennis stelt en dit besluit motiveert (comply or explain).

In het BNC-fiche is opgenomen dat Nederland in beginsel positief staat tegenover een risicobeoordeling op EU niveau. Nederland heeft geen voorbehoud gemaakt. Wel is opgemerkt dat Nederland oog houdt op het bereik van dit SNRA. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn gaat het immers om «risico’s die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten.» Landgebonden risico’s die niet voldoen aan deze definitie zouden dan buiten het bereik van het SNRA dienen te vallen.

De leden van de CDA-fractie vragen wat bedoeld wordt met de maatregel van de Europese Commissie dat gegevensuitwisseling tussen EU en VN verbetert. Zij vragen of het gaat om individuele Europese lidstaten en de VN, of om Europese databanken, inlichtingendiensten en de VN. Ook vragen deze leden of uitwisselen van gegevens binnen EU onderdeel uitmaakt van de voorstellen en of een update kan worden gegeven omtrent de vorderingen van uitwisseling van gegevens tussen Europese lidstaten.

Bevriezingsmaatregelen op het niveau van de VN werken niet rechtstreeks door in de wetgeving van landen. Het is aan elk land om deze maatregelen, inclusief de aanwijzing van personen en entiteiten ten aanzien waarvan de bevriezingsmaatregelen gelden, in nationale wetgeving te implementeren. In de Europese Unie gebeurt dit door middel van Europese Verordeningen, die naar hun aard wel directe werking hebben in alle lidstaten van de EU.

In haar Actieplan beschrijft de Europese Commissie dat zo’n vijf werkdagen gemoeid zijn met de actualisering van Europese Verordeningen nadat personen en entiteiten door de VN Veiligheidsraad zijn aangewezen. Die tijdspanne wil de Europese Commissie terugdringen door betere coördinatie en vooraf delen van informatie met de VN.

Verder wil de Europese Commissie bewerkstelligen dat informatie over VN maatregelen telkens onmiddellijk beschikbaar is voor Europese financiële instellingen en andere ondernemingen, zodat zij die informatie direct kunnen betrekken bij hun risicoanalyses.

Verbetering van uitwisseling van gegevens tussen EU lidstaten maakt deel uit van het Actieplan van de Europese Commissie. In paragraaf 1.1 roept de Europese Commissie op tot verbetering van uitwisseling van informatie tussen FIUs onderling en tussen FIUs en de private sector, op basis van bestaande wetgeving. In paragraaf 1.2 beschrijft de Europese Commissie hoe een aanpassing van de vierde anti-witwasrichtlijn de toegang van FIUs tot informatie kan verbeteren. Verder is de Europese Commissie in overleg met FIUs om concrete gevallen van belemmeringen van uitwisseling van informatie te inventariseren.

Buiten het Actieplan van de Europese Commissie is hier nog te wijzen op de consensus binnen de EU tot het realiseren van een platform voor de uitwisseling van informatie over bevriezingsmaatregelen op nationaal niveau.17

De leden van de fractie van Groen Links vragen of ik mogelijkheden zie om binnen de bestaande opsporingsbevoegdheden meer Europees samen te werken.

Doelstelling van het Actieplan is de financiering van terrorisme intensiever te bestrijden door bestaande EU-regels aan nieuwe bedreigingen aan te passen en het beleid en de praktijken in overeenstemming te brengen met internationale normen. Hierbij wordt aangesloten bij reeds lopende werkzaamheden op internationaal niveau (VN en de FATF). Tijdens de ECOFIN van 12 februari jongstleden zijn hierover raadsconclusies aangenomen. Vrijwel alle niet-wetgevende maatregelen zullen gedurende 2016 door de Europese Commissie worden uitgevoerd. Nog op te stellen wetgevingsvoorstellen of actieplannen zullen in separate BNC fiches aan de Raad worden voorgelegd.

Nederland werkt bovendien in Europees verband aan de verdere versterking van de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding, zoals verbetering van informatie-uitwisseling, rechtshandhaving, detectie en grenscontrole.

Ook vragen de leden van de Groen Links fractie of de Europese Commissie en andere Europese instellingen voldoende capaciteit hebben om extra taken op zich te nemen.

Ons is op dit moment geen informatie bekend dat de Europese Commissie en andere Europese instellingen onvoldoende capaciteit zouden hebben.

Gevraagd wordt door de leden van de Groen Links fractie welke uitwerking is voorzien van de voorgestelde maatregel om de Europese FIU’s intensiever met elkaar te laten samenwerken. Zij vragen of Nederland hierin voorbehouden vooraf heeft gemaakt.

Blijkens het Actieplan, is het voornemen van de Europese Commissie om nauwere samenwerking tussen FIU’s vorm te geven door aanpassing van de vierde anti-witwasrichtlijn en door «passende maatregelen». Het Actieplan geeft geen inzicht in de passende maatregelen die de Europese Commissie voor ogen heeft. Nederland heeft hierbij overigens geen voorbehouden vooraf gemaakt.

De leden van de fractie van Groen Links vragen welke uitwerking is voorzien voor de technische bijstand aan derde landen in de bestrijding van terrorismefinanciering. Zij vragen of hierin een coördinerende rol van de EDEO is voorzien en of Nederland een dergelijke rol kan ondersteunen.

De technische bijstand waaraan wordt gerefereerd in het Actieplan betreft het bieden van hulp aan landen, in bijvoorbeeld het Midden-Oosten en Noord-Afrika, bij het bestrijden van de illegale handel in cultuurgoederen en de rol die deze handel speelt bij terrorismefinanciering. De Europese Commissie geeft aan in het Actieplan dat dit verwezenlijkt kan worden door de huidige prioritering ten aanzien van capaciteitsopbouw in dergelijke landen bij te stellen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan het aantrekken van experts uit de verschillende EU lidstaten inzake de bescherming van het culturele erfgoed en internationale politiële samenwerking tegen de handel in cultuurgoederen. Welke rol de EDEO hier in speelt is momenteel nog niet duidelijk. Het kabinet heeft uw Kamer eerder geïnformeerd over de aangetrokken gelden voor versterking van de Nederlandse veiligheidsketen.18 Met deze geïntensiveerde aandacht en capaciteit kan het kabinet indien opportuun en complementair aan andere lopende inspanningen bijdragen aan EU-inzet.


X Noot
1

Financiering van terrorisme kan ook in Nederland beginnen. Zo heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart jl. een gevangenisstraf opgelegd mede voor het overmaken vanuit Nederland van geldbedragen aan een persoon die zich als jihadstrijder in het strijdgebied van Syrië bevindt. Dit vonnis is beschikbaar via: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2016:1836.

X Noot
2

Zie voor nadere informatie zie de Consolidated FATF Strategy on Combating Terrorist Financing (februari 2016), beschikbaar via: http://www.fatf-gafi.org/media/fatf/documents/reports/FATF-Terrorist-Financing-Strategy.pdf.

X Noot
3

Zie met name hoofdstuk 3 van het Actieplan van de Europese Commissie.

X Noot
4

FATF, «Emerging Terrorist Financing Risks» (October 2015); FATF, «Financing of the Terrorist

Organisation Islamic State in Iraq and the Levant (ISIL)» (February 2015). Deze rapporten zijn beschikbaar via: http://www.fatf-gafi.org/publications/fatfgeneral/documents/terroristfinancing.html.

X Noot
7

Zie verder het FIU Jaaroverzicht 2014, pagina 14–15, beschikbaar via: https://www.fiu-nederland.nl/sites/www.fiu-nederland.nl/files/documenten/jaaroverzicht_2014.pdf

X Noot
8

In het bijzonder decentrale virtuele valuta (zoals bitcoins) in combinatie met encryptietechnieken en onlineplatforms (bijv. platforms op het zogenaamde «dark web») zullen in toenemender mate het anoniem betalen en communiceren ten behoeve van criminele doeleinden kunnen faciliteren.

X Noot
9

Kamerstuk 31 477, nr. 10.

X Noot
11

Zie voor gedachtevorming in de FATF bijvoorbeeld de recent gepubliceerde guidance inzake virtuele valuta: http://www.fatf-gafi.org/publications/fatfgeneral/documents/guidance-rba-virtual-currencies.html.

X Noot
12

Kamerstuk 17 050, nr. 450

X Noot
13

De Leidraad Wwft en Sw is beschikbaar via: http://www.toezicht.dnb.nl/binaries/50-212353.pdf.

X Noot
14

Kamerstuk 29 515, nr. 369.

X Noot
15

Zie in dit verband ook hoofdstuk III van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 11 maart 2016 waarin de EU instellingen zich committeren aan een structureel en effectief gebruik van impact assessments en de resultaten hiervan te betrekken bij het ontwerpen en beoordelen van nieuwe maatregelen van de Europese Unie.

X Noot
16

Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, Pb EG 1991, L 166/77.

X Noot
17

Zie het verslag van de Eurogroep en ECOFIN van 11 en 12 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1345).

X Noot
18

Kamerstuk 29 754, nr. 302.

Naar boven