22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1677 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Besluit en verordening eCall (Kamerstuk 22 112, nr. 1671)

Fiche 2: Wijziging richtlijn nucleaire veiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 1672)

Fiche 3: Richtlijn en mededeling elektronische facturering en aanbesteding overheidsopdrachten (Kamerstuk 22 112, nr. 1673)

Fiche 4: Verordening aanpassing comitologie post-Lissabon (PRAC – delegatie) (Kamerstuk 22 112, nr. 1674)

Fiche 5: Mededeling en aanbeveling Roma (Kamerstuk 22 112, nr. 1675)

Fiche 6: Mededeling maatregelen tegen lock-in bij opbouw van ICT-systemen (Kamerstuk 22 112, nr. 1676)

Fiche 7: Verordening langetermijninvesteringsfondsen

Fiche 8: Verordening vergoedingen geneesmiddelenbewaking (Kamerstuk 22 112, nr. 1678)

Fiche 9: Mededeling «naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector» (Kamerstuk 22 112, nr. 1679)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: verordening langetermijninvesteringsfondsen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Voorstel voor een verordening van het EP en de Raad betreffende Europese langetermijninvesteringsfondsen

Datum ontvangst Commissiedocument

26 juni 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013) 462

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

http://eur-lex.Europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52013SC0230:EN:NOT

Behandelingstraject Raad

Ecofin Raad

Eerstverantwoordelijk Ministerie

Ministerie van Financiën

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • b) Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement

    Het voorstel wordt behandeld volgens de gewone wetgevingsprocedure (medebeslissing Europees Parlement, gekwalificeerde meerderheid in de Raad). Het Economisch en Sociaal Comité wordt geraadpleegd.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    In de volgende artikelen wordt aan de Commissie de bevoegdheid gegeven tot vaststelling van gedelegeerde handelingen, op basis van advies van de European Securities and Markets Authority (ESMA).

    • Artikel 16, zesde lid: Regels met betrekking tot de vereiste levensduur van het fonds in relatie tot de levensduur van de activa.

    • Artikel 19, derde lid: Regels met betrekking tot de plannen die worden opgesteld met betrekking tot de verkoop van activa, het betreft specifiek een inschatting van de markt voor potentiële kopers en de waardering van de activa die worden verkocht.

    • Artikel 22, vierde lid: Regels met betrekking tot de transparantie, zoals berekening en weergave van informatie met betrekking tot de kosten.

    • Artikel 23, tweede lid: Regels met betrekking tot de faciliteiten die moeten worden opgezet om deelnemers te betalen en informeren.

2. Samenvatting BNC-fiche

Het voorstel betreft de introductie van een nieuw type beleggingsinstelling, bedoeld voor het financieren van langetermijninvesteringen met een daarvoor geldend regelgevend kader, specifiek voor illiquide, langetermijninvesteringen. De beleggingsinstelling kan een vergunning en daarmee een Europees paspoort verkrijgen op grond van de voorgestelde verordening. Dit paspoort geldt voor het aanbieden van rechten van deelneming aan zowel professionele als retail (niet-professionele) beleggers. De voorwaarden die gelden voor deze langetermijninvesteringsfondsen zijn met name eisen met betrekking tot het beleggingsbeleid, eisen met betrekking tot de opeisbaarheid van de inleg, de verhandelbaarheid van rechten van deelneming en de opbrengsten voor beleggers en transparantie-eisen.

De EU heeft op basis van artikel 114 VWEU gedeelde bevoegdheid met de lidstaten op dit terrein. De Commissie is bevoegd bijgaande voorstellen te doen. Het kabinet oordeelt positief over de subsidiariteit en proportionaliteit van de verordening.

Het kabinet is voorstander van een Europese aanpak om belemmeringen voor grensoverschrijdende langetermijninvesteringen weg te nemen. Op die manier kan het voor bedrijven eenvoudiger worden om kapitaal aan te trekken uit de gehele interne markt van de EU. Het kabinet is dan ook in beginsel positief over de verordening. Wel is nog de vraag in hoeverre de verordening voor langetermijninvesteringsfondsen in de praktijk daadwerkelijk toegevoegde waarde zal hebben ten opzichte van de mogelijkheden voor aanbieden aan professionele beleggers die reeds bestaan op grond van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. Voor aanbieden aan niet-professionele beleggers biedt de verordening een nieuwe mogelijkheid, deze beleggers lijken echter geen grote behoefte te hebben aan het doen van langetermijninvesteringen. Alles afwegende steunt het kabinet evenwel het voorstel, omdat de kans aanwezig is dat dit voorstel positieve effecten zal hebben op de beschikbaarheid van langetermijnfinanciering voor investeringen.

3. Samenvatting voorstel

Inhoud voorstel

In de Single Market Act II is de doelstelling opgenomen om langetermijninvesteringen in de reële economie te bevorderen. In dat kader zijn ook Europese langetermijninvesteringsfondsen genoemd. De Commissie beoogt met de verordening de kosten te verlagen voor beheerders van fondsen die langetermijninvesteringen doen. Dit tracht zij te bereiken door hen de mogelijkheid te geven de rechten van deelneming in de fondsen ook grensoverschrijdend aan te aanbieden zonder verschillende juridische en productvoorwaarden. De fondsen zouden volgens de Commissie door de grensoverschrijdende mogelijkheden ook groter kunnen worden, waardoor schaalvoordelen behaald kunnen worden. Door kostenverlaging worden deze fondsen aantrekkelijker voor beleggers.

Het voorstel bevat een regelgevend kader dat bedoeld is om fondsen te creëren die specifiek beleggen in illiquide, langetermijninvesteringen. Daartoe houdt het fonds het kapitaal van investeerders voor een langere periode vast, in principe overeenkomend met de looptijd van de vorderingen van het fonds. Het is voor investeerders dus niet mogelijk om tussentijds de inleg in het fonds terug te vorderen. Wel mogen aandelen in het fonds verhandeld worden op de secundaire markt.

De beheerders van deze fondsen moeten een vergunning hebben als bedoeld in de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.1 Het fonds zelf kan, wanneer het aan de voorwaarden van de verordening voldoet, een vergunning en daarmee een Europees paspoort verkrijgen op grond van de voorgestelde verordening. Dit paspoort geldt zowel voor aanbieden van rechten van deelneming aan professionele als aan retail beleggers. Daardoor hoeft slechts in één lidstaat een vergunning aangevraagd te worden om in de hele Europese Unie aan te kunnen bieden.

Ten opzichte van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen kent dit voorstel nog een aantal aanvullende voorwaarden. Dit zijn met name eisen met betrekking tot het beleggingsbeleid, eisen met betrekking tot de verhandelbaarheid van rechten van deelneming en de opbrengsten voor beleggers en transparantie-eisen.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid:

    De Commissie baseert de bevoegdheid om dit voorstel te doen op artikel 114 VWEU. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten. Dit is volgens Nederland de juiste rechtsbasis.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:

    Het subsidiariteitsoordeel is positief. De belemmeringen die de Commissie beschrijft voor het grensoverschrijdend aanbieden van deelnemingsrechten in langetermijninvesteringsfondsen (versnipperingen in toepasselijke regelgeving) kunnen alleen op communautair niveau worden opgelost, daarom is een Europese aanpak passend.

    Het kabinet oordeelt positief over de proportionaliteit van het voorstel. De Commissie heeft gezocht naar praktische oplossingen die relatief simpel in te voeren zijn. Wel heeft het kabinet aarzelingen bij de effectiviteit van het voorstel. Hoewel helder is dat de versnippering van regelgeving tussen lidstaten een belemmering kan opwerpen voor het grensoverschrijdend aantrekken van kapitaal, is volgens het kabinet nog onzeker of het aantrekken van kapitaal direct zal toenemen naar aanleiding van de verordening. Fondsen hoeven echter geen gebruik te maken van het label langetermijninvesteringsfonds.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:

    Het voorstel bevat een beperkt aantal grondslagen op grond waarvan gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen kunnen worden vastgesteld. De onderwerpen waarover dergelijke handelingen kunnen worden vastgesteld zijn technisch en specifiek. Het lijkt daarom passend om deze handelingen door de Commissie te laten vaststellen na advies van ESMA.

5. Implicaties financieel

  • a) Consequenties EU-begroting: Er zijn geen gevolgen voor de EU-begroting.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden: Mogelijk een zeer beperkte toename van de toezichtkosten van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en in mindere mate de Nederlandsche Bank (DNB). Door de toepassing van de Wet bekostiging financieel toezicht zullen deze eventuele extra kosten door de sector zelf betaald worden. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: De consequenties voor beheerders zijn naar verwachting beperkt. De aanvullende eisen om in aanmerking te komen voor de vergunning als langetermijninvesteringsfonds zullen kosten met zich mee brengen. Wel is van belang dat aan een deel van deze eisen op dit moment ook al zal worden voldaan door fondsen die zich richten op de lange termijn (bijvoorbeeld de beleggingseisen), waardoor de additionele kosten waarschijnlijk beperkt van omvang zijn. Verder is gebruik van deze vergunning een keuze, maar geen verplichting. Voor beleggers ontstaan geen directe additionele kosten, wel kunnen kosten door beheerders worden doorberekend aan beleggers.

  • d) Regeldruk voor rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger: Voor beheerders van beleggingsinstellingen die gebruik willen maken van het paspoort uit de verordening ontstaat regeldruk. Op dit moment is moeilijk in te schatten voor hoeveel beleggingsinstellingen een dergelijk paspoort zal worden aangevraagd. Veel van dergelijke fondsen zullen zich nu ook richten op langetermijninvesteringen en daarom voorwaarden in lijn met de voorwaarden van de verordening hanteren, de vereiste aanpassingen door de verordening zullen daardoor naar verwachting beperkt zijn. Verder is gebruik van deze vergunning een keuze, maar geen verplichting. Aan beleggers worden geen regels opgelegd.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Een verordening heeft directe werking, deze behoeft niet te worden geïmplementeerd. Daarom zullen de consequenties voor de nationale regelgeving beperkt zijn. In de Wet op het financieel toezicht (Wft) en bijbehorende lagere regelgeving zullen wel bijvoorbeeld toezichthouders moeten worden aangewezen; ook zullen bijvoorbeeld inconsistenties met het op grond van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen geïmplementeerde regime voor beheerders van beleggingsinstellingen weggenomen moeten worden.

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De verordening treedt twintig dagen na publicatie in het Publicatieblad in werking. Dat is volgens Nederland te snel; lidstaten dienen voldoende tijd te krijgen om voorbereidingen te treffen. Een verordening vergt geen implementatie, wel moet de nationale regelgeving afgestemd worden op de verordening en moeten de toezichthouders zich voorbereiden op de eerste vergunningaanvragen van fondsen. In regelgeving moet bijvoorbeeld worden geregeld welke toezichthouder verantwoordelijk is en welke sancties opgelegd kunnen worden. Het betreft aanpassingen van regelgeving met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht. Aan de andere kant is een snelle inwerkingtreding positief om te zorgen dat langetermijninvesteringsfondsen zo snel mogelijk gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van het paspoort. Daarom zal worden ingezet op een redelijke termijn voor inwerkingtreding van in ieder geval één jaar.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Het voorstel voorziet in een evaluatie die wordt gestart niet later dan drie jaar na inwerkingtreding van de verordening. Het kabinet acht een evaluatie wenselijk.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

  • a) Uitvoerbaarheid: De AFM is in hoofdzaak belast met het toezicht op de langetermijninvesteringsfondsen. Omdat hoofdzakelijk wordt aangesloten bij de vergunningen die al worden verstrekt naar aanleiding van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, wordt verwacht dat het voorstel uitvoerbaar is. De aanvullende regels (voornamelijk beleggingseisen en eisen met betrekking tot consumentenbescherming) lijken ook uitvoerbaar.

  • b) Handhaafbaarheid: Er worden op voorhand geen problemen met handhaafbaarheid voorzien.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

geen

9. Nederlandse positie

Het kabinet is in beginsel positief over de verordening. Zoals in reactie op de Single Market Act II2 en groenboek langetermijnfinancieringen3 aangegeven, acht het kabinet het van groot belang de interne markt te versterken. Het kabinet is daarbij voorstander van een Europese aanpak om grensoverschrijdende knelpunten op de kapitaalmarkt aan te pakken, aanvullend op de activiteiten die de lidstaten al ontplooien. De financiering van de reële economie, met name risicodragende en langetermijnfinancieringen is een punt van zorg. Het belang van het bevorderen van langetermijninvesteringen wordt dan ook onderschreven door het kabinet. Het kabinet is voorstander van een Europese aanpak om belemmeringen voor grensoverschrijdende langetermijninvesteringen weg te nemen.

Europese langetermijninvesteringsfondsen kunnen behulpzaam zijn voor bedrijven bij het verkrijgen van kapitaal voor langetermijninvesteringen zoals investeringen in infrastructuur of duurzame energie. Vooral de introductie van het paspoort kan het ophalen van kapitaal binnen de interne markt van de EU vergemakkelijken. Vooral voor beheerders die aanbieden aan niet-professionele beleggers kan het paspoort een positief effect hebben, aangezien het nu niet mogelijk is om binnen Europa met een paspoort langetermijninvesteringsfondsen aan te bieden aan niet-professionele beleggers. Door het gezamenlijk bieden van een paspoort, specifieke beleggingseisen en productvoorwaarden kan een duidelijk herkenbaar Europees «label» ontstaan dat bij kan dragen aan de beschikbaarheid en populariteit van dergelijke langetermijnfondsen.

Beleggers die nu ook al interesse hebben in langetermijninvesteringen, maar die het ontbreekt aan de mogelijkheden om bijvoorbeeld een dergelijke investering afdoende te beoordelen, kunnen door middel van een Europees langetermijninvesteringsfonds toegang krijgen tot deelname aan dergelijke investeringen. De beoordeling van de investering wordt dan verricht door de beheerder van het Europese langetermijninvesteringsfonds.

Wel is nog onduidelijk in hoeverre de langetermijninvesteringsfondsen in de praktijk daadwerkelijk zullen voorzien in een behoefte van beleggers. Door de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen is het op dit moment al mogelijk om met een Europees paspoort grensoverschrijdend rechten van deelneming in een beleggingsinstelling (waarin langetermijnbeleggingen kunnen worden aangehouden) aan te bieden aan professionele beleggers.

Er zijn geen sterke aanwijzingen dat niet-professionele beleggers een grote behoefte hebben aan langetermijninvesteringsfondsen, waaraan nu niet voldaan kan worden. Nederland zal op dit punt om nadere onderbouwing vragen in de onderhandelingen. Voor niet-professionele beleggers zijn de extra eisen met betrekking tot consumentenbescherming belangrijk. De Commissie doet hier voorstellen voor. Nederland zal in de onderhandelingen aandacht vragen voor een hoog niveau van bescherming voor niet-professionele beleggers.


X Noot
1

Richtlijn 2011/61/EU van het Europees parlement en de raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010.

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 1507.

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 1617.

Naar boven