22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1633 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening Europese milieueconomische rekeningen (Kamerstuk 22 112, nr. 1632)

Fiche 2: Mededeling energietechnologieën en innovatie

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling Energietechnologieën en Innovatie

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling Energie Technologieën en Innovatie

Datum ontvangst Commissiedocument

2 mei 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013)253

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

SWD(2013)157, SWD(2013)158

Behandelingstraject Raad

Energieraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel

De Commissie presenteert in deze mededeling een nieuwe EU-strategie voor energietechnologie en innovatie, die zij noodzakelijk acht voor de energie-uitdagingen van de EU tot 2020 en de periode daarna tot 2030 en 2050.

Centraal in het voorstel staat de gedachte om de samenwerking binnen de EU op het gebied van energietechnologie en innovatie te versterken, niet alleen bij techniekontwikkeling maar ook bij marktintroductie en maatschappelijke acceptatie.

De Commissie wijst er daarbij op dat met het oog op de concurrentiekracht van de Europese industrie het beleid voor energietechnologie en innovatie spoedig resultaat moet opleveren door kostendalingen en door het versnellen van de introductie van nieuwe duurzame energietechnieken op de markt.

Concreet beoogt de Europese Commissie met de mededeling:

  • Een EU-strategie te geven voor energietechnologie tot 2050 door mogelijke technologiepaden en hun kosteneffectiviteit in 2020, 2030 en 2050 te onderzoeken en vorm te geven.

  • De koppeling tussen de ontwikkeling, demonstratie en marktintroductie van energietechnologieën en -oplossingen te versterken.

  • Een meer allesomvattende energiesysteembenadering te hanteren voor de ontwikkeling van energietechnologieën.

  • De kosteneffectiviteit te verhogen van de EU-investeringen in de ontwikkeling van energietechnologieën en het uitlokken van private investeringen voor energie-innovatie, door het gebruik van andere instrumenten dan subsidies, zoals leningen, aandelen en garanties.

  • Initiatieven aan te kondigen voor verbeterde samenwerking tussen lidstaten en de Europese Commissie bij de ontwikkeling en uitrol in de markt van energietechnologieën, onder meer door het gebruik van regionaal EU beleid.

De Commissie constateert dat Europa op de juiste weg is als het gaat om het bevorderen van ontwikkelen van energietechnologie en het creëren van de juiste voorwaarden voor innovatie, maar er is veel meer nodig. De snelle veranderingen in het energielandschap vereisen adequaat reactievermogen op nieuwe ontwikkelingen. Evaluatie van het SET-plan en de consultatie van lidstaten leidde tot de conclusie dat het SET-plan zich meer moet richten op een allesomvattende energiesysteembenadering. Koppeling tussen de ontwikkeling, demonstratie en marktpenetratie is daarbij nodig evenals sterkere coördinatie van actoren om ontwikkelingen te versnellen en marktacceptatie te vergroten. Ook acht de Commissie een verdergaand commitment nodig van de lidstaten aan het SET-plan. Dit betekent gecoördineerde en gezamenlijke investeringen van de lidstaten en het bevorderen van sectorinvesteringen die gericht zijn op de technologiepaden van de European Industrial Initiatives onder het SET-plan en gezamenlijke programma’s van de European Energy Research Alliance (EERA).

Voor de invulling van de nieuwe strategie wil de Commissie uitgaan van de bestaande organisaties en structuren. Dit betekent dat het SET-plan de kern blijft van alle activiteiten en het referentiepunt voor de EU alsook nationale en regionale overheden en private investeringen in energieonderzoek en -innovatie. Het SET-plan dient echter versterkt te worden om de nieuwe uitdagingen op te pakken, beter af te stemmen en beter te coördineren. Ook de bestaande European Industrial Initiatives, waarin bedrijven samenwerken op het gebied van energieonderzoek en innovatie door middel van Technologiepaden blijven gehandhaafd, alsmede de European Energy Research Alliance (EERA), waarin Europese onderzoekinstellingen samenwerken en het Strategic Energy Technologies Information System (SETIS).

De Commissie doet de volgende voorstellen:

  • Het ontwikkelen van een Integrale Routekaart voor de integratie van het energiesysteem en de innovatieketen onder leiding van de SET-plan stuurgroep1. Deze Integrale Routekaart moet de geactualiseerde technologiepaden van het SET-plan bevatten en de rollen en taken identificeren voor de verschillende stakeholders zoals EERA, de EII’s, relevante Europese publiek-private samenwerkingsconstructies en andere stakeholders zoals universiteiten, investeerders en financiers. De Integrale Routekaart moet eind 2013 klaar zijn.

  • Op basis van de Integrale Routekaart maken lidstaten en de Commissie een Actieplan, dat gecoördineerde en gedeelde investeringen presenteert door de individuele lidstaten, door lidstaten onderling en met de EU. Het Actieplan dient medio 2014 gereed te zijn.

  • Een robuust rapportagesysteem, dat is gebaseerd op het SETIS van het SET-plan, voor de monitoring en beoordeling van de jaarlijkse voortgang.

  • Een coördinatiestructuur onder de stuurgroep van het SET-plan om investeringen in onderzoek en innovatie in energie-efficiency te promoten.

  • Ten slotte stelt de Commissie voor het lidmaatschap, operatie en mandaat van de SET-plan stuurgroep te versterken om de Integrale Routekaart te kunnen opstellen.

Tegelijkertijd roept de Commissie de European Industrial Initiatives en de geassocieerde European Technology Platforms op om hun mandaat, structuur en deelname, inclusief een sterkere industriële component aan te passen om hun technologieroutekaarten te actualiseren en zodoende bij te dragen aan de Integrale Routekaart. Ook nodigt de Commissie de lidstaten en regio’s uit om de implementatie van de Integrale Routekaart en het Actieplan te steunen.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

Op basis van artikel 4 lid 3 VWEU is de Unie bevoegd op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte op te treden, en met name programma's vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen. Op basis van artikel 4 lid 2 sub i is er een gedeelde bevoegdheid voor de EU en lidstaten om op te treden op het gebied van energie. Nederland kan zich vinden in deze bevoegdheden van de EU.

Subsidiariteit

De grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit is gematigd positief. Voor lange termijn energie-innovatiebeleid kan een gemeenschappelijke aanpak, inclusief een Europees beleidsraamwerk, voordeel bieden. Hiermee kunnen schaalvoordelen worden behaald en kan een efficiënter beleid worden vormgegeven.

Nederland is wel van mening dat de coördinatie door de Europese Commissie zich dient te beperken tot die gebieden waar deze daadwerkelijke meerwaarde biedt. Op een aantal plaatsen in de mededeling geeft de Commissie aan dat ze meer afstemming wil van nationale onderzoeks- en innovatiemiddelen. Voor Nederland kan hiervan alleen sprake zijn op vrijwillige basis. Toekomstige voorstellen die zullen voortvloeien uit deze mededeling zullen door Nederland afzonderlijk worden beoordeeld op subsidiariteit.

Proportionaliteit

De grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit is in principe positief. De strekking van de mededeling gaat niet verder dan noodzakelijk is. Er wordt zoveel mogelijk ingezet op het gebruik van bestaande organisaties en structuren. Zoals al is aangegeven onder subsidiariteit is voor Nederland de zeggenschap over het eigen energieonderzoek en innovatie en de daarvoor aangewende middelen een belangrijk punt. Toekomstige voorstellen die zullen voortvloeien uit deze mededeling zullen door Nederland afzonderlijk worden beoordeeld op proportionaliteit.

Financiële gevolgen

Er worden geen concrete (wetgevings)voorstellen gedaan die financiële gevolgen kunnen hebben. Wel nodigt de Commissie de lidstaten uit om de (te ontwikkelen) Integrale Routekaart en het Actieplan te ondersteunen door het gebruik van EU Structuur- en Investeringsfondsen en de veilingopbrengsten van het ETS, verdere integratie van de nationale onderzoeksbudgetten via de European Energy Research Alliance en door het ondersteunen van een snellere uitrol van duurzame energietechnologieën. Dit betreft echter geen afdwingbare maatregelen en is in sommige gevallen al staande praktijk.

De onderhavige mededeling zal inhoudelijk richting geven aan het energieonderzoek in het eerstvolgende Kaderprogramma «Horizon 2020», dat loopt van 2014 tot 2020. Nederland is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

Regeldruk/administratieve lasten

De gevolgen op het gebied van administratieve lasten zullen naar verwachting beperkt zijn. De lidstaten wordt gevraagd om ten behoeve van SETIS informatie aan te leveren over de nationale inspanningen en voortgang bij energieonderzoek en innovatie. Deze informatie zal naar verwachting veelal al bij het Rijk beschikbaar zijn vanuit de nationale monitoring in het kader van de Topsector Energie en dus niet of nauwelijks extra inspanningen vergen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland heeft met interesse kennis genomen van deze mededeling en kan de mededeling in algemene zin verwelkomen. De doelstellingen van de mededeling sluiten aan bij het energie-innovatiebeleid dat Nederland in de afgelopen anderhalf jaar heeft ingezet met de Topsector Energie, en waarvoor het een nieuwe structuur en organisatie (Topteam, Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s)) van het nationale energieonderzoek heeft neergezet dat vraagsturing voorop stelt:

  • Versterken van de valorisatie (vermarkten) van de kennis en kunde.

  • Aansluiting bij de maatschappelijke uitdagingen voor het energiesysteem (systeembenadering).

  • Het verlagen van de kosten van duurzame energietechnologie, zodat de transitie naar een duurzame energievoorziening tegen zo min mogelijk kosten kan verlopen.

  • Versterkte samenwerking met buitenlandse partijen bij onderzoek en ontwikkeling.

  • Vergroten van de (financiële) betrokkenheid van private partijen bij onderzoek en ontwikkeling van energietechnologie.

Nederland verwelkomt in dit kader ook de sterkere nadruk die de Europese Commissie legt op het verlagen van de kosten van technologieën, het vergroten van het verdienvermogen van de Europese energiesector, het sneller naar de markt brengen van ontwikkelde producten en diensten en het inzetten van aanvullende financieringsinstrumenten zoals leningen en garantiestellingen naast het subsidie-instrument. Voor zover deze leningen en garantiestellingen door de lidstaten zouden moeten worden verstrekt, is volgens de Nederlandse begrotingsregels 2013–2017 (TK 30 400, nr. 18 bijlage 1) het «nee, tenzij beleid» van kracht. Garanties en leningen worden alleen verstrekt indien het Rijk eraan hecht risico’s te dragen die niet in de markt kunnen worden gedragen, of indien het Rijk doelmatigheidsvoordelen bewerkstelligt. Nieuwe garanties en leningen zijn altijd onderdeel van de besluitvorming in de ministerraad, in principe bij het hoofdbesluitvormingsmoment.

Nederland deelt de uitgangspunten/sleutelprincipes en de benodigde essentiële ontwikkelingen die de Commissie noemt. Nederland is het eens met het voornemen van de Commissie om investeringen in onderzoek en innovatie voor energie-efficiëntie te intensiveren. Dit sluit aan bij de voornemens die op dit gebied in het Regeerakkoord zijn opgenomen. Zeker in deze economische tijden is het slim om energiegebruik uit te sparen. Nederland vraagt zich wel af of er voor energie-efficiëntie een aparte coördinatiestructuur nodig is die onder de SET-plan stuurgroep gaat functioneren. Liever ziet Nederland dat de sturende werking van de SET-plan stuurgroep zelf wordt versterkt.

Nederland is het met de Commissie eens dat een versterkte Europese coördinatie van het onderzoek er aan kan bijdragen om gebruik te maken van de sterktes van de lidstaten en dubbel werk te voorkomen. De mededeling kan er tevens aan bijdragen dat de lidstaten voor de komende tijd beter onderbouwd, en met gerichte steun vanuit Europa, prioriteiten kunnen stellen voor onderzoek en innovatie ten behoeve van energietechnologie en het beleid daarvoor. De mededeling kan daarmee helpen sturing te geven aan de beoogde energietransitie en bijdragen aan concretisering van de Energie Roadmap 2050. Door het bevorderen van samenwerking tussen EU-landen kan de mededeling tevens een stimulans zijn voor de eenwording van de Europese energiemarkt. Nederland blijft wel bij de Commissie aandringen om, conform de door haar geformuleerde uitgangspunten in deze mededeling, de meerwaarde van Europese coördinatie en samenwerking nadrukkelijk op te zoeken en aan te tonen.

Nederland levert graag een bijdrage aan de op te stellen Integrale Routekaart en het Actieplan, zoals de Commissie voorstelt. Wel is Nederland van mening dat moet worden gewaakt voor rigiditeit bij het gebruik ervan. De routekaarten moeten ruimte laten voor flexibiliteit om te kunnen inspelen op nieuwe kansen, veelbelovende technologieën additioneel te ondersteunen, en tegenvallende innovatielijnen te kunnen stoppen. Hiervoor is het essentieel dat de voortgang van het onderzoeks- en innovatieportfolio adequaat gemonitord wordt. Ook wil Nederland ervoor waken dat van de Integrale Routekaart en het Actieplan geen doel op zich gemaakt wordt. De Commissie dient vooral snel aan de slag te gaan met de bestaande technologieroutekaarten, zoals die zijn ontwikkeld door de Technology Platforms en Industrial Initiatives onder het SET-plan. Van belang hierbij is dat gebruik gemaakt gaat worden van de bestaande EU-organisatie en structuren. Uitgangspunt is ook dat de komende inzet en inbreng van Nederlandse zijde gerealiseerd kan worden met de gecreëerde organisatie en voorzieningen in het kader van de Topsector energie.

Ten slotte heeft Nederland vragen over de interactie van de Integrale Routekaart en het Actieplan met het opstellen van het eerste energiewerkprogramma van Horizon 2020 dat ook in het najaar van 2013 gereed dient te zijn. In het energiethema onder Horizon 2020 zal in belangrijke mate uitvoering worden gegeven aan deze mededeling.


X Noot
1

DeSET-Plan stuurgroep is opgericht om «bij te dragen aan en hetbevorderen van deimplementatie van een gezamenlijk Europees energietechnologiebeleid om deontwikkeling en marktopname te versnellen van schone, duurzame en efficiënte energietechnologieën, als eenfundamentele pijlervande reactie van deEuropese Unie op de inter-gerelateerde uitdagingen van de klimaatverandering, energievoorzieningszekerheid en concurrentievermogen.» In de SET-plan stuurgroep hebben de Europese Commissie en de lidstaten zitting.

Naar boven