22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1255 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2011

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij acht fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening betreffende een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie

Fiche 2: Mededeling over maatschappelijk verantwoord ondernemen (Kamerstuk 22 112, nr. 1256)

Fiche 3: Richtlijn uitoefening kiesrecht EP vanuit andere EU lidstaat (Kamerstuk 22 112, nr. 1257)

Fiche 4: Mededeling werken aan een strafrechtbeleid van de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 1258)

Fiche 5: Verordeningen bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen uit Midden Amerika, Colombia en Peru (Kamerstuk 22 112, nr. 1259)

Fiche 6: Verordening Europees Globaliseringsfonds 2014–2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 1260)

Fiche 7: Mededeling toekomst Solidariteitsfonds (Kamerstuk 22 112, nr. 1261)

Fiche 8: Verordening Europese Energie-infrastructuur (Kamerstuk 22 112, nr. 1262)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche: Verordening betreffende een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie

Datum Commissiedocument: 6 oktober 2011

Nr. Commissiedocument: COM (2011) 609

Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200886

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board: SEC (2011) 1134

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken, Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement,gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:

  • a) Rechtsbasis: Artikel 46(d), Artikel 149, Artikel 153(2)(a) en de derde paragraaf van Artikel 175 (TFEU).

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing Europees Parlement.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: N.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche

Korte inhoud voorstel

In het programma voor sociale verandering en innovatie (PSCI) wil de Commissie drie bestaande programma’s integreren, te weten Progress, Eures en de Microfinancieringsfaciliteit, en op sommige terreinen uitbreiden. De belangrijkste veranderingen zijn dat binnen Progress een budget wordt vrijgemaakt voor sociale experimenten, dat binnen Eures meerdere services zullen worden aangeboden op het gebied van recruitment en dat de Microfinancieringsfaciliteit wordt uitgebreid en zich ook zal richten op het ondersteunen van sociale ondernemingen.

Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Nederland beoordeelt de bevoegdheid en subsidiariteit als positief, met als kritische kanttekening de subsidiariteit van de uitbreiding van Eures. Wat betreft proportionaliteit is het oordeel deels positief en deels negatief, vanwege de kritiek op uitbreiding van de Microfinancieringsfaciliteit.

Implicaties/risico’s/kansen

Het PSCI biedt beleidsmakers de mogelijkheid om een beroep te doen op financiële steun voor sociale experimenten. Verder biedt het kansen voor financiële instellingen om hun capaciteit uit te breiden en voor sociale ondernemingen geeft het toegang tot financiële middelen uit het PSCI.

Nederlandse positie en eventuele acties

Nederland zet in op een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Vanuit dit oogpunt kijkt Nederland kritisch naar de invulling van het PSCI. Dit geldt in het bijzonder voor de onderdelen Eures en Microfinanciering. Nederland wijst het uitbreiden van Eures af, omdat actieve arbeidsbemiddeling beter op nationaal, regionaal of lokaal niveau kan plaatsvinden. Daarnaast is Nederland tegen de uitbreiding van de Microfinancieringsfaciliteit, omdat de toegevoegde waarde van de faciliteit nog niet is aangetoond. Wel is Nederland in principe positief over de vereniging van de drie programma’s in het PSCI.

3. Samenvatting voorstel

Inhoud voorstel

In het kader van het nieuw Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2014–2020, worden alle onderdelen van de begroting opnieuw vastgesteld. Eén van de onderdelen van de begroting is het programma voor sociale verandering en innovatie (PSCI). Dit programma heeft als doel het bijdragen aan de implementatie van de Europa 2020 doelstellingen aangaande het bevorderen van werkgelegenheid, sociale bescherming, het tegengaan van sociale exclusie en armoede en het verbeteren van arbeidsomstandigheden. In het PSCI worden drie bestaande programma’s geïntegreerd, te weten Progress, Eures en de Microfinancieringsfaciliteit. De Commissie wil de programma’s integreren om deze beter op elkaar af te stemmen en de uitvoering te vereenvoudigen, onder andere door het samenvoegen van rapportages.

Het Progress programma verstrekt analyses, faciliteert beleidsuitwisseling en geeft financiële steun voor sociale experimenten. Volgens het voorstel voor het PSCI zal het Progress programma worden voortgezet en zich richten op werkgelegenheid, sociale bescherming en insluiting, en arbeidsverhoudingen en -omstandigheden en niet langer op anti-discriminatie en diversiteit en gender gelijkheid zoals in de huidige periode. Verder zal binnen Progress een specifiek budget vrij worden gemaakt voor sociale innovatie en experimenten (pilots) met als doel het uitwisselen van ervaringen tussen lidstaten.

Het Eures programma heeft als doel het vergroten van de transparantie op de arbeidsmarkt om de mobiliteit van werknemers binnen de EU te bevorderen. Eures doet dit met behulp van de website Europees portaal voor beroepsmobiliteit waarop vacatures gepubliceerd worden. Daarnaast geeft Eures informatie en advies op nationaal en grensregionaal niveau. In het PSCI zullen de functies van Eures worden uitgebreid. Via het bestaande Europees portaal voor beroepsmobiliteit zullen meerdere vormen van service op het gebied van recruitment aangeboden worden aan werkzoekenden en werkgevers. Hiermee beoogt de Commissie een sterkere inzet op tekorten op de arbeidsmarkt en op bepaalde doelgroepen, zoals jongeren.

De Microfinancieringsfaciliteit is ingesteld om werkgelegenheid en sociale insluiting te bevorderen. De faciliteit beoogt de beschikbaarheid en toegankelijkheid tot microfinanciering voor kwetsbare groepen ondernemers/ondernemingen te vergroten. Het fonds richt zich op micro-bedrijven en op de kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, zoals werklozen, met ontslag bedreigden en jongeren. In het PSCI zal de Microfinancieringsfaciliteit versterkt worden. Daarnaast zal het nieuwe programma zich richten op het ondersteunen van sociale ondernemingen in het verkrijgen van financiering. Onduidelijk is hoe het nieuwe programma in begeleiding van ondernemers gaat voorzien. Dit is namelijk wel expliciet onderdeel van de bestaande faciliteit.

De verordening creëert de bevoegdheid voor de Commissie om overeenkomsten te sluiten met organisaties, in het bijzonder met de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF). Deze overeenkomsten moeten gedetailleerde bepalingen bevatten voor de uitvoering van het onderdeel Microfinanciering.

– Impact assessment Commissie

Met het integreren van de drie bestaande instrumenten binnen één programma verwacht de Commissie de efficiëntie, effectiviteit en samenhang te bevorderen, zonder dat daarmee politieke en institutionele risico’s gepaard gaan.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid: Artikel 46(d), Artikel 149, Artikel 153(2)(a) en de derde paragraaf van Artikel 175 (TFEU).

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • Subsidiariteit: Positief

  • Proportionaliteit: Deels positief, deels negatief

  • Onderbouwing:

Subsidiariteit:

De activiteiten van alle onderdelen hebben een evidente Europese dimensie en zijn een aanvulling op nationaal beleid. Voor Progress is dit het stimuleren van onderzoek en beleidsuitwisseling tussen lidstaten. Het onderdeel Microfinanciering beoogt om EU breed samen met kredietinstellingen de toegang tot microfinanciering te vergroten voor de meest kwetsbare groep starters. Eures richt zich op arbeidsmobiliteit tussen lidstaten. Wel moet de kanttekening gemaakt worden dat het kabinet kritisch is over het voorstel om de rol van Eures als informatiepunt uit te breiden naar een actieve rol als bemiddelaar. Deze kan beter en effectiever plaatsvinden op nationaal niveau.

Proportionaliteit:

Positief: De beoogde activiteiten gefinancierd met Progress (analyses, beleidsuitwisseling en sociale experimenten) sluiten aan op de doelstelling van bevordering kennisuitwisseling.

Negatief: De voorgestelde uitbreiding en verbreding van de Microfinancieringsfaciliteit lijkt voorbarig op een moment dat nog niet duidelijk is wat de effecten zijn van de faciliteit.

c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

N.v.t.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Voor de periode 2014–2020 stelt de Commissie € 958,2 mln. voor het PSCI voor. De verdeling naar de drie onderdelen is € 574,9 mln. voor Progress, € 143,7 mln. voor Eures en € 191,94 mln. voor de Microfinancieringsfaciliteit. Het overige bedrag wil de Commissie flexibel kunnen inzetten voor jaarlijkse prioriteiten (5%) en administratieve kosten. Ter indicatieve vergelijking: voor de periode 2007–2013 werden de drie afzonderlijke programma’s als volgt begroot: € 683,3 mln. voor Progress, € 140 mln. voor Eures en € 60 mln. voor de Microfinancieringsfaciliteit. Dit komt in totaal neer op een begroting van € 883,3 mln. De € 60 mln. voor microfinanciering is voor 4 jaar. In het PSCI is dus 74,9 mln. meer begroot voor de periode 2014–2020 dan voor de drie afzonderlijke programma’s samengenomen voor de periode 2007–2013. Benadrukt moet worden dat deze vergelijking een indicatie is. Zo is een gedeelte van de stijging van de begroting te wijten aan het verschil in prijsniveau.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Beleidsmakers kunnen een beroep doen op financiële steun voor het experimenteren met hervormingen op sociaal en arbeidsmarktbeleid. Publieke verstrekkers van microfinanciering kunnen een beroep doen op financiële steun. De hoeveelheid middelen vanuit het PSCI die in Nederland wordt besteed hangt af van het aantal aanvragen en toewijzingen.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Door de versterking van de Microfinancieringsfaciliteit kunnen meer burgers gebruik maken van microkredieten en zullen de microkredietinstellingen in Nederland meer financiële middelen ter beschikking hebben om hun capaciteit uit te breiden. Daarnaast zouden sociale ondernemingen toegang krijgen tot middelen uit het PSCI.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Voor het gehele programma geldt dat de Commissie administratieve eisen stelt aan de gebruikers (overheden en microfinancieringsinstellingen). Dit geldt in het bijzonder voor de onderdelen Progress en Microfinanciering.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo?)

Geen.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De beslissing treedt in werking op de eerste dag na publicatie en is van toepassing vanaf 1 januari 2014. Het PSCI leidt niet tot nationale implementatiemaatregelen, dus deze datum is haalbaar voor Nederland.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

In het voorstel is opgenomen dat het programma van toepassing is van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. Verder voorziet het voorstel in een evaluatiebepaling. Er zal een tussentijdse evaluatie plaatsvinden aan het einde van 2017. Uiterlijk twee jaar na de beëindiging van het programma zal een eindevaluatie plaatsvinden.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

De uitvoering en handhaving is in handen van de EU en zal geen implicaties hebben voor nationaal beleid.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.

9. Nederlandse positie

Nederland zet in op een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Deze prioriteiten zijn concurrentievermogen, innovatie en samenwerking op het gebied van justitie, migratie en asiel. Vanuit dit oogpunt kijkt Nederland kritisch naar de invulling van het PSCI. Dit geldt in het bijzonder voor de onderdelen Eures en Microfinanciering. Wel is Nederland in principe positief over de vereniging van de drie programma’s in het PSCI om zo de effectiviteit en de onderlinge samenhang te bevorderen, al is het effect op de afzonderlijke onderdelen nog niet zichtbaar.

Progress: Nederland kan zich vinden in de invulling van de Progress component binnen het nieuwe programma. Progress richt zich vooral op beleidsanalyses en het uitwisselen van ervaringen tussen lidstaten. Sociale experimenten in het nieuwe programma zijn een extra instrument voor lidstaten om ervaringen uit te wisselen.

Eures: Het Eures netwerk bestaat sinds 1993 en fungeert als een aanvulling op bestaande arbeidsbureaus op nationaal niveau. Eures is in de huidige vorm een eerste aanspreekpunt voor werknemers die zich buiten hun eigen landsgrenzen willen vestigen. Op deze manier dient Eures als contactpunt en haar rol is vooral het verstrekken van informatie. In het voorstel beoogt de Commissie de rol van Eures onder andere uit te breiden naar het rekruteren en plaatsen van (jonge) werknemers. Hiervoor is een substantieel gedeelte van de begroting van de Eures component gereserveerd. Nederland vindt echter dat het actief bemiddelen tussen werknemers en werkgevers beter en effectiever plaats kan vinden op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Nederland wijst de uitbreiding van Eures daarom af.

Microfinancieringsfaciliteit: Nederland kan het voortzetten van het instrument steunen maar is tegen de aanzienlijke financiële uitbreiding van de faciliteit. Hoewel er positieve signalen zijn geweest, is de toegevoegde waarde van de faciliteit nog niet aangetoond met een onafhankelijke evaluatie. Zo is nog niet aangetoond of de doelgroep voldoende toegang heeft tot de faciliteit en of de middelen wel daadwerkelijk bij de doelgroep terecht komen. In het verlengde hiervan is Nederland kritisch over de verbreding van financiering – niet per se micro – aan sociale ondernemingen. Daarnaast is het niet duidelijk hoe de faciliteit er in de nieuwe periode uit zal zien. Het is onduidelijk welke acties het nieuwe programma moet gaan financieren. Dit is wel expliciet gespecificeerd in de huidige faciliteit.

Nederland zal zich inzetten om de uitbreiding van Eures en de Microfinancieringsfaciliteit, zoals hierboven beschreven, te beperken. Dit heeft mogelijk een verlagend effect op de begroting van het PSCI.

Naar boven