22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1238 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2011

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: mededeling voorstel Gemeenschappelijk standpunt Busan (Kamerstuk 22 112, nr. 1236)

Fiche 2: verordening inzake gemeenschappelijke regels voor de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden (Kamerstuk 22 112, nr. 1237)

Fiche 3: verordening instelling Schengen-evaluatiemechanisme

Fiche 4: verordening Interne Markt Informatiesysteem (IMI) (Kamerstuk 22 112, nr. 1239)

Fiche 5: wijziging verordening elektronische identificatie (EID) van runderen (Kamerstuk 22 112, nr. 1240)

Fiche 6: Verordening registratiesysteem voor vervoerder van radioactief materiaal (Kamerstuk 22 112, nr. 1241)

Fiche 7: verordening gearomatiseerde wijnbouwproducten (Kamerstuk 22 112, nr. 1242)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche: verordening instelling Schengen-evaluatiemechanisme

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis.

Datum Commissiedocument: 16 september 2011

Nr. Commissiedocument: COM (2011) 559

Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199957

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad: Werkgroep Schengenacquis en/of Werkgroep Schengenevaluatie (SCH-EVAL), SCIFA, JBZ-Raad (onder Pools voorzitterschap, tweede helft 2011)

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie

  • a) Rechtsbasis artikel 77 lid 2 onder e VWEU

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en de rol Europees Parlement:

    gewone wetgevingsprocedure (gekwalificeerde meerderheidsbeslissing in de Raad, medebeslissing van het Europees Parlement)

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    In het voorstel wordt aangegeven dat de Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Dit comité brengt adviezen uit aan de Commissie conform de «onderzoeksprocedure» (artikel 5 van de Verordening (EU) nr. 182//2011).

Het comité adviseert de Commissie over het meerjarig evaluatieprogramma (voor een periode van vijf jaar) en over het jaarprogramma (met uitzondering van de onverwachte inspecties). Tevens worden de evaluaties aan het comité voorgelegd. De lidstaten worden op deze wijze nauw betrokken bij het evaluatieproces. Per 1 maart 2011 is het Comitologiebesluit 1999/468 vervangen door de nieuwe Comitologie Verordening. nr. 182/2011. In de nieuwe Verordening is de oude «beheersprocedure» vervangen door de nieuwe «onderzoeksprocedure». Deze procedure waarborgt een grote mate van controle door de Lidstaten op uitvoeringsmaatregelen die de Commissie vaststelt.

2. Samenvatting BNC-fiche

– Korte inhoud voorstel

Het voorstel heeft als doel een nieuw en efficiënter juridisch kader te scheppen voor het evalueren van de toepassing door de lidstaten van het Schengenacquis in het Schengengebied. Met de Schengenevaluaties worden de lidstaten gecontroleerd of de lidstaten die willen toetreden voldoen aan het Schengenacquis en daarnaast worden de lidstaten gecontroleerd of zij het Schengenacquis correct toepassen. Ten aanzien van het laatste wordt er in dit voorstel een meerjaren- en jaarprogramma geïntroduceerd. De evaluatie wordt gebaseerd op antwoorden op vragenlijsten, on-site visits of een combinatie van beide. In het voorstel van de Commissie worden de evaluaties zowel aan de buitengrenzen als aan de binnengrenzen van het Schengengebied uitgevoerd. De controle aan de binnengrenzen in dit voorstel is nieuw. Ook wordt het in dit voorstel de term «toezichtsmechanisme» geïntroduceerd in het geval uit de evaluatie blijkt dat er sprake is van ernstige gebreken in de uitvoering van het toezicht aan de buitengrenzen of terugkeerprocedures voor een periode van drie maanden of langer. De Commissie kan dan na advies van de lidstaten een besluit nemen tot tijdelijke herinvoering van de grenscontroles aan de binnengrenzen.

– Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Het kabinet meent dat artikel 70 VWEU een betere rechtsgrondslag is voor het Schengenevaluatiemechanisme dan artikel 77 lid 2 sub e VWEU, wat de Commissie voorstelt. Immers, artikel 70 VWEU voorziet in een mechanisme voor objectieve en onpartijdige evaluatie van de uitvoering van het beleid dat betrekking heeft op de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

De subsidiariteit wordt positief beoordeeld. Nederland onderschrijft dat het evaluatiemechanisme voor de controle aan de Schengen binnen- en buitengrenzen van de Europese Unie alleen op EU-niveau kan worden uitgewerkt.

De proportionaliteit wordt door Nederland negatief beoordeeld. In dit geval omdat het voorstel in de ogen van Nederland op een bepaald punt niet ver genoeg gaat. De Commissie gaat in het voorstel slechts in beperkte mate in op het belang van rechtsstatelijkheid bij de evaluatie van Schengenlanden. Het kabinet is van mening dat de rechtsstatelijke aspecten bij de evaluatie van Schengenlanden meer zwaarte zouden moeten krijgen. Bovendien vindt het kabinet het niet proportioneel dat de Commissie (onaangekondigde) controles uitvoert aan de binnengrenzen van de Schengenlanden- dat onder het toezicht van de lidstaten valt. Uit het voorstel blijkt niet duidelijk hoe groot de grenszone zal zijn waarin de controles kunnen worden uitgevoerd. Het binnenlands toezicht strekt zich uit over een substantieel groter gebied.

Risico’s/implicaties/ kansen

Het voorstel heeft als doel een nieuw en efficiënter juridisch kader te scheppen voor het evalueren van de toepassing door de lidstaten van het Schengenacquis in het Schengengebied. Een nadere invulling van de regels voor de Schengenevaluatie komt ten goede aan een uniforme en efficiënte toepassing van het Schengenacquis, wat weer leidt tot een versterking van het toezicht aan de buitengrenzen van de lidstaten.

Daarnaast voorziet het voorstel in een toezichtsmechanisme in geval van aanhoudende serieuze tekortkomingen bij het bewaken van de buitengrenzen door een lidstaat. In het uiterste geval kan dit leiden tot het tijdelijk herinvoeren van de grenscontroles aan de binnengrenzen. Deze mogelijkheid draagt bij aan de versterking van het Schengenbestuur.

Nederlandse positie en eventuele acties

Nederland vindt het belangrijk dat het wederzijds vertrouwen tussen de Schengenlanden verder wordt vergroot door de Schengenevaluaties te verbeteren en te verdiepen onder meer door middel van het betrekken van rechtsstatelijke aspecten bij het uitvoeren van deze evaluaties. De Europese Raad heeft in zijn gemeenschappelijke verklaring van 24 juni jl. aandacht gevraagd voor het belang van fundamentele principes en normen bij het uitvoeren van de evaluaties. Nederland is van mening dat de Commissie dit belang gerelateerd aan rechtsstatelijke aspecten op dit moment onvoldoende in haar voorstel heeft betrokken. Nederland zal zich ervoor inzetten dat dit alsnog gebeurt.

Voorts vraagt het kabinet vraagt zich af of de Commissie de juiste rechtsbasis heeft gekozen voor dit voorstel. Het kabinet meent dat artikel 70 VWEU een betere rechtsgrondslag is voor het Schengenevaluatiemechanisme. Immers, artikel 70 VWEU voorziet in een mechanisme voor objectieve en onpartijdige evaluatie van de uitvoering van het beleid dat betrekking heeft op de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Daarnaast is het Schengenevaluatiemechanisme altijd beperkt geweest tot de buitengrenzen van het Schengengebied. Nederland vindt dat de bevoegdheid van de Commissie ten aanzien van (onaangekondigde) controles aan de binnengrenzen – dat onder het eigen binnenlands toezicht van de lidstaten valt – verder gaat dan nodig is.

3. Samenvatting voorstel

Inhoud voorstel

Het voorstel heeft als doel een nieuw en efficiënter juridisch kader te scheppen voor het evalueren van de toepassing door de lidstaten van het Schengenacquis in het Schengengebied. Het Schengengebied is een ruimte zonder binnengrenzen en is in grote mate gebaseerd op het vertrouwen dat de lidstaten in elkaar stellen. Met name de controles aan de buitengrenzen van de Europese Unie verrichten de lidstaten niet alleen ter bescherming van hun eigen belangen, maar ook namens alle andere lidstaten die niet aan de buitengrenzen van het Schengengebied grenzen. Om het wederzijds vertrouwen te behouden hebben de Schengenlidstaten in 1998 een permanente commissie opgericht met twee taken:

  • 1. Controleren of de lidstaten die willen toetreden voldoen aan het Schengenacquis;

  • 2. Controleren of het Schengenacquis door de lidstaten correct wordt toegepast.

Er wordt dus tot op heden gewerkt op basis van een «peer-to-peer» review. De Commissie wil dit graag veranderen en wil het toezicht op EU-niveau versterken. In dit voorstel worden door de Commissie meerjaren- en jaarprogramma’s ten aanzien van de tweede taak met betrekking tot de Europese buiten- en binnengrenzen in de lidstaten geïntroduceerd. Alle Schengen-lidstaten worden in dit voorstel onderworpen aan regelmatige evaluatie om te waarborgen dat het acquis correct wordt toegepast. Deze evaluatie wordt gebaseerd op antwoorden op vragenlijsten, on-site visits of een combinatie van beide. De Commissie zal besluiten of er een noodzaak bestaat voor on-site visits, na advies te hebben ingewonnen bij de lidstaten. Hierbij worden betrokken wijzigingen in wetgeving, procedures of organisatie van de betrokken lidstaat alsmede risicoanalyses van Frontex op het gebied van de buitengrenzen en visa.

In het voorstel van de Commissie worden de evaluaties zowel aan de buitengrenzen als aan de binnengrenzen van het Schengengebied uitgevoerd. De controle aan de binnengrenzen in dit voorstel is nieuw. De Commissie stelt voor om in de toekomst uitsluitend door ambtenaren van de Commissie onaangekondigde bezoeken te laten uitvoeren om te checken of er daadwerkelijk geen controles meer zijn aan de binnengrenzen van de Europese Unie. Ook wordt in dit voorstel de term «toezichtsmechanisme» geïntroduceerd in het geval uit de evaluatie blijkt dat er sprake is van ernstige gebreken in de uitvoering van het grenstoezicht aan de buitengrenzen of terugkeer voor een periode van 3 maanden of langer. De Commissie kan dan na advies van de lidstaten een besluit nemen tot tijdelijke herinvoering van de grenscontroles aan de binnengrenzen.

Met het gewijzigde voorstel wil de Commissie tegemoet komen aan het verzoek van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 om het Schengenevaluatiesysteem verder te versterken en een vrijwaringsclausule op te nemen voor werkelijk kritieke situaties waarin een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van de Schengenregels niet meer kan nakomen, een regeling treffen voor de herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen in het geval een lidstaat de verplichting om toezicht te houden aan zijn deel van de buitengrens aanhoudend verwaarloost en de omstandigheden zodanig zijn dat dit op nationaal of EU-niveau een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. Het voorstel is hiermee gekoppeld aan het voorstel van de Commissie tot de wijziging van Verordening (EG) Nr. 562/2006 teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden. Ook presenteerde de Commissie bij deze voorstellen een mededeling inzake de versterking van het Schengenbestuur. Deze mededeling schets wat de achtergrond is van de twee wetgevende voorstellen.

Impact assessment Commissie

De Commissie heeft geen impact assessment uitgevoerd.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid:

De Commissie kiest artikel 77 lid 2 sub e VWEU als rechtsbasis. Indien artikel 77 lid 2, onder e VWEU als rechtsgrondslag wordt benoemd, acht het kabinet het wenselijk dat artikel 77, lid 2, onder b VWEU eveneens als rechtsgrondslag wordt benoemd.

Het kabinet meent dat artikel 70 VWEU een betere rechtsgrondslag is voor het Schengenevaluatiemechanisme. Immers, artikel 70 VWEU voorziet in een mechanisme voor objectieve en onpartijdige evaluatie van de uitvoering van het beleid dat betrekking heeft op de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. In het bijzonder strekt het ter bevordering van de volledige toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Nu het voorstel van de Commissie specifiek voorziet in een evaluatiemechanisme dat ervoor moet zorgen dat de lidstaten blijven vertrouwen op elkaars vermogen om de begeleidende maatregelen die een gebied zonder binnengrenzen mogelijk maken, effectief en efficiënt toe te passen, lijkt het voor de hand liggend dat artikel 70 VWEU als rechtsbasis kan dienen.

Uit haar huidige voorstel, gebaseerd op artikel 77 lid 2 sub e, blijkt echter dat de Commissie primair verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van het mechanisme, hetgeen derhalve niet in overeenstemming is met de gedachte van artikel 70 VWEU.

Daarnaast kunnen op grond van artikel 70 VWEU ook de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig hebben geïncorporeerd (zoals het Verenigd Koninkrijk en Ierland ) in de evaluatie worden meegenomen, terwijl uit het Commissievoorstel blijkt dat het mechanisme alleen van toepassing is op lidstaten die het acquis wel volledig hebben overgenomen.

De keuze voor deze rechtsbasis heeft mogelijk gevolgen voor de te volgen wetgevingsprocedure. Op verzoek van een aantal lidstaten – waaronder Nederland – heeft de juridische dienst van de Raad een advies uitgebracht over de rechtsgrondslag van het nieuwe voorstel. In dit advies komt de juridische dienst de conclusie dat artikel 70 VWEU de juiste grondslag is.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:

Subsidiariteit: positief

Proportionaliteit: negatief

Nederland onderschrijft dat het evaluatiemechanisme voor de controle aan de Schengen binnen- en buitengrenzen van de Europese Unie alleen op EU-niveau kan worden uitgewerkt. De subsidiariteit wordt dan ook als positief beoordeeld.

De proportionaliteit wordt door Nederland negatief beoordeeld. Het kabinet is van mening dat de evaluatie van Schengenlanden ook betrekking zou moeten hebben op de rechtsstatelijke aspecten in dat land. Het huidige voorstel ontbeert dit element en schiet daarmee tekort.

Met dit voorstel zoekt de Commissie een uitbreiding naar de controle aan de binnengrenzen van de Schengenlidstaten terwijl het Schengenevaluatiemechanisme tot nu toe beperkt is geweest tot de buitengrenzen van het Schengengebied. De proportionaliteit wordt als negatief beoordeeld voor zover de Commissie zou nagaan hoe lidstaten hun eigen binnenlands toezicht hebben geregeld. Uit het voorstel blijkt niet duidelijk hoe groot de grenszone zal zijn waarin de controles kunnen worden uitgevoerd. Het binnenlands toezicht strekt zich uit over een substantieel groter gebied. Nederland twijfelt aan de proportionaliteit en de uitvoerbaarheid van het voornemen van de Commissie om met onaangekondigde controles aan de binnengrens te evalueren. Het kabinet ziet bovendien niet in waarom deze onaangekondigde controles aan de binnengrens enkel door Commissie-ambtenaren dienen te worden uitgevoerd. Slechts in die gevallen wanneer lidstaten tijdelijk een grenscontrole hebben ingevoerd en er vraagtekens zijn of de uitvoering hiervan past binnen de wettelijke kaders zou er een meerwaarde kunnen zijn van onaangekondigde controles.

Overigens bevat het voorstel voor wat betreft de evaluatie van de controles aan de buitengrenzen een aantal positieve punten. Het feit dat de binnengrenscontroles opgeheven zijn maakt het van groot belang dat controles aan de buitengrenzen conform de Schengengrenscode uniform en correct worden uitgevoerd. De Commissie heeft als hoedster van de uitvoering van de Verdragen de verplichting om na te gaan of de uitoefening van die bevoegdheid in overeenstemming is met het Unierecht. Nederland is voorstander van de evaluatie van de controle aan de buitengrenzen van het Schengengebied en juicht dienaangaande een nieuw en efficiënter juridisch kader toe.

Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:

Het kabinet vraagt zich af of de Commissie de juiste rechtsbasis heeft gekozen voor dit voorstel, zie overwegingen hierboven bij bevoegdheid. Daarnaast is het Schengenevaluatiemechanisme altijd beperkt geweest tot de buitengrenzen van het Schengengebied. Nederland vindt dat de bevoegdheid van de Commissie ten aanzien van (onaangekondigde) controles aan de binnengrenzen – dat onder het eigen binnenlands toezicht van de lidstaten valt – verder gaat dan nodig is. Verder vindt het kabinet het belangrijk dat het wederzijds vertrouwen tussen de Schengenlanden verder wordt vergroot door de Schengenevaluaties te verbeteren en te verdiepen onder meer door middel van het betrekken van rechtsstatelijke aspecten bij het uitvoeren van deze evaluaties.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor de regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie heeft een gemeenschappelijk financieel memorandum, voor wat de menskracht en de nodige financiële middelen betreft, opgesteld en dit gehecht aan de verordening tot instelling van een evaluatiemechanisme. De aan de voorstellen verbonden kosten worden gefinancierd binnen hoofdstuk 18 02 van de Europese begroting. De jaarlijkse aanspraak op de Europese begroting neemt toe van 0,12 miljoen in 2011 tot 1,68 miljoen in 2013 en 2014. De voorstellen zijn verenigbaar met de huidige financiële programmering.

Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

Geen, de bekostiging van de evaluatiemissies gebeurt uit Europese middelen, ook de kosten die worden gemaakt door de lidstaten voor het leveren van experts zullen hieruit worden vergoed.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Een uniforme en efficiënte toepassing van het Schengenacquis komt ten goede aan de interne markt van de Europese Unie en dus het bedrijfsleven. Daarnaast biedt een uniforme en efficiënte toepassing van het Schengenacquis ook meer rechtszekerheid aan de Europese burger.

c) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden

Geen

d) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger

Geen

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid

Geen

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De Verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze Verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechttrekken toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

In het voorstel is geen evaluatiebepaling opgenomen. Wel is in het voorstel voorzien in een risicoanalyse door Frontex. Daarbij zal rekening worden gehouden met de migratiedruk en komt er een mogelijkheid om aanbevelingen te doen om prioriteiten te stellen voor evaluatie in het volgende jaar.

In het voorstel is in artikel 15 lid 2 een horizonbepaling opgenomen. Als uit de evaluatie blijkt dat er sprake is van ernstige gebreken in de uitvoering van het grenstoezicht aan de buitengrenzen of terugkeer voor een periode van 3 maanden of langer dan zijn de artikelen 23 en 26 van de Schengengrenscode van toepassing. Het betreft bepalingen die zien op de tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontroles.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Er worden geen complicaties voorzien.

b) Handhaafbaarheid

N.v.t.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen

9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)

Het kabinet vindt het belangrijk dat het wederzijds vertrouwen tussen de Schengenlanden verder wordt vergroot door de Schengenevaluaties te verbeteren en te verdiepen. Het kabinet staat positief tegenover het voorstel van de Commissie om het evaluatiemechanisme aan de buitengrenzen te verbeteren, gezien het groeiend aantal lidstaten, met name aan de buitengrenzen van het Schengengebied. Het kabinet is met name positief over de inhoudelijke verbeteringen voor het evaluatiemechanisme, zoals het opstellen van meerjarenprogramma’s, verplichte scholing van experts en het structureel gebruik van de risicoanalyses van FRONTEX (t.a.v. EU-lidstaten) en onaangekondigde controles.

Het kabinet vindt het voorstel in bepaalde opzichten onvoldoende, omdat het van mening is dat de Schengenevaluaties moeten worden verbeterd en verder worden verdiept door middel van het betrekken van rechtsstatelijke aspecten, zoals de onafhankelijkheid en efficiëntie van de rechtspraak, de bestrijding van corruptie en de bestrijding van georganiseerde grensoverschrijdende (migratie)criminaliteit, bij het uitvoeren van deze evaluaties. De evaluaties zouden moeten gelden voor alle Schengenlidstaten en alle landen die willen toetreden tot de Schengenzone. Hiermee wordt, in het belang van alle lidstaten en de burger, beter gewaarborgd dat binnen Schengen effectief wordt opgetreden tegen grensoverschrijdende vormen van criminaliteit, waaronder mensenhandel en migratiecriminaliteit.

De Europese Raad heeft in zijn gemeenschappelijke verklaring van 24 juni jl. aandacht gevraagd voor het belang van fundamentele principes en normen bij het uitvoeren van de evaluaties. Nederland is van mening dat de Commissie dit belang gerelateerd aan rechtsstatelijke aspecten op dit moment onvoldoende in haar voorstel heeft betrokken. Nederland zal zich ervoor inzetten dat dit alsnog gebeurt.

Het kabinet wenst verder een verduidelijking van de rolverdeling van de verschillende instellingen en overige organen (Raad, Commissie en Frontex) in de Schengenevaluaties. Het voorstel gaat uit van een grote rol en verantwoordelijkheid voor de Commissie. Artikel 3 geeft expliciet aan dat de Commissie verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van het voorgestelde evaluatiemechanisme in nauwe samenwerking met de lidstaten en Europese organisaties. Het kabinet acht het van belang dat de rol van de lidstaten aanzienlijk wordt verduidelijkt. Aangezien de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het grenstoezicht, acht het kabinet het van belang dat de lidstaten mede verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van het Schengen-evaluatiemechanisme. Het kabinet vindt dat de leidende rol bij de Raad zou kunnen blijven liggen en niet zoals wordt voorgesteld bij de Commissie. Nederland houdt derhalve reserves bij de door de Commissie gekozen rechtsbasis van het voorstel inzake de Schengenevaluaties.

Het Schengenevaluatiemechanisme is altijd beperkt geweest tot de buitengrenzen van het Schengengebied. Dat de Commissie met dit voorstel een uitbreiding zoekt naar (onaangekondigde) controles aan de binnengrenzen – die onder het eigen binnenlands toezicht van de lidstaten vallen – gaat wat Nederland betreft te ver.

Verder zou het kabinet graag verduidelijkt willen zien:

  • De rol van de lidstaten;

  • De criteria voor de toepassing van het toezichtsmechanisme;

  • De besluitvormingscriteria voor de Commissie inzake de on-site visits;

  • De toekomstige rol van het Raadssecretariaat;

  • De rol van Frontex inzake onaangekondigde controles t.b.v. de risico-analyses;

  • De rol van de Werkgroep Schengenevaluaties, met name in relatie tot de in de voorstellen voorgenomen op te richten Coördinatiegroep (bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie en verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het Schengen-evaluatiemechanisme);

  • De juridische implicaties van de Verordening en besluit en de bevoegdheden van de

  • Commissie ten aanzien van de Noorwegen, IJsland, Liechtenstein (EER-landen) en Zwitserland.

Naar boven