22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1223 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2011

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

  • Fiche 1: Verordening bijzondere voeding voor zuigelingen, peuters en medisch gebruik (kamerstuk 22 112, nr. 1222)

  • Fiche 2: Verordeningen aanpassing cofinancieringsniveau cohesie, platteland en visserij

  • Fiche 3: Mededeling bestrijding van corruptie in de Europese Unie (kamerstuk 22 112, nr. 1224).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche: verordeningen aanpassing cofinancieringsniveau cohesie, platteland en visserij

1. Algemene gegevens

De bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van eurogebied op 21 juli 2011 heeft een besluit genomen waaruit drie voorstellen voortvloeien voor aanpassing van het cofinancieringsniveau van respectievelijk het cohesiefonds, het plattelandsfonds en het visserijfonds. Vanwege de evidente onderlinge samenhang van deze drie voorstellen is gekozen voor weergave van de Nederlandse positie terzake in één overkoepelend BNC-fiche.

Titel voorstellen

Platteland: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, met betrekking tot een aantal bepalingen betreffende het financieel beheer ten aanzien van bepaalde lidstaten die ernstige problemen ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van financiële stabiliteit

Cohesie: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad wat betreft sommige bepalingen in verband met het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ten aanzien van hun financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden ondervinden of daardoor worden bedreigd.

Visserij: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit.

Datum Commissiedocumenten: 1 augustus 2011

Nr. Commissiedocumenten: COM(2011)481, COM(2011)482, COM(2011)484

Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200732

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board: Niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep structuurfondsen, Raad Algemene Zaken

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in samenwerking met het Ministerie van Financiën.

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:

a) Rechtsbasis

Artikel 177 VWEU.

b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

Gewone wetgevingsprocedure, gekwalificeerde meerderheid in de Raad, EP medebeslisser.

c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

N.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche

• Korte inhoud voorstel

De Commissie stelt voor om de algemene verordening betreffende structuurfondsen en het Cohesiefonds (verordening 1083/2006), plattelands- en visserijbeleid aan te passen. Door de wijziging wordt het mogelijk om de cofinanciering met EU-middelen te verhogen met 10%-punt voor projecten in lidstaten die financiële bijstand ontvangen uit de betalingsbalansfaciliteit of het EFSM (Europees Financieel Stabilisatiemechanisme), alsmede Griekenland dat buiten het EFSM financiële bijstand ontvangt, met als doel de continuering van de structuurfondsenprogramma’s te waarborgen. De Commissie heeft eenzelfde voorstel gedaan m.b.t. het visserijbeleid (artikel 76 en 77 van verordening 1198/2006). Bij het voorstel op het gebied van plattelandsbeleid betreft het voorstel een verhoging van het cofinancieringpercentage met ongeveer 20% voor convergentieregio’s en tot ongeveer 35% voor niet-convergentieregio’s, waardoor communautaire co-financiering wordt verhoogd naar respectievelijk maximaal 95 en 85%. Het betreft hier reeds gereserveerde Europese middelen.

• Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Bevoegdheid: Artikel 177 VWEU, gedeelde bevoegdheid.

Subsidiariteit: positief.

Proportionaliteit: negatief.

• Implicaties/risico’s/kansen

Het voorstel kan gevolgen hebben voor de EU-begroting, de hoogte van de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting en daardoor de nationale begroting. Het voorstel heeft geen juridische consequenties voor Nederland of decentrale instellingen.

• Nederlandse positie en eventuele acties

Nederland is kritisch over het voorstel van de Commissie, omdat de financiële consequenties onvoldoende afgedekt zijn. Bovendien meent Nederland dat het voorstel het onbedoelde neveneffect kan hebben dat het eigenaarschap van EU-projecten in de betrokken landen te veel vermindert.

Nederland wil daarom voorstellen om het cofinancieringpercentage bij cohesie-, plattelands- en visserijbeleid met tenminste een halvering van de verhoging van de cofinancieringspercentages die de Commissie voorstelt in lijn met de Nederlandse wensen voor een gematigde groei van de begroting en om afbreuk van eigenaarschap te verminderen.

Nederland staat ook open voor andere suggesties ten aanzien van reikwijdte en duur, die de proportionaliteit van het voorstel kunnen verbeteren.

3. Samenvatting voorstel

• Inhoud voorstel

Door de economische crisis zijn enkele lidstaten in de problemen gekomen met de uitvoering van de structuurfondsen programma’s. Het gaat bij de structuurfondsen om middelen uit de Europese begroting die reeds voor de lidstaten in kwestie zijn gereserveerd. Dit voorstel zorgt voor een lagere verplichting van nationale cofinanciering en beoogt daarmee dat de continuering van het programma, ter bevordering van het groeivermogen en de werkgelegenheid, gewaarborgd is.

De Commissie stelt voor om artikel 77 van Verordening 1083/2006 aan te passen. Door de wijziging wordt het mogelijk om het cofinancieringpercentage van EU-middelen te verhogen met 10%-punt voor lidstaten die financiële bijstand ontvangen uit het bijstandsmechanisme of het EFSM (Europees Financieel Stabilisatiemechanisme), alsmede Griekenland dat buiten het EFSM om financiële bijstand ontvangt. Momenteel betreft dit de lidstaten Griekenland, Hongarije, Roemenië, Letland, Portugal en Ierland.

Eenzelfde voorstel wordt gedaan m.b.t. het visserijbeleid (artikel 76 en 77 van verordening 1198/2006).

M.b.t. het plattelandsbeleid stelt de Commissie voor het cofinancieringpercentage binnen het Europese Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) te verhogen met 20–35%.

• Impact assessment Commissie

Er is geen impact assessment opgesteld.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

De Commissie baseert haar cohesievoorstel op artikel 177 VWEU. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Economische, sociale en territoriale samenhang zijn ingevolge artikel 4 VWEU een gedeelde bevoegdheid.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • Subsidiariteit:

  • Positief.

  • Onderbouwing:

De EU-structuur-, platteland- en visserijfondsen kunnen niet op nationaal niveau worden ingesteld of gewijzigd. Het betreft Europese middelen. Door de crisis is gebleken dat lidstaten moeilijk aan de cofinancieringsverplichting kunnen voldoen. Een oplossing voor deze problematiek op EU-niveau ligt om die reden voor de hand.

– Proportionaliteit

Negatief

– Onderbouwing:

Nederland heeft met de Eurozone-bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders op 21 juli jl. ingestemd met de mogelijkheid tot een tijdelijke verhoging van de Europese cofinancieringpercentages voor landen met een programma. Dit is passend in een aanpak om de groei en werkgelegenheid van deze landen te verhogen. Nederland acht het echter noodzakelijk dat de maatregelen niet ten koste gaan van de prikkel tot een effectieve besteding bij de betreffende landen en passen binnen een gematigde groei van de EU-begroting in 2012 en 2013. Dat is in de voorliggende voorstellen niet het geval. De Commissievoorstellen zijn onduidelijk en de budgettaire onderbouwing van de maatregelen en de in het geval van het cohesie- en het visserijbeleid voorgestelde compensatie voor het einde van de programmaperiode is niet uitgewerkt. Om die reden beoordeelt Nederland de proportionaliteit van de voorstellen negatief.

c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

N.v.t.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Er worden geen nieuwe middelen beschikbaar gesteld vanuit de EU-begroting. De Commissievoorstellen vergroten derhalve niet de vastleggingen in de EU-begroting, maar dienen er vooral voor dat de reeds voor betreffende landen gereserveerde middelen naar voren worden gehaald en daadwerkelijk tot uitbetaling kunnen komen. De Commissie geeft aan dat het maximumbedrag voor financieringen uit structuurfondsen en het Cohesiefonds onder het huidige Meerjarig Financieel Kader van de EU (MFK 2007–2013) niet wordt gewijzigd. De Commissie verwacht dat de betalingen in 2012 € 2 304 mln hoger uit zullen komen. Dit zal mogelijk deels gecompenseerd worden door lagere betalingen in 2013. Voor 2013 heeft de Commissie echter nog geen raming gemaakt. In het voorliggende voorstel heeft de Commissie niet uitgewerkt hoe deze financiële gevolgen opgevangen worden.

Met betrekking tot het visserijbeleid verwacht de Commissie extra uitkeringen van 20 miljoen euro in 2012, wat aan het einde van de programmeringsperiode gecompenseerd moet worden.

Voor zowel het cohesie als het visserijbeleid blijft er onduidelijkheid over de manier waarop compensatie wordt vormgegeven. Nederland zal de Commissie om opheldering hieromtrent vragen.

In het geval van het plattelandsbeleid voorziet het Commissievoorstel niet in een latere compensatie van hogere uitgaven in 2011 en 2012 (respectievelijk 90 en 470 miljoen euro). Nederland vindt dat compensatie ook voor het plattelandsbeleid van toepassing dient te zijn.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

5b, c en d kunnen pas worden ingevuld wanneer de Commissie een financiële onderbouwing verzorgt voor de voorstellen.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Geen. Het voorstel heeft alleen betrekking op landen die gebruik maken van eerder genoemde Europese financiële steunmechanismen.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De verordening treedt direct in werking bij publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie tevens stelt voor om de maatregelen voor de betreffende landen met terugwerkende kracht van toepassing te laten zijn:

  • a. Ierland per 10 december 2010

  • b. Griekenland per 11 mei 2010

  • c. Letland per 23 januari 2009

  • d. Hongarije per 05 november 2008

  • e. Portugal per 24 mei 2011

  • f. Roemenië per 11 mei 2009

Deze retroactieve toepassing geldt niet voor het plattelandsbeleid.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Er is geen additioneel evaluatiemoment opgenomen in het voorstel van de Commissie. Wel blijft het mogelijk dat een evaluatie wordt ingesteld, indien wordt aangenomen dat de er met de aanpassing van de nationale cofinanciering aanzienlijk wordt afgeweken van de oorspronkelijk gestelde doelen. Dit kan leiden tot het aanpassen van het Operationeel Programma. Dit betreft geen evaluatie van de voorgestelde maatregel.

De Commissie stelt voor dat het gewijzigde cofinancieringpercentage van kracht blijft zolang de betreffende lidstaat als programmaland financiële bijstand ontvangt.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Geen. Het voorstel heeft alleen betrekking op landen die gebruik maken van eerder genoemde Europese financiële steunmechanismen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het voorstel heeft geen implicaties voor ontwikkelingslanden.

9. Nederlandse positie

Nederland heeft met de Eurozone-bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders op 21 juli jl., ingestemd met de mogelijkheid tot een tijdelijke verhoging van de Europese cofinancieringpercentages voor landen met een programma. Nederland verwelkomt de voorstellen van de Commissie als reactie op de conclusie van de Europese Raad van 23 en 24 juni jl. dat de synergie tussen het kredietprogramma voor Griekenland en EU-fondsen verstrekt moet worden.

Uit het oogpunt van gelijke behandeling is het voor Nederland aanvaardbaar dat het bereik van deze voorstellen ook lidstaten omvat die steun ontvangen uit het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (Vo. 402/2010), het betalingsbalansmechanisme (Vo. 332/2002) of op grond van het ESM-Verdrag van 11 juli 2011. Nederland is echter geen voorstander van een gedifferentieerde en retroactieve toepassing van de voorgestelde versoepeling en zal zich hiertegen verzetten.

Nederland is zeer kritisch over ontbreken van een financiële dekking van de voorstellen. Alleen al voor 2012 zijn ruim 2,8 miljard euro aan additionele betalingskredieten nodig op de EU-begroting. De Commissie geeft in het voorstel aan dat een deel deze toename voor het einde van de programmaperiode 2007–2013 kan worden gecompenseerd, maar heeft niet uitgewerkt hoe dit opgevangen kan worden. In het algemeen is het voor Nederland essentieel dat de gevolgen voor de begroting passen binnen een gematigde ontwikkeling van de groei van de begroting in 2012 en 2013.

Mede om deze reden staat Nederland open voor opties die de proportionaliteit van het voorstel verbeteren. Zo wil Nederland een kleinere tijdelijke verhoging van de EU-cofinancieringspercentages teneinde de gevolgen voor de EU-begroting te beperken en het eigenaarschap van EU-projecten in de betrokken landen niet te veel te verminderen.

Nederland zal zich inzetten voor tenminste een halvering van de verhoging van de cofinancieringspercentages die de Commissie voorstelt in lijn met de Nederlandse wensen voor een gematigde groei van de begroting en om afbreuk van eigenaarschap te verminderen.

Daarnaast ziet Nederland de looptijd bij voorkeur beëindigd tot het einde van het huidige Meerjarig Financieel Kader (2013) i.p.v. de open einde bepaling (zolang Lidstaten de crisissteun ontvangen) van de Commissie. Bij de start van een nieuw MFK zal nut en noodzaak opnieuw moeten worden bezien. Daarnaast heeft Nederland vragen bij de toepassing van de hogere EU-cofinancieringpercentages op Hongarije, aangezien het Hongaarse betalingsbalansprogramma reeds in 2010 is gestopt en Nederland geen retroactieve toepassing van het voorstel wil.

Nederland verwelkomt een intensievere betrokkenheid van de EIB, vanwege de meegebrachte expertise en de hefboomwerking van EIB-middelen. Hogere EIB-financiering kan ook een alternatief vormen voor verlichting van de cofinancieringverplichting. Hierbij zij wel aangetekend dat dit de schuldenlast van betreffende lidstaten juist verhoogd.

Naar boven