22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1098 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • Fiche 1: Mededeling strategie implementatie handvest grondrechten (kamerstuk 22 112, nr. 1097)

  • Fiche 2: Klonen van dieren voor voedselproductie

  • Fiche 3: Mededeling routekaart voor informatiedeling in het maritieme domein (kamerstuk 22 112, nr. 1099)

  • Fiche 4: Mededeling strategie voor energie 2020 (kamerstuk 22 112, nr. 1100)

  • Fiche 5: Mededeling crisisbeheersing in de financiële sector (kamerstuk 22 112, nr. 1101)

  • Fiche 6: Verkort fiche mededeling energie-infrastructuur (kamerstuk 22 112, nr. 1102)

Tevens bied ik u een gecorrigeerde versie van het fiche «besluit tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid» aan (kamerstuk 22 112, nr. 1096). Abusievelijk ontbrak er een alinea bij punt 9 in de versie van het fiche die uw Kamer toeging op 19 oktober jl. (kamerstuk 22 112, nr. 1094).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Klonen van dieren voor voedselproductie

1. Algemene gegevens

Titel

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement (EP) en de Raad over het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening

Datum Commissiedocument

19 oktober 2010

Nr. Commissiedocument

COM (2010) 585

Pre-lex

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0585:FIN:NL:PDF

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

De Commissie moet op basis van dit verslag nog met een uitgewerkt wetgevingsvoorstel komen. Er is derhalve nog niet aan te geven wanneer een behandeling van een voorstel in de Raad kan plaatsvinden.

Eerstverantwoordelijke ministerie

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

2. Essentie voorstel

Het verslag bevat een analyse van kloontechnologie ten behoeve van de voedselproductie en van de relevante aspecten van klonen in de context van het huidige rechtskader. De Commissie concludeert dat de risico's voor het dierenwelzijn in combinatie met de morele dilemma’s een solide basis vormen om een initiatief tot wetgeving te nemen. Een andere factor waarmee in de EU-wetgeving rekening kan worden gehouden, is de twijfel of het klonen van dieren voor de voedselvoorziening ethisch verantwoord is, aldus de Commissie. De Commissie kondigt een moratorium aan voor het klonen van dieren voor de voedselproductie, evenals voor het gebruik van gekloonde landbouwhuisdieren en het in de handel brengen van voedingsmiddelen van klonen. Alle tijdelijke maatregelen zullen na vijf jaar opnieuw worden beoordeeld. Hiermee wordt de wetenschap de gelegenheid gegeven de welzijn- en gezondheidsproblemen van de toepassing van de kloontechniek verder te bestuderen.

Er is geen wetenschappelijk bewijs dat de voedselveiligheid van voedingsmiddelen die verkregen zijn van gekloonde dieren of hun nakomelingen in het geding is. Er worden daarom geen beperkende regels gesteld aan de import van nakomelingen van klonen en producten daarvan. Omdat de handel met name de nakomelingen van kloondieren en de producten daarvan betreft en niet de kloondieren zelf, zal het voorstel daarom volgens de Commissie weinig invloed hebben op de handel met derde landen.

Wel wordt voorgesteld een traceerbaarheidssysteem te ontwikkelen voor de invoer van voortplantingsmateriaal van klonen, zoals sperma en embryo's. Dit systeem zal veehouders en de bedrijfstak in staat stellen een databank op te zetten van dieren die uit dit voortplantingsmateriaal zijn voortgekomen.

In een aantal derde landen (met name de VS, Argentinië, Brazilië, Japan, Nieuw-Zeeland, Canada en China) wordt het klonen veelvuldig toegepast voor verschillende doeleinden. In sommige landen (VS, Nieuw-Zeeland) vindt registratie van de klonen en hun afstammelingen plaats op (veelal) vrijwillige basis. Er is daarom ook geen nauwkeurige informatie beschikbaar over de omvang van de export van sperma en embryo’s van kloondieren naar de EU. Vanwege de grote verschillen in benadering tussen de derde landen wil de Commissie de dialoog met deze landen intensiveren, zodat naar een gemeenschappelijke basis kan worden gezocht om inzicht in het klonen te krijgen.

Het verslag over klonen is nauw verbonden met de discussies in de EU over de herziening van de verordening Nieuwe voedingsmiddelen. De Commissie gaat ervan uit dat het voorstel niet zal leiden tot handelsproblemen met derde landen en dat andere WTO-leden dit voorstel niet onderwerp van een geschil (panelprocedure) zullen maken.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie kondigt een moratorium aan voor het klonen van dieren voor de voedselproductie, evenals voor het gebruik van gekloonde landbouwhuisdieren en het in de handel brengen van voedingsmiddelen van klonen. Een wetgevingsvoorstel wordt op korte termijn verwacht.

De EU is bevoegd om tot maatregelen te komen, zowel op veterinair als op zoötechnisch gebied, gebaseerd op artikel 43 VWEU: de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Volgens Nederland is dit voorshands de juiste rechtsbasis.

Voor zover dit oordeel op dit moment kan worden gegeven, beoordeelt Nederland de subsidiariteit van dit verslag positief. Klonen van dieren is een maatschappelijk gevoelig onderwerp, waarbij er tussen de lidstaten grote verschillen kunnen bestaan voor welke doeleinden deze techniek toegepast wordt. Zonder harmoniserende regelgeving kunnen lidstaten niet voorkomen dat er kloondieren en producten daarvan op de markt komen die door andere lidstaten volgens hun nationale wetgeving legaal in de EU op de markt zijn gebracht.

Nederland beoordeelt de proportionaliteit in eerste instantie positief. Een wetgevend voorstel moet nog worden uitgewerkt, maar een moratorium veronderstelt wel bindende regels voor alle marktdeelnemers. Dit is in de ogen van Nederland dan ook nodig om te voorkomen dat er kloondieren en producten daarvan op de markt komen.

Op EU-niveau heeft uitwerking van het voorstel ook consequenties voor EU-regelgeving op andere terreinen. De zoötechnische wetgeving en de traceerbaarheidregelgeving behoeven aanpassingen om onderscheid te kunnen maken tussen dieren en hun nakomelingen die via de kloontechniek zijn gefokt of via de conventionele voortplantingstechnieken.

Bij het verslag is geen financieel memorandum ingevuld. Dit betekent dat er (vooralsnog) geen consequenties bekend zijn voor de EU-begroting. Mochten er financiële consequenties zijn verbonden aan het voorstel, dan is Nederland van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Mogelijke nationale budgettaire gevolgen van een Commissievoorstel worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline. Het bedrijfsleven zal naar verwachting van de Commissie zeer beperkte financiële consequenties ondervinden van dit voorstel. Het opzetten van een traceerbaarheidssysteem en het onderhoud ervan zullen enige extra kosten voor het bedrijfsleven met zich mee brengen, maar naar schatting zullen die laag blijven omdat een groot deel van die tracering kan aansluiten bij reeds bestaande traceringsystemen.

Afhankelijk van het nog te kiezen instrument, is mogelijk aanpassing van wetgeving nodig in relatie tot een moratorium op het klonen van landbouwhuisdieren voor voedseldoeleinden. Daarnaast is mogelijk aanpassing van regelgeving nodig naar aanleiding van het moratorium op het gebruik van gekloonde landbouwhuisdieren en het in de handel brengen van voedingsmiddelen van klonen. Ook zullen voorzieningen moeten worden getroffen voor de traceerbaarheid van voortplantingsmateriaal. De aparte tracering van kloondieren zal tot gevolg hebben dat de administratieve lasten iets zullen stijgen. Die meerkosten zullen gering zijn, omdat al grotendeels kan worden aangesloten bij bestaande traceringssystemen.

4. Nederlandse positie

De Commissie stelt voor:

  • 1) een tijdelijke opschorting van de kloontechniek voor landbouwhuisdieren voor voedingsdoeleinden;

  • 2) een tijdelijke opschorting van het gebruik van gekloonde landbouwhuisdieren;

  • 3) een tijdelijke opschorting van het in de handel brengen van voedingsmiddelen van klonen;

  • 4) traceerbaarheid van voortplantingsmateriaal.

Op dit moment is het in Nederland op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren verboden om zonder vergunning biotechnologische technieken toe te passen bij dieren of embryo’s. Op een aanvraag voor een vergunning wordt beslist door de minister, na een advies door de Commissie Biotechnologie bij Dieren (CBD).

Op grond van voornoemde wet kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald voor welke handelingen nooit een vergunning zal worden verleend. Op dit moment is op grond van artikel 11a van het Besluit biotechnologie bij dieren bepaald dat het klonen van dieren voor sport en spel geheel verboden is. Tevens valt kloononderzoek in Nederland onder de Wet op de Dierproeven.

Ad 1)

De Commissie stelt echter voor dat het voor alle andere doeleinden dan de voedselvoorziening, zoals onderzoek, de productie van geneesmiddelen of het behoud van bedreigde soorten of rassen, het klonen van dieren mogelijk blijft. Dit terwijl de gezondheids- en welzijnsgevolgen voor een dier niet afhankelijk zijn van het doel. Dit lijkt in tegenspraak met hetgeen de Commissie juist als argumenten (welzijn en ethiek) noemt om aparte regelgeving te maken voor het klonen van dieren. Zij stelt namelijk dat «de risico's voor het dierenwelzijn een solide basis vormen voor de Commissie om een initiatief tot wetgeving te nemen. Een andere factor waarmee in de EU-wetgeving rekening kan worden gehouden, «is de zorg dat mensen het klonen van dieren als moreel verwerpelijk ervaren», aldus de Commissie. Het is op dit moment onduidelijk, welk ethisch afwegingskader de Commissie hanteert om tot de conclusie te komen dat het maken van kloondieren voor het ene doel wel en voor het andere doel niet acceptabel is. Tevens is onduidelijk hoe de Commissie dat afwegingskader in EU-regelgeving zou willen vastleggen. Nederland heeft al sinds jaren een systematiek voor die afweging, namelijk een afwegingskader waarbij naar ethische aspecten en de gevolgen voor diergezondheid en dierenwelzijn wordt gekeken. Dat zou als basis kunnen dienen voor een Europees model.

Volgens informatie uit de VS en Argentinië zou de efficiency om klonen te maken al omhoog gaan en daarmee zouden minder gezondheids- en welzijnsproblemen voorkomen.

Het is aan de Commissie om in de contacten met derde landen objectieve gegevens hierover te verkrijgen. Vooralsnog zijn die objectieve gegevens er nog niet en is het daarom acceptabel dat eerst wordt geprobeerd de gezondheids- en welzijnsproblemen die er nog zijn bij het klonen van dieren op te lossen voordat een commerciële toepassing wordt toegestaan. Dit zou dan echter voor alle toepassingsgebieden moeten gelden en niet alleen voor voedseldoeleinden. De Nederlandse fokkerijwereld en Nederlandse onderzoeksinstituten zijn vanwege de maatschappelijke weerstand terughoudend in het doen van kloononderzoek. Een vijf-jaarsperiode is acceptabel, wetende dat commerciële toepassing van de kloontechniek in Nederland waarschijnlijk nog wel vijf jaar op zich laat wachten. Wat dat betreft is deze maatregel geen blokkade voor verdergaande ontwikkelingen. Wel zou kunnen worden benadrukt dat wetenschappelijk onderzoek1, gericht op het oplossen van de gezondheids- en welzijnsproblemen van kloondieren, binnen bepaalde voorwaarden, door de maatschappij als een accceptabel doel wordt gezien.

Ad 2)

De tweede maatregel van de Commissie is een logisch gevolg van de eerste. Dit deel van het voorstel is echter niet specifiek gerelateerd aan voedselproductie en lijkt niet te stroken met de eerdergenoemde opmerking van de Commissie dat er geen beperkingen worden gesteld aan het klonen van dieren voor andere doeleinden.

Ad 3)

De derde maatregel van de Commissie is een logisch gevolg van de eerste voorgestelde maatregel en zal weinig gevolgen hebben voor de import omdat kloondieren in het algemeen niet worden geïmporteerd voor voedseldoeleinden.

Ad 4)

In hoeverre de vierde maatregel van de Commissie zinvol is, is afhankelijk van het doel dat bereikt moet worden met een degelijk middel.

Voortplantingsmateriaal (eicellen en sperma) van kloondieren worden gebruikt om de volgende generatie te maken. Er is dan sprake van een gewone, conventionele kruising. De nakomelingen zijn geen kloondieren en hebben ook niet de gezondheids- en welzijnsproblemen die karakteristiek zijn voor kloondieren. Deze nakomelingen zijn te vergelijken met alle dieren die via de conventionele fokkerijtechniek zijn geboren.

De Commissie noemt als argument dat deze maatregel boeren en de voedingsmiddelenindustrie in staat stelt informatiesystemen te ontwikkelen waarmee de afstammelingen kunnen worden getraceerd. De Commissie geeft echter in het verslag niet aan welke doelen dit moet of kan dienen.

Een voorstel voor een dergelijk informatiesysteem lijkt vooralsnog meer op een politiek gebaar naar het EP. Het Nederlandse standpunt is daarom afhankelijk van het doel dat de Commissie wil nastreven. Zolang er geen concreet voorstel van de Commissie ter tafel ligt, kan Nederland geen standpunt innemen.

Over de comitologie is op dit moment nog weinig bekend. Zodra de Commissie met een voorstel komt zal nader kunnen worden bekeken welke procedure het meest passend is in de gegeven situatie.


XNoot
1

Het gebruik van gekloonde dieren moet voldoen aan Richtlijn 86/609/EEG betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt.

Naar boven