22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1089 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Fiche 1: verordening vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen van diepzee-vissen (kamerstuk 22 112, nr. 1085)

  • 2. Fiche 2: mededeling belasting op de financiële sector (kamerstuk 22 112, nr. 1086)

  • 3. Fiche 3: mededeling bijdrage EU Regionaal Beleid aan de Europa 2020-strategie (kamerstuk 22 112, nr. 1087)

  • 4. Fiche 4: verordening twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (kamerstuk 22 112, nr. 1088)

  • 5. Fiche 5: mededeling Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche: mededeling Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie

1. Algemene gegevens

Titel voorstel:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Europa 2020-kerninitiatief

Innovatie-Unie

Datum Commissiedocument

6 oktober 2010

Nr. Commissiedocument

COM(2010) 546

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199719#

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Het Voorzitterschap voorziet raadsconclusies voor de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november 2010. In december spreekt de Europese Raad in een thematische sessie over innovatie. Het onderwerp Innovatie-Unie werd al eerder besproken tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen van juli 2010 en de formele Raad voor Concurrentievermogen van oktober 2010.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in nauwe samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Essentie voorstel

De Innovatie-Unie is één van de zeven kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie voor Groei en Banen. In deze mededeling presenteert de Commissie een strategie om belemmeringen voor innovatie weg te nemen. Volgens de Commissie zijn de belemmeringen 1) ondermaatse investeringen in de kennisbasis, 2) belemmerende randvoorwaarden voor innovatie en 3) fragmentatie en duplicatie in het onderzoeks- en innovatiebeleid dat gevoerd wordt op EU-, nationaal en regionaal niveau. Deze strategie is nodig om in tijden van financiële krapte, grote maatschappelijke veranderingen en toenemende mondiale concurrentie, nieuwe banen te creëren en onze levensstandaard op peil te houden. Volgens de Commissie zal het behalen van de doelstelling van besteding van 3% van het BBP aan R&D in de Europese Unie leiden tot 3,7 miljoen nieuwe banen en een extra groei van het BBP van € 800 miljard.

De Commissie roept op om het innovatiebeleid te richten op de grote maatschappelijke uitdagingen die in de Europa 2020-strategie voor duurzame groei en banen zijn geïdentificeerd, zoals energie, water, gezondheid, transport en onderwijs. Ook roept de Commissie op om een breed begrip van innovatie te hanteren, zowel vraag- als aanbodgestuurd, dat innovatie in producten, diensten en processen en creatieve innovatie en design omvat. De Commissie wil bovendien dat alle belanghebbenden en regio’s betrokken worden in de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie.

De Commissie doet aanbevelingen die zich richten op zes hoofddoelstellingen binnen de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie. De Commissie stelt Europese innovatiepartnerschappen voor die gericht zijn op maatschappelijke uitdagingen en op modernisering van aangesloten sectoren en markten, die actief zijn door het gehele onderzoeks- en innovatiesysteem en zorgen voor stroomlijning, vereenvoudiging en betere coördinatie van nieuwe en reeds bestaande instrumenten en initiatieven. Om ervaring op te doen stelt de Commissie voor een proefinitiatief te starten op het terrein van «actief en gezond ouder worden». Ook doet de Commissie aanbevelingen voor het monitoren door de Raad van de voortgang van de Innovatie-Unie.

De Innovatie-Unie moet mede in relatie gezien worden tot de andere mededelingen die de Commissie uit zal brengen of uitgebracht heeft in het kader van Europa 2020 zoals de kerninitiatieven «Jeugd in Beweging», «Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen», «Industriebeleid», «Digitale agenda» en «Een hulpbronnenefficiënt Europa» en de mededeling «Europees regionaal beleid in relatie tot de Europa 2020 strategie».

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie presenteert met de mededeling een samenhangend overzicht van zowel bestaande als een aantal nieuwe acties op het gebied van onderzoek en innovatie. Deze acties laten zich samenvatten in zes hoofdmaatregelen:

1. Versterken van de kennisbasis en verminderen van fragmentatie, door:

  • a) het verhogen van het aantal onderzoekers, het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden voor onderzoekers en het wegnemen van barrières voor mobiliteit van onderzoekers en grensoverschrijdende samenwerking, modernisering en hervorming van het hoger onderwijs en het opzetten van samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven om nieuwe curricula te ontwikkelen gericht op innovatie;

  • b) het creëren van een Europese onderzoeksruimte waarin alle actoren, zowel publiek als privaat, vrij kunnen handelen, allianties kunnen smeden en kritische massa kunnen vormen om op wereldwijde schaal te kunnen samenwerken en concurreren,

  • c) stroomlijning van Europese financieringsinstrumenten, vereenvoudiging van de deelnameregels, versterking en integratie van de kennisdriehoek van onderzoek, onderwijs en innovatie en het verder ontwikkelen van het Europese Instituut voor Technologie (EIT).

De commissie kondigt op dit terrein onder andere de volgende acties aan:

  • het opstellen van een internationaal rankingsysteem als benchmark voor prestaties van universiteiten;

  • het opstellen van een integraal kader voor het ontwikkelen en stimuleren van e-skills voor innovatie en concurrentievermogen;

  • het ontwikkelen van een kader voor de Europese onderzoeksruimte om obstakels voor mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking weg te nemen;

  • het richten van toekomstige onderzoeks- en innovatieprogramma’s op de Europa 2020-doelstellingen, in het bijzonder op die van de Innovatie-Unie, met een sterke focus op maatschappelijke uitdagingen, stroomlijning en vereenvoudiging;

  • het zodanig ontwerpen van toekomstige EU-onderzoeks- en innovatieprogramma’s dat eenvoudige toegang en sterkere betrokkenheid van het MKB verzekerd is.

Verder nodigt de Commissie de lidstaten uit om actie te ondernemen op onder andere de volgende punten:

  • het vóór 2011 hebben van een nationale strategie om voldoende onderzoekers op te leiden en om aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden te bieden in publieke onderzoeksinstellingen;

  • het tegen 2015, samen met de Commissie, realiseren van 60% van de onderzoeksinfrastructuren die de lidstaten via de zogenaamde ESFRI-lijst als prioriteit hebben gesteld. Bezien zal worden hoe de structuurfondsen gebruikt kunnen worden om het opzetten van grootschalige infrastructuren te faciliteren.

2. Stimuleren dat goede ideeën hun weg naar de markt vinden, door:

  • a) de toegang tot kapitaal voor innovatieve ondernemingen te verbeteren via risicokapitaal, leningen en garanties;

  • b) het functioneren van de interne markt te verbeteren door middel van het wegnemen van belemmeringen voor innovatie;

  • c) het stimuleren van technologische innovatie, sociale innovatie en innovatie in de diensten; en

  • d) betere verspreiding van kennis.

De Commissie kondigt op dit terrein onder andere de volgende acties aan:

  • het aanpakken van de knelpunten op de kapitaalmarkt voor risicovolle investeringen in innovatie; in 2014 zal de Commissie instrumenten instellen om een substantiële toename van het aantrekken van private investeringen te bewerkstelligen;

  • het in 2011 uitvoeren van een tussentijdse evaluatie van het staatssteunkader en opstellen van een innovatiekader dat duidelijkheid moet geven over welke innovaties ondersteund kunnen worden;

  • het opstellen van richtlijnen en ondersteuning voor innovatief en precommercieel aanbesteden;

  • het instellen van een European Design Leadership Board en een European Creative Industry Alliance;

  • het bevorderen van kennisoverdracht, onderzoekssamenwerking en vrije toegankelijkheid van resultaten die voortkomen uit publiek gefinancierd onderzoek;

  • het ontwikkelen van een Europese kennismarkt voor octrooien en licenties; het Europees Parlement en de Raad zouden overeenstemming moeten bereiken over het EU octrooi zodat de eerste Europese octrooien in 2014 afgegeven kunnen worden.

Verder nodigt de Commissie de lidstaten uit om actie te ondernemen op onder andere de volgende punten:

  • het screenen van wetgeving, die van toepassing is op sleutelgebieden als eco-innovatie en op de gebieden waarop de Europese Innovatiepartnerschappen betrekking hebben, samen met de Commissie;

  • het oormerken van budget voor precommercieel aanbesteden en het inkopen van innovatieve goederen en diensten. Dit zou een aanbestedingsmarkt door de EU moeten genereren van minimaal € 10 miljard per jaar voor innovaties die de efficiency en kwaliteit van publieke diensten verbeteren en grote maatschappelijke uitdagingen adresseren.

3. Maximaliseren van sociale en territoriale cohesie door structuurfondsen beter te benutten ten behoeve van innovatie en deze bij te laten dragen aan regionale innovatiestrategieën op basis van slimme specialisatie («smart specialisation») en door het stimuleren van sociale innovatie.

De Commissie kondigt op dit terrein onder andere een proefinitiatief aan op het terrein van sociale innovatie en een programma voor sociale innovatie en innovatie in de publieke sector onder het lopende Zevende Kaderprogramma. Verder nodigt de Commissie de lidstaten uit om het gebruik van structuurfondsen te verbeteren voor onderzoeks- en innovatieprojecten en ten behoeve van slimme specialisatie door de regio’s.

4. Aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen met behulp van onderzoek en innovatie

De Commissie kondigt zogenaamde Europese Innovatiepartnerschappen aan waarbij zij met lidstaten en belanghebbenden wil samenwerken om onderzoeks- en innovatiebeleid te stroomlijnen ten behoeve van het vinden van oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen. Gestart wordt met een proefinitiatief op het terrein van «actief en gezond ouder worden». De Commissie vraagt lidstaten en belanghebbenden zich hieraan te committeren.

5. Versterken van de wetenschappelijke en technologische samenwerking met landen buiten de EU

De Commissie roept de EU en haar lidstaten op om gezamenlijke prioriteiten te stellen op het terrein van wetenschappelijke en technologische samenwerking met niet-EU landen, inclusief de ontwikkeling van mondiale onderzoeksinfrastructuren. Verder roept de Commissie de EU en haar lidstaten op om beleid te voeren dat gericht is op het behouden van onderzoekers en op het aantrekken van onderzoekers van buiten de EU.

6. Het meten van de voortgang van de Innovatie-Unie

De Commissie kondigt aan dat zij zal starten met de ontwikkeling van een nieuwe innovatie-indicator die «het aandeel van snelgroeiende innovatieve bedrijven in de economie» meet. Daarnaast zal de Commissie een proces in gang zetten om de voortgang op innovatievlak te meten met behulp van een «onderzoek en innovatie unie scoreboard». De Commissie nodigt de lidstaten uit om zelfevaluaties uit te voeren en te identificeren welke kritische hervormingen nodig zijn als onderdeel van de nationale hervormingsprogramma’s, ten behoeve van het bereiken van de Europa 2020-doelstellingen.

De Commissie kondigt in haar mededeling één wetgevend voorstel aan voor begin 2011. Dit wetgevende voorstel gaat over standaardisatie. Doel is om het proces van standaardisatie te versnellen en te moderniseren om zo interoperabiliteit en innovatie te stimuleren in snel veranderende wereldmarkten.

Bevoegdheidsvaststelling

De Unie is bevoegd op te treden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, zonder dat de lidstaten belet worden hun bevoegdheden uit te oefenen (artikel 4, lid 3 VWEU). De Unie is bevoegd de ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling te stimuleren (artikel 179 VWEU). Daarnaast dragen de EU en de lidstaten gezamenlijk zorg voor het versterken van het concurrentievermogen. Hiervoor heeft de Commissie met name een rol bij de coördinatie van de activiteiten in de lidstaten (artikel 181, lid 2 VWEU).

Kwaliteitszorg van het hoger onderwijs en classificatie van Europese universiteiten is een nationale bevoegdheid en daarom, volgens Nederland, primair een aangelegenheid van de lidstaten. De Commissie zou zich moeten beperken tot het monitoren van ontwikkelingen en het doen van voorstellen voor de wijze waarop zij samenwerking tussen belanghebbenden en instituten wil bevorderen.

Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Nederland ondersteunt de doelstelling van de Commissie om een meer strategisch onderzoeks- en innovatiebeleid te voeren. De EU heeft vooral een rol bij het stimuleren van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling. Hier ligt een meerwaarde voor Europees beleid om focus en bundeling van krachten binnen Europa te realiseren, versnippering van inspanningen te verkomen en grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren. Dit geldt bijvoorbeeld voor onderzoek, technologieontwikkeling en technologiegedreven innovatie voor grote maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën. De rol van de EU is minder evident waar het gaat om het bevorderen van niet onderzoeks- en technologiegedreven innovatie. Hier beperkt de rol van de EU zich tot een rol bij de coördinatie van activiteiten en het op orde brengen van de randvoorwaarden.

Een gezamenlijke EU-aanpak gericht op verbetering van de werking van de interne markt en vereenvoudiging van de regelgeving heeft zeker meerwaarde. In dit kader is er ook een rol voor de EU bij het versterken en verbreden van toegang tot publiek/private financiering voor innovatie, onder andere via leningen, risicokapitaal en garanties. Een Europese aanpak draagt bij aan het wegnemen van grensoverschrijdende belemmeringen bij het verkrijgen van financiering voor innovatie. De maatregelen die de Commissie aankondigt, sluiten hierbij aan. Nederland beoordeelt de subsidiariteit dan ook als positief. Een uitzondering hierop is de rol die de Europese Commissie voor zichzelf ziet bij het stimuleren van sociale innovatie. Nederland is van mening dat er alleen een rol is voor Europa als het sociale innovatie betreft gericht op arbeid en economische groei. Voor andere vormen van sociale innovatie, zoals maatschappelijk ondernemen, is Nederland van mening dat het primair een taak is voor nationale overheden om te stimuleren dat organisaties aan sociale innovatie doen.

Nederland beoordeelt de proportionaliteit eveneens positief. De voorstellen van de Commissie sluiten aan bij het stimuleren van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling en gaan niet verder dan nodig. Voor het innovatiebeleid gericht op niet-technologische innovatie roept de Commissie in de mededeling veelal de lidstaten op om zelf actie te ondernemen. Deze oproepen geven voldoende richting aan de lidstaten en laten hen vrij te bepalen hoe zij daar invulling aan geven.

Financiële gevolgen

De mededeling heeft geen directe financiële gevolgen voor de nationale begroting. Grotendeels worden bestaande initiatieven samengevat in de mededeling. Bij de nieuwe voorgestelde acties zijn de financiële gevolgen dermate afhankelijk van de invulling door de lidstaten, dat een inschatting van deze gevolgen op dit moment niet goed kan worden gemaakt. Eventuele nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen conform de gangbare regels budgetdiscipline. Voor de Europese begroting kondigt de Commissie aan om onder het zevende kaderprogramma een onderzoeksprogramma naar publieke sector en sociale innovatie te starten. Hiervoor zal binnen de huidige budgettaire kaders van het kaderprogramma budget gevonden worden. Met het oog op de toekomstige Financiële Perspectieven van de Europese Unie kondigt de Commissie financiële instrumenten aan om een toename in privaat kapitaal te mobiliseren. Daarnaast zet de mededeling wel de toon voor de investeringen in onderzoek en innovatie in de toekomstige Financiële Perspectieven.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland onderschrijft het belang van kennis en innovatie voor het versterken van de concurrentiekracht en duurzame welvaartsgroei en verwelkomt de Innovatie-Unie als een geïntegreerde Europese onderzoeks- en innovatiestrategie. Om het concurrentievermogen te vergroten en het niveau van welvaart en welzijn in Europa te verhogen, moet er wat Nederland betreft meer nadruk komen op de versterking van de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie. Dit betekent dat de verbindingen tussen onderzoek, onderwijs en innovatie verbeterd moeten worden. Daarbij blijven investeringen in de kennisbasis van onderzoek en onderwijs nodig, evenals investeringen in innovatie. Vooral bij de waardecreatie uit kennis blijft Europa achter op andere landen en/of regio’s. Het gaat erom dat we de juiste prikkels aanbrengen zodat bedrijven weer meer willen investeren in innovatie. Nederland onderschrijft de toegevoegde waarde hiervan en is voorstander van een betere synergie tussen het Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische ontwikkeling, het Concurrentiekracht- en Innovatieprogramma en de mobiliteitsprogramma’s van het Programma voor een Leven Lang Leren. Daarnaast is Nederland groot voorstander van verdere vereenvoudiging en stroomlijning van de bestaande Europese instrumenten voor onderzoek en innovatie.

Vanuit dit uitgangspunt is het Nederlandse standpunt ten aanzien van de belangrijkste maatregelen uit de mededeling als volgt:

Ad 1) Versterken van de kennisbasis en verminderen van fragmentatie

  • Het ontwikkelen van een classificatie van Europese universiteiten kan bijdragen aan het inzichtelijk maken van de kwaliteit van het onderwijs. Nederland is benieuwd naar de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie in 20111. Nederland ondersteunt de voorstellen van de Commissie voor het versterken van de kennisdriehoek. Het EIT zal in deze versterking, mede vanwege zijn bottom-up aanpak, een belangrijke rol spelen.

  • Nederland is verheugd over de aandacht die de Commissie geeft aan het realiseren van de Europese onderzoeksruimte (ERA). Nederland kijkt uit naar het op te stellen kader om obstakels voor mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking weg te nemen. In dit kader steunt Nederland het Europese Partnerschap voor onderzoekers2. Juist voor grensregio’s is het van belang dat mobiliteit van onderzoekers makkelijker gemaakt wordt. Dit bevordert de samenwerking in grensoverschrijdende clusters, waardoor de economische structuur en perspectieven van deze regio’s versterkt worden. Nederland ondersteunt het streven van de Commissie om circa 60% van de op de zogenaamde ESFRI-lijst geplaatste grote onderzoeksinfrastructuren voor 2015 te hebben gelanceerd of gerealiseerd. Nederland is daarbij wel van mening dat het primaat van de financiering van deze faciliteiten bij de lidstaten dient te liggen. Hiervoor kunnen de structuurfondsen benut worden indien de onderzoeksfaciliteiten daadwerkelijk economische structuurversterking geven en ook ingezet worden voor innovatie. Nederland wil daarbij wel aantekenen dat de structuurfondsen ook benut moeten kunnen worden voor onderzoeksinfrastructuren die niet op de ESFRI-lijst staan, maar die wel van nationaal of regionaal belang zijn.

  • Nederland steunt het voorstel van de Commissie om communautaire onderzoeks- en innovatieprogramma’s te richten op de Europa 2020-doelen, in het bijzonder op die van de Innovatie Unie. Nederland acht het daarbij van belang dat er daadwerkelijk stroomlijning van het instrumentarium plaatsvindt en dat er sprake is van een duidelijke vereenvoudiging voor deelnemers.

  • Nederland is met de Commissie voorstander van versterking van de rol van de Europese Onderzoeksraad (ERC) in het promoten van excellent niet thema-gebonden onderzoek.

  • Prioriteiten met een grote economische en sociale impact zouden versterkt moeten worden in het kaderprogramma. In de Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s moet ook aandacht zijn voor eco-innovatie, inclusief aandacht voor schaarste en efficiënt gebruik van hulpbronnen, en voor sleuteltechnologieën die de ontwikkelingen in een groot aantal andere vakgebieden blijvend zullen beïnvloeden, zoals nanotechnologie, micro-en nano-elektronica inclusief halfgeleiders, geavanceerde materialen, biotechnologie, informatietechnologie en fotonica.

  • Nederland steunt het streven van de Commissie om de toekomstige EU-programma’s toegankelijker te maken voor het MKB. Nederland geeft daarbij de voorkeur aan het wegnemen van obstakels die deelname van het MKB aan projecten bemoeilijken. Dit kan door verbetering, stroomlijning en vereenvoudiging van bestaande programma’s. Nederland acht daarbij bestaande succesvolle instrumenten zoals Eurostars een goede ondersteuning voor het innovatievermogen van het MKB. Nederland vindt het bovendien van belang dat er in Europa aandacht uitgaat naar het MKB in brede zin, dat wil zeggen zowel high- als low-tech MKB.

Ad 2) Stimuleren dat goede ideeën hun weg naar de markt vinden

  • Nederland is groot voorstander van een Europese aanpak, aanvullend op de activiteiten die de lidstaten reeds ontplooien, om knelpunten op de kapitaalmarkt aan te pakken. Het verwelkomt de maatregelen van de Commissie op dit terrein. Voor een goede toegankelijkheid en het benutten van expertise is samenwerking met bestaande nationale instrumenten van belang. Omdat bedrijven in economisch krappe tijden meer behoefte hebben aan kapitaal zal Nederland de Commissie oproepen om, waar mogelijk, snel met maatregelen te komen. Hier ligt ook een rol voor de Europese Investeringsbank. Wel is een aantal kanttekeningen te plaatsten. Zo is het (1) niet de bedoeling dat deze instrumenten de marktpartijen verdringen door te concurreren met de financiële sector, zou het (2) onwenselijk zijn als Financial engineering middelen automatisch in een fonds terechtkomen zonder verdere duidelijkheid over de vervolginzet van de teruggestorte middelen en (3) moet toepassing niet leiden tot verzwaring van de administratieve lasten of extra beheersrisico’s.

  • Nederland steunt de actieve inzet van de Commissie om het functioneren van de interne markt in de praktijk te verbeteren. Nederland vindt het vooral van belang om overeenstemming te bereiken over het EU-octrooi om zo spoedig mogelijk te komen tot een betaalbaar en uitvoerbaar Europees Octrooisysteem. Indien de vereiste unanimiteit voor het talenregime niet haalbaar is, streeft Nederland naar een versterkte samenwerking voor het octrooi om zo een einde te maken aan de onnodig hoge kosten die gepaard gaan met het huidige systeem, waarbij iedere lidstaat zijn eigen systematiek en taalregime hanteert. Nederland verwelkomt het initiatief van de Commissie om de wetgevende teksten over normalisatie te moderniseren, maar benadrukt dat bij normalisatie belanghebbende partijen op vrijwillige basis afspraken maken en toepassen. Deze vrijwillige basis niet mag worden aangetast. Het opleggen van overheidsverantwoordelijkheid voor normalisatie is niet wenselijk. Het streven van de Commissie om wetgeving op een aantal sleutelgebieden te screenen op belemmeringen voor innovatie lijkt waardevol. Nederland acht het daarbij van belang dat de sleutelgebieden in overleg met de lidstaten bepaald worden en dat de administratieve lasten die dit voor overheden kan opleveren onderdeel vormen van de afweging op welke sleutelgebieden screening plaatsvindt.

  • Nederland is er voorstander van dat de Commissie initiatieven ondersteunt en lopende initiatieven uitbreidt om precommercieel aanbesteden (in Nederland vormgegeven via SBIR-programma’s) Europees en grensoverschrijdend toe te passen. Innovatiegericht inkopen en precommercieel aanbesteden gekoppeld aan maatschappelijke uitdagingen kunnen aantrekkelijke marktperspectieven bieden voor het innovatieve bedrijfsleven. Nederland steunt daarom het streven van de Commissie om op Europees niveau een aanbestedingsmarkt van minimaal € 10 miljard per jaar voor innovaties te genereren en steunt de Commissie in haar oproep aan de lidstaten om hieraan bij te dragen.

  • Nederland juicht samenwerking bij het stimuleren van innovatie in en met de creatieve industrie toe, maar is, zoals aangegeven in de reactie op het groenboek Creatieve Industrie wel van mening dat van beleid op Europees niveau alleen sprake kan zijn indien er duidelijk toegevoegde waarde of complementariteit is ten opzichte van het beleid van de lidstaten. Vanuit dit perspectief ziet Nederland vooral een rol voor een European Design Leadership Board en European Creative Industry Alliance in het verbinden van bestaande initiatieven in de lidstaten en in het delen van kennis en best practices tussen de lidstaten.

  • Nederland steunt het streven van de Commissie om onderzoekssamenwerking en kennisvalorisatie in en buiten het kaderprogramma te faciliteren. Hierbij speelt ook samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven een rol, bijvoorbeeld via publiek/private partnerschappen. Nederland kan zich vinden in het streven van de Commissie om vrije toegankelijkheid van onderzoeksresultaten van publiek gefinancierd onderzoek te bevorderen, maar acht het daarbij van belang dat dit niet ten koste gaat van de deelname van het bedrijfsleven in het kaderprogramma.

  • Nederland constateert met de Commissie dat er een probleem is met de transparantie van de markt voor octrooien. Nederland plaatst echter een kritische kanttekening bij het voorstel van de Commissie om een Europees investeringsfonds voor octrooien te starten. Nederland twijfelt aan de rol van de overheid hierin omdat in bepaalde sectoren van de industrie al soortgelijke private initiatieven worden ontwikkeld. Het zal de Commissie vragen hier eerst een analyse van te maken.

Ad 3) Maximaliseren van sociale en territoriale cohesie

  • Nederland steunt een grotere inzet op innovatie en de introductie van slimme regionale specialisatie via de structuurfondsen. Door nadruk te leggen op de sterktes in de regio wordt een kritische massa gehaald waarmee daadwerkelijk een ontwikkeling in gang kan worden gezet. Nederland heeft, evenals de Commissie, positieve ervaringen met het kiezen van een beperkt aantal sterktes per regio. In Nederland zijn de huidige operationele programma’s in het kader van het cohesiebeleid tot stand gekomen in een proces waarin de verschillende belanghebbenden zijn betrokken en deze bevatten heldere keuzes. Nederland heeft daarom een verdere ontwikkeling van de huidige operationele programma’s voor ogen voor de ontwikkeling van slimme specialisatiestrategieën.

  • Nederland staat positief tegenover de aandacht die de Commissie geeft aan sociale innovatie en innovaties in de diensten. Nederland wil daarbij wel opmerken dat sociale innovatie een breed begrip is van «nieuwe arbeidsverhoudingen», «arbeidstijdenmanagement» tot «maatschappelijke ondernemingen» en «sociaal ondernemerschap». Een focus op de bijdrage van innovatie aan de Europa 2020-strategie zou dienen te leiden tot sociale innovatie gericht op arbeid en economische groei. Europese activiteiten op de andere vormen van sociale innovatie, zoals maatschappelijk ondernemen, kunnen marktverstorend werken. Nederland twijfelt bij deze vormen van sociale innovatie daarom ook aan de subsidiariteit.

Ad 4) Europese InnovatiePartnerschappen: aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen met behulp van onderzoek en innovatie

Nederland onderschrijft het belang van het vinden van innovatieve oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen en is het eens met de Commissie dat stroomlijning van het onderzoek- en innovatielandschap en betere verbindingen binnen de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie vereist zijn. De innovatiepartnerschappen kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Nederland vindt het in het bijzonder van belang dat dergelijke partnerschappen daadwerkelijk bijdragen aan vereenvoudiging en stroomlijning door verbeterde clustering van instrumenten en reductie van het aantal bestaande instrumenten. Nederland is nog niet overtuigd dat de plannen van de Commissie hiertoe zullen leiden. Het zal de Commissie vragen om bij het uitwerken van haar plannen hier expliciet aandacht aan te besteden. Daarnaast pleit Nederland voor lichte en eenvoudige coördinatiestructuren met duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden voor de Raad, de Commissie en de verschillende belanghebbenden op Europees, nationaal en regionaal niveau. Voor wat betreft de themakeuze voor toekomstige partnerschappen is Nederland er groot voorstander van dat de belanghebbenden op Europees, nationaal en regionaal niveau via een bottom-up proces hun visie hierop kunnen geven. Ook wil Nederland dat de belanghebbenden worden betrokken bij het opstellen en realiseren van de onderzoeks- en innovatieagenda’s van de partnerschappen. Tot slot is Nederland van mening dat de Commissie in tijden van budgettaire krapte zeer efficiënt gebruik moet maken van bestaande budgetten, waaronder de middelen die gereserveerd zijn voor het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP), het Concurrentie en Innovatieprogramma (CIP) en de structuurfondsen. Hierbij is het onder andere nodig om nader te bezien hoe de regionale specialisatiestrategieën zich kunnen verhouden tot de partnerschappen.

Ad 5) Versterken van de wetenschappelijke en technologische samenwerking met landen uit en de EU

  • Nederland steunt het streven van de Commissie om de bestaande EU-initiatieven richting derde landen meer te bundelen. Dit dient echter wel op vrijwillige basis te gebeuren. Ten aanzien van mondiale infrastructuur ziet Nederland de meerwaarde om hier als EU samen op te trekken. Indien de samenwerking leidt tot concrete projecten dan is een goede governancestructuur wat Nederland betreft een essentiële voorwaarde.

Ad 6) Het meten van de voortgang van de Innovatie Unie

  • Nederland ondersteunt het voorstel van de Commissie dat lidstaten zelfevaluatie uitvoeren en dat de voortgang wordt gemonitord. Nederland is positief over de annex met tien essentiële punten voor de zelfevaluatie en is van mening dat deze eraan kan bijdragen dat lidstaten en Commissie elkaar de maat kunnen nemen wat betreft hun vorderingen ten aanzien van de Innovatie Unie. Ten aanzien van de nieuwe innovatie-indicator acht Nederland het van belang dat bestaande alternatieven, zoals het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten wordt meegenomen. Daarnaast acht Nederland het van belang dat de lasten die gepaard gaan met een eventuele nieuwe indicator zoveel mogelijk beperkt worden.


XNoot
1

Zie PM TK nr; BNC fiche Jeugd in beweging: brede beleidsstrategie voor onderwijs en opleiding, mobiliteit en jeugdwerkgelegenheid.

XNoot
2

Zie PM TK nr.

Naar boven