22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2021

Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 3.270.519,– voor uitvoer van militair materieel naar Thailand.

Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer naar Thailand van communicatiesystemen met inbegrip van software, delen, training en toebehoren.

De eindgebruiker van de goederen is de Thaise marine en het beoogde eindgebruik uitwisseling van gegevens tussen verschillende militaire eenheden, zowel tussen Thaise eenheden als met die van bevriende naties.

De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:

Eerbiediging mensenrechten en naleving humanitair oorlogsrecht (criterium 2):

De mensenrechtensituatie in Thailand is sinds de verkiezingen van 24 maart 2019 en de beëdiging van premier Prayut enigszins verbeterd. Zo is het aantal gevallen van vervolging van dissidenten sterk verminderd en is een aantal democratische vrijheden in ere hersteld. Desalniettemin ondervinden mensenrechtenorganisaties en -activisten vooralsnog beperkte bewegingsvrijheid en wordt hen, onder andere d.m.v. het aanspannen van rechtszaken, het zwijgen opgelegd. De Thaise marine is niet betrokken bij bovenstaande punten van zorg. Er is ook geen sprake van rechtstreekse inzet van andere dienstonderdelen van het Thaise leger om activisten of organisaties te onderdrukken.

De Thaise marine heeft zich in de bootvluchtelingencrisis in 2015 schuldig gemaakt aan het «terugduwen» van boten richting de oceaan. Uitgebreide navraag bij verschillende internationale organisaties en ngo’s (waaronder de VN en de International Organisation for Migration) wees uit dat de Thaise marine inmiddels maatregelen heeft getroffen om dergelijke handelingen te voorkomen. Sinds medio 2015 zijn geen vluchtelingenboten meer teruggeduwd. Het huidige beleid van de Thaise marine (gebaseerd op de «richtlijnen van de National Security Council 2015–2020») is om humanitaire hulp – o.m. medicijnen, voedsel en brandstoffen voor de boten waarop de vluchtelingen vervoerd worden – te verlenen aan vluchtelingen.

Gezien de positief gewijzigde koers hoeft dit eerdere handelen van de Thaise marine geen negatieve gevolgen te hebben voor nieuwe vergunningaanvragen voor de Thaise marine. Daarnaast beschikt het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet over informatie waaruit blijkt dat de Thaise marine in algemene zin – waaronder tijdens anti-piraterij operaties – haar verplichtingen t.a.v. het naleven van de mensenrechten niet nakomt.

Handhaving regionale stabiliteit (criterium 4):

De betrekkingen van Thailand met de buurlanden zijn overwegend stabiel. In het verleden hebben zich gewapende grensconflicten voorgedaan tussen Thailand en buurland Cambodja. De betrekkingen tussen Thailand en Cambodja zijn sinds 2012 genormaliseerd. Het risico op oplaaiende spanningen aan de grens tussen Thailand en Cambodja wordt als erg laag ingeschat aangezien dit niet in het belang van beide landen is.

Thailand maakt deel uit van de Combined Task Force-151, een anti-piraterij task force waar verschillende landen actief in zijn. In combinatie met NAVO en EU Naval Force (EUNAVFOR) zijn zij actief in de kust voor Somalië en de Golf van Aden.

Gelet op de aard van de goederen (communicatiesystemen) bestaat er in dit geval geen duidelijk risico dat de te leveren militaire goederen of technologie ingezet zullen worden voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

8 GS 2008/944 van 8 december 2008

Naar boven