22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 265 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2015

Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2014.

Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Kamerstuk 22 054, nr. 30), doet het kabinet u hierbij een rapport met een aantal bijlagen toekomen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 20141.

In dit rapport, dat tevens als Engelstalige publicatie zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie en is een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole beschreven. Tenslotte wordt ingegaan op de aard en omvang van de in 2014 afgegeven uitvoervergunningen. Zoals met uw Kamer is afgesproken, omvat het rapport ook een paragraaf over ontwikkelingen op het terrein van de exportcontrole op dual-use goederen.

Het Nederlandse wapenexportbeleid is gestoeld op de erkenning dat in het belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid grenzen moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensie- en veiligheid gerelateerde industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van het kabinet, voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel.

Om te kunnen beoordelen of een exporttransactie toelaatbaar is of juist tegen de grenzen van het wapenexportbeleid aan loopt, is de uitvoer van militaire goederen verboden tenzij daarvoor een vergunning is verkregen. Aanvragen voor vergunningen worden per geval getoetst aan acht criteria met inachtneming van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker.

Deze acht criteria zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon (1992) en inmiddels ook integraal opgenomen in het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.

De totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2014 bedroeg € 2.065,31 miljoen. Dat is aanzienlijk hoger dan in het voorgaande jaar, toen de totale waarde uitkwam op € 963,50 miljoen, en heeft vooral te maken met twee specifieke transacties gerelateerd aan de distributie van onderdelen ten behoeve van de productie van de F-35 en de vernietiging van munitie.

Op de eerste, derde en vierde plaats in de top 5 van landen van eindbestemming met de grootste vergunningwaarden staan respectievelijk de VS (bijna € 382 miljoen), Turkije (ruim € 248 miljoen) en Italië (ruim € 234 miljoen), maar bij deze bedragen past een toelichting. In 2014 is namelijk een globale vergunning afgegeven aan een Nederlandse dochter van een van de Amerikaanse producenten van het F-35 gevechtsvliegtuig. Deze Nederlandse dochter verzorgt de distributie van onderdelen voor de F-35, die in de VS, Canada, Australië, het VK, Nederland, Noorwegen, Denemarken, Israël en Italië geproduceerd worden, naar assemblagelocaties in de VS, Turkije en Italië. De globale vergunning heeft een waarde van € 700 miljoen en heeft een looptijd gekregen van drie jaar. Conform de systematiek van de jaarrapportages is dat hele bedrag op 2014 geboekt en vervolgens gelijkelijk verdeeld over de drie mogelijke eindbestemmingen.

Op de tweede plaats staat Duitsland met een waarde van ruim € 289 miljoen, maar die waarde geeft een ietwat vertekend beeld omdat er een vergunning van bijna € 169 miljoen bij zit, die is afgegeven aan het Ministerie van Defensie. Evenals in 2012 gaat het daarbij om een aanzienlijke hoeveelheid munitie (groot en klein kaliber) die Defensie door tussenkomst van het NATO Support Agency in Duitsland laat vernietigen. De munitie heeft een administratieve waarde, maar leverde Defensie geen «opbrengst» op. Op de vijfde plaats staat de post «Overig NAVO» met ruim € 210 miljoen. Die post is vooral opgebouwd uit de waarde van globale vergunningen voor toelevering aan materieelsamenwerkingsprogramma’s, zoals de NH-90 helikopter of de Evolved Sea Sparrow Missile.

De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister voor Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven