22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 243 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2014

In de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer bij het jaarrapport «Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2012» is aangegeven dat per abuis geen versnelde rapportage is verstuurd inzake een in 2012 afgegeven vergunning voor de uitvoer van militair materieel naar Turkmenistan (Kamerstuk 22 054, nr. 233). Tijdens het AO Wapenexportbeleid van 5 februari j.l. is toegezegd om alsnog deze brief de Tweede Kamer te doen toekomen. Met deze brief wordt voldaan aan deze toezegging.

Middels deze brief ontvangt u tevens een versnelde rapportage over een recent door Nederland afgegeven vergunning t.w.v. 6.800.000 EUR voor uitvoer van militair materieel naar Turkmenistan conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar 2.000.000 EUR (Kamerstuk 22 054, nr. 181).

Een Nederlands bedrijf heeft in 2012 een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van een aantal rondzoekradarsystemen bestemd voor patrouillevaartuigen van de Turkmeense kustwacht t.w.v. 19.250.000 EUR. In 2014 is wederom een vergunning verleend aan ditzelfde bedrijf voor uitvoer van hetzelfde type rondzoekradarsystemen en bestemd voor dezelfde eindgebruiker. Ditmaal bedroeg de waarde van de vergunning 6.800.000 EUR.

Deze aanvragen zijn getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan hier de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:

  • Criterium 2 (mensenrechten en IHR)

    De mensenrechtensituatie in Turkmenistan, een van de meest restrictieve regimes ter wereld, is zorgwekkend. Fundamentele vrijheden van meningsuiting, van beweging en van godsdienst zijn wel in de grondwet opgenomen, maar zijn in de praktijk sterk beperkt. Het aantreden van Berdimuhamedow als president in 2006 heeft niet geleid tot significante vooruitgang op het gebied van mensenrechten en burgerlijke vrijheden.

    Mensenrechtenorganisaties maken melding van detentie zonder aanklacht, marteling, verdwijningen en buitensporig gebruik van geweld door politie en veiligheidsdiensten. Oppositiepartijen bestaan er niet, de media worden door de staat gecontroleerd en de oprichting van onafhankelijke NGO’s is in de praktijk vrijwel onmogelijk.

    Deze zeer zorgelijke mensenrechtensituatie maakt dat nauwkeurig is gekeken naar de relatie tussen het goed, de eindgebruiker en het eindgebruik. De rondzoekradarsystemen zijn bedoeld voor patrouilleschepen van de kustwacht van Turkmenistan in de Kaspische zee. Deze kustwacht is vooral bedoeld om de territoriale wateren te beveiligen, o.a. vanwege aanzienlijke olie- en gasvelden. De kustwacht speelt echter geen rol in de schending van fundamentele vrijheden in Turkmenistan waardoor er geen direct verband is met geconstateerde mensenrechtenschendingen, zoals marteling, verdwijning en buitensporig geweld door politie en veiligheidsdiensten. Derhalve is de toetsing aan dit criterium positief.

  • Criterium 4 (regionale stabiliteit)

    De belangrijkste regionale kwestie vormt de status van de Kaspische zee. De Kaspische Zee-staten, te weten Azerbeidzjan, Iran, Kazachstan, Rusland, en Turkmenistan voeren al vele jaren onderhandelingen over de juridische status van de grenzen in de Kaspische Zee. Spanning bestaat tussen sommige landen vanwege verschillen van inzicht over zeggenschap over bepaalde delen van de Kaspische Zee, vooral gezien de aanzienlijke olie- en gasvelden. Deze geschillen worden op politiek niveau besproken en leiden niet tot destabilisering van de situatie. Voortdurende stabiliteit is ook in het belang van de sommige Kaspische Zee-staten in verband met plannen voor de aanleg van de Trans-Caspian Gas Pipeline.

    Verschillende staten rond de Kaspische Zee breiden momenteel wel hun kustwacht- en marinecapaciteit uit, danwel moderniseren hun vloot. Turkmenistan investeert eveneens in zijn kustwacht en marine. De aanschaf van rondzoekradarsystemen past in deze opbouw. Dankzij de politieke dialoog tussen genoemde landen hebben deze investeringen niet geleid tot een verslechtering van de regionale stabiliteit.

  • Criterium 8 (economisch en technisch vermogen ontvangende land)

    Turkmenistan wordt door de OESO als Lower Middle Income Country gecategoriseerd. Er zijn geen recente gegevens over defensie- en onderwijsuitgaven beschikbaar. Voor gezondheidszorg zijn de gegevens schaars, maar is naar schatting in 2005 en 2006 respectievelijk 4,8% en 4,9% van het BBP uitgegeven. Ongeveer 70% van het overheidsbudget wordt besteed aan sociale en maatschappelijke uitgaven, zoals gratis gas, zout, water en elektriciteit voor de gehele bevolking.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

GS 2008/944 van 8 december 2008

Naar boven